Last

November 2011

“Melancholie is een luxe,” zei Lynn Miles – en zij kon het weten. Jarenlang was het haar ternauwernood gelukt van de muziek rond te komen. Ze liep al stilaan naar de veertig toen men eindelijk iets begon te zien in de muurbloemige singer-songwriter. Het was ook een mooi album, dat Slightly Haunted – wat al te braaf volgens het boekje gemaakt, toegegeven, maar wel vanuit een innerlijke noodzaak. Beetje lelijke titel alleen, al valt er op de achterliggende gedachte moeilijk iets af te dingen: wie zich veel kopzorgen maakt, ligt niet meer wakker van wat zielenleed – terwijl het in haar liedjes juist draait om de zaken van het hart. I didn’t feel lonely but I know I will soon, zong ze in Last Night, geschreven op een avond thuis in Ottawa toen ze zittend in het stille donker de eerste sneeuw van de komende winter uur na uur had zien neerdwarrelen. Any day now I won’t say one good thing about the cold and the snow, and I’ll complain until spring. Helemaal mijn meisje, die Lynn.

Vijftien jaar later. Sadness is my luxury, heet het ergens op The Whole Love, de nieuwe Wilco. Jeff Tweedy mag zich namelijk graag overgeven aan zelfbeklag – tot zijn eigen ergernis, want wat stellen zijn muizenissen nou eigenlijk voor vergeleken bij alle ellende op de wereld? Dat misnoegen loopt als een rode draad door zijn werk, liet hij zich laatst ontvallen. En hij weet ook: op den duur voelt het best behaaglijk om je aldoor onbehaaglijk te voelen. Plus dat je steeds vaker in jezelf opgesloten zit. It means I’m partially there. You’re gonna need to be patient with me, klonk het zo’n vijf jaar terug kleintjes op Sky Blue Sky – niet voor niets mijn album van de jaren nul, door hemzelf kort geleden getypeerd als een meditatie over de dood. Nee, niemand anders kan zulke onromantische liefdesliedjes maken – sorry, wil hij maar zingen, sorry voor alles.

Enfin, water onder brug, zoals Tweedy het op z’n Amerikaans zal zeggen. Rigoureus gestopt met pijnstillers slikken, sindsdien wonderwel opgewassen tegen migraine- en paniekaanvallen en daarbij: lang niet meer zo’n stuk chagrijn – hij heeft volgens eigen zeggen vrede gesloten met zijn kwelgeesten. En kom hem nou niet aanzetten met de finale van The Whole Love, het liefst twaalf minuten klokkende One Sunday Morning, een bezonken folkliedje rond een briljant motiefje, waar zo achteloos ambient en minimal music in zitten verweven. Hij is immers niet de ik, dombo, maar de man van schrijfster Jane Smiley, die lichtelijk beschonken tegenover hem zijn hart luchtte. Ja, ja. Something sad keeps moving, so I wandered around. I fell in love with the burden holding me down. Wie horen we hier eigenlijk? Of haalt de een soms de ander de woorden uit de mond? Ach, wat doet het er verder toe. Dat die twee zinnetjes me voor even met mezelf verzoenen, daar gaat het om. Bless my mind, verzucht de wie dan ook tegen het eind amper verstaanbaar, I miss being told how to live. Met de jaren wordt dat inderdaad de kardinale vraag, ja – leven, hoe doe je dat in godsnaam?