Moe
Van Neil Young word ik onderhand net zo moe als van mijzelf. Neem nou zijn eigenaardige obsessie met geluid. Zo moest er alweer welgeteld 31 jaar geleden alle destijds beschikbare state-of-the-art technologie aan te pas komen om het tussendoortje Everybody’s Rockin’ te laten klinken alsof de nagebootste rockabilly en rhythm ’n’ blues van zijn spookgroep Neil & The Shocking Pinks daadwerkelijk stamde uit de late jaren vijftig. Geen wonder dan ook dat de oude als een kind zo opgetogen raakte van de door de moderne primitief Jack White gerestaureerde Voice-O-Graph uit 1947, een miniatuurstudio in de vorm van een telefooncel, waarin men voor 35 dollarcent een grammofoonplaatje kon inspreken. Neil Young wurmde zich er met akoestische gitaar en mondharmonica in voor een elftal folk- en countryklassiekers, die op My Hometown van Bruce Springsteen na dateren uit zijn artistieke vormingsjaren, zoals hij via een gesproken brief laat weten aan zijn moeder zaliger. Werkelijk niet om aan te horen, deze krassende, overstuurde, galmende, bibberige en golvende opnamen. En maar blijven schamperen over hoe erbarmelijk cd’s wel niet klinken. Waar ik alleen niemand over las: sommige liedjes van A Letter Home worden gespeeld op piano en ook doet co-reproducer Jack White af en toe mee – wat in die nauwe Voice-O-Graph toch gepaard moet zijn gegaan met een letterlijk onmogelijk gedrang. Waarvan akte.
We schreven eind mei. Juni ging voorbij, augustus naderde en toen: breaking news! Neil Young had de scheiding aangevraagd van Pegi, eega en muze sinds 36 jaar, tevens naamgeefster van zijn LincVolt, een tot bio-elektrische auto omgebouwde Lincoln Continental uit 1959. Koud een maand later liep de 68-jarige in het openbaar te tortelen met de vijftien jaar jongere filmactrice Daryl Hannah, bekend van rollen als de zeemeermin in Splash en de beroepsmoordenares in Kill Bill. Als parttime-milieuactivisten hadden de twee tijdens protestmarsen tegen de olie-industrie allengs kennis aan elkaar gekregen, zo vernamen we aan de dorpspomp. Alwaar David Crosby de paramour van zijn hippiekameraad uitmaakte voor giftig roofdier, wetende dat zij begin jaren negentig Jackson Browne nog tot de rand van de razernij had gedreven – hetgeen haar uiteindelijk te staan kwam op, geloof het of niet, een blauw oog. Enfin, al deze roddel en achterklap maakten bij voorbaat een soort getuigenis van Storytone, waar hijzelf dit tigste album eerst en vooral had bedoeld als een tour de force.
Als een would-be Frank Sinatra croont Neil Young zich in his own way door een zevental liedjes met achter zich een middelgroot symfonieorkest, de overige drie stukken begeleidt hem een giga bigband. Als het al niet verdacht klinkt naar Schmalz, dan swingt het wel op het oubollige af. Vergeet dus dit orkestrale stuntwerk en luister eens naar de akoestische soloversies op piano, gitaar of ukelele met af en toe mondharmonica – zo ingetogen en overgevoelig gezongen dat alleen een hart van steen er niet van breekt. I’m smiling through my tears, but you’ll never see them here inside with my fears. Want wat voor een peilloze verlatenheid schuilt er toch achter die doldwaze verliefdheid op weg naar het einde. Tough love can leave you almost alone, but new love brings back everything to you, zingt hij zijn ex bijna verontschuldigend toe. There’s still a glimmer of everything that I first saw in you. Even verderop klinkt het machteloos en meer nog spijtig: I tried and I tried and as the time went by you just didn’t want it no more. Nee, tegen zoveel stille wanhoop kon mijn cynisme eenvoudig niet op en niet zonder enige schaamte kreeg ik met Neil Young te doen. Ja, zo kan de liefde van je leven natuurlijk ook sterven, dacht ik. En op slag voelde ik me toen weer moe.