Columns
Het volgende lied zou hij graag aan iemand willen opdragen, ook al houdt hij er zelf niet zo van als anderen dat doen, maar goed, in dit speciale geval mag hij er zich wel aan bezondigen – en zonder verder een woord begint Ed Laurie te spelen.
Tot op de dag van vandaag koester ik een zwak voor Poco ‒ en dat wil wat zeggen, want we spreken dan over pakweg driekwart van mijn leven tot dusver. Eens in de zoveel tijd moet ik zomaar, in een flits, aan hun countryrock denken. Niet dat die muziek dan in mijn hoofd opklinkt, nee, ik denk er alleen maar aan.
Warren Zevon, ja, dat was nog eens andere koek dan zijn maten van de Mellow Mafia, die met hun emotioneel begaafde luisterliedjes elke mooie meid het bed in wisten te zingen. Bij hem was het een komen en gaan van alcoholisten, junkies, hoeren, pooiers, vechtersbazen, schurken, huursoldaten, lustmoordenaars en andere verknipte figuren.
"Sadness is my luxury," heet het ergens op 'The Whole Love', de nieuwe Wilco. Jeff Tweedy mag zich namelijk graag overgeven aan zelfbeklag – tot zijn eigen ergernis, want wat stellen zijn muizenissen nou eigenlijk voor vergeleken bij alle ellende op de wereld?
Nee, ik zal het moment niet licht vergeten. Voor we om klokslag tien uur zouden beginnen, wilde ze me eerst even iets nieuws laten horen. “Dit vind ik nou goed,” zei ze, terwijl ze de volumeknop naar rechts draaide – en daar knalde 'Smells Like Teen Spirit' door het flatje twee hoog in Tuindorp.
Harry Muskee is dood. Voor wie niet tot zijn intimi behoorde: plotsklaps. Aan de vooravond van zijn zeventigste verjaardag voelde hij dat hij iets ernstigs onder de leden had. Kanker, zo kwam binnen de kortste keren aan het licht. Een feestelijke festivaloptreden in Grolloo bleek zijn zwanenzang, amper vier maanden later legde hij zijn laatste loodje.
Therapeutisch. Hoe vaak duikt dit woord wel niet te pas en te onpas op wanneer iemand uitweidt over hoe hij, of zij natuurlijk, zich voor het nieuwe album autobio heeft gegraven. Geliefde vertrokken, naaste verloren, aan de dope of de fles of allebei, panne met het lijf of, gewoon, de weg kwijt – eenmaal er weer een beetje bovenop moest en zou het er uit.
Op de klaphoes van zijn klassieker 'GP' uit begin 1973 zit hij ergens in Chateau Marmont op een gang, op de antieken tafel naast hem een fles bourbon binnen handbereik. Ach, zo jong en knap nog en zo talentrijk bovendien ‒ en toch al zo vol doodsdrift.
“Het is verkeerd om terug te kijken, het doet de dingen mooier lijken. Voel me soms niet thuis in het heden en ik leef dan liever in het verleden.” Vroegwijze woorden uit het eerste liedje van zijn eerste plaat, dat Frank Boeijen ruim dertig jaar na dato ruim vijftig maal opnieuw zou zingen.
Sinds drie jaar mag hij zich nu dankzij zijn schoonzus co-auteur noemen van een wereldhit. “Die lucratieve cover,” noemt hij 'Don’t Tell Me' tussen neus en lippen door.