Crosby, Stills & Nash - Ach ja, de jaren zestig

November 1992

“O jee!” roept Crosby quasi ontzet uit. “Hij heeft het gezegd. Het…, het…”

“Het verschrikkelijke W-woord,” vervolgt Stills met een zogenaamd van afschuw vertrokken gezicht.

Nash doet er het zwijgen toe en slaat met een onhoorbare zucht theatraal de ogen ten hemel.

Vanwaar toch deze gespeelde consternatie? Welnu, het verschrikkelijke W-woord is Woodstock. En de onschuldige vraag luidde hoe belangrijk zij het destijds vonden om op dat popfestival te staan.

“Ach, het was gewoon een optreden als ieder ander,” liegt Nash uiteindelijk zonder enige overtuiging. “Hoezo?”

Nou, omdat ze sindsdien gelden als de spreekbuis van de Woodstock-generatie. Dat kunnen ze toch niet ontkennen, of wel soms?

“Nee, helaas niet,” moet Nash toegeven. “Maar we hebben nooit de spreekbuis willen zijn van wie dan ook, laat staan van een hele generatie. We voelen ons gebrandmerkt. We leven inmiddels bijna een kwart eeuw later en nog altijd worden we te pas en te onpas met Woodstock geassocieerd. Alsof we daarna nooit meer iets goeds hebben weten te presteren.”

Die avond geeft het legendarische trio een optreden in een uitverkocht Muziekcentrum Vredenburg in Utrecht, waar het opvallend gemêleerde publiek op zijn wenken wordt bediend: de vele prijsnummers van het debuut Crosby, Stills & Nash en de samen met Neil Young opgenomen opvolger Déjà Vu worden voor de zoveelste keer nog eens dunnetjes overgedaan. Hoezo niet teren op oude glorie?

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het optreden wel degelijk zijn magische momenten kent. Met name Crosby en Nash blijken voortreffelijk bij stem en ofschoon Stills zeker aanvankelijk nogal kraaierig klinkt, evenaart hun samenzang soms de adembenemende perfectie van weleer.

Wanneer ze een complex gearrangeerd stuk tot een fantastisch einde hebben weten te brengen, kan Crosby na het daverede applaus zijn geluk niet op. “Weet je, we durven risico’s te nemen, dat hebben we altijd gedaan, vandaar dat we geregeld plat op onze bek gaan,” laat hij zich ontvallen. “Andere keren stijgen we boven onszelf uit en dan zijn we echt de koning te rijk.”

*******

Wie het hebben mogen meemaken, zullen het nooit van hun leven vergeten: die dag aan de vooravond van de jaren zeventig toen ze voor het eerst door Crosby, Stills & Nash als het ware de zevende hemel werden ingezongen. Zelfs de naaste vrienden van het drietal wisten niet wat hen overkwam. Zo hangt bij Stills thuis ergens aan een wand een foto van hem naast Neil Young die met een open mond van verbazing staat te kijken als een onnozel kind. “Ik liet hem toen onze allereerste opnamen horen,” vertelt Stills trots. “Hij kon zijn oren gewoon niet geloven.”

Hebben ze misschien zelf een verklaring waarom hun onovertroffen close harmony tot op de dag vanvandaag volstrekt uniek mag heten?

“De fysiologie van onze stemmen, dat maakt de combinatie van ons drieën zo apart,” meent Stills.

“Hoe het komt dat we zo perfect bij elkaar passen, is voor onszelf evenzeer een raadsel, want het gaat om drie totaal verschillende stemmen,” zegt Crosby.

“Drie totaal verschillende persoonlijkheden ook,” vindt Nash.

Ondanks hun botsende ego’s bleven ze door de decennia heen optredens geven en platen maken, al kwam van dat laatste door langdurende periodes van creatieve armoede niet bijster veel terecht. Ze zijn onafscheidelijk, zo lijkt het, in voor- en tegenspoed, tot de dood hen scheidt. Of vinden ze die vergelijking met een huwelijk wat al te ver gezocht?

“Nee hoor,” antwoordt Nash. “Want afgezien van het feit dat je heel wat tijd met elkaar doorbrengt, komt er bij een artistieke relatie ook de nodige intimiteit kijken. Je moet je hart openen voor de liedjes van de anderen en je ontvankelijk tonen voor hun ideeën over de uitvoering van je eigen nummers.”

“Het heeft inderdaad alles van een huwelijk: de vriendschap, het geruzie, de problemen, de extase en wat al niet meer,” vult Crosby aan.  “Alleen de seks ontbreekt. Gelukkig maar, zou ik zeggen.”

*******

Hoe hebben ze elkaar nou eigenlijk gevonden? David Crosby (51) was in 1967 tijdens een Engelse tournee door Cass Elliott van The Mamas And The Papas voorgesteld aan Graham Nash (50), die hem vervolgens bij zich thuis te logeren nodigde teneinde hem “al die bauwogige dames van het lijf te houden”.  Toen Nash met The Hollies een jaar later Los Angeles aandeed, werd hij op zijn beurt door Crosby meegetroond naar een feestje van The Monkees om “die maniak, mijn vriend” Stephen Stills (47) te ontmoeten.

Crosby was zojuist door Roger McGuinn uit The Byrds gezet, Stills zag geen heil meer in Buffalo Springfield en Nash voelde zich niet langer thuis in The Hollies. Ze waren voor elkaar voorbestemd, althans volgens Mama Cass. Kunnen ze zich eigenlijk nog herinneren wanneer en waar ze voor het eerst hebben samengezongen?

“14 februari 1968,” zegt Nash ogenblikkelijk.

“Hoe weet je dat zo zeker?” informeert Stills.

“Het was Valentijnsdag.”

“Maar wáár het plaatsvond, daar verschillen de meningen over,” aldus Crosby. “Stephen denkt dat het bij Cass was, ik geloof dat het bij Joni Mitchell gebeurde.”

“Dat komt omdat jij toen verliefd was op Joni,” veronderstelt Stills.

“Nee nee, die liefde was op dat moment inmiddels over. Ik ging al met Christine.”

“Wat in ieder geval als een paal boven water staat, is dat ik destijds smoorverliefd was op Joni,” komt Nash tussenbeide.

“En ik op Judy Collins,” bekent Stills op zijn beurt.

“Daarbij waren wij drieën ook op elkaar verliefd,” zegt Crosby. “ Muzikaal gesproken dan.”

“Tijdens de opnamen van het eerste album kregen we voortdurend kippenvel van onszelf,” beweert Stills.

“Die liefde en warmte ontbreken op Déjà Vu, omdat we in die periode alle drie diep in de put zaten,” verklaart Nash. “Christine was overreden, terwijl Stephen en ik onze relatie op de klippen hadden zien lopen. Om maar te zwijgen van Neil. Instinctief wisten wij dat hij ons gebruikte.”

“Hoewel ons dat niet echt iets kon schelen,” werpt Crosby tegen. “ De muziek was immers uit de kunst.”

*******

Ach ja, de jaren zestig. De overlevenden kijken er, stakkerig wijs als ze zijn geworden, met gemengde gevoelens op terug. Daarentegen blijken talloze jongeren van tegenwoordig mateloos gefascineerd door die periode tussen 1967 en 1972, waarvan ze zich kennelijk een hoogst romantische voorstelling maken.

“Vind je het gek?” vraagt Nash retorisch.

“Realiseer je eens in wat voor een harde tijd wij momenteel leven,” zegt Crosby.

“Wij geloofden heilig dat we de wereld konden veranderen en zodoende zelf onze toekomst konden bepalen,” vervolgt Nash. “De hedendaagse jeugd weet zich machteloos, vandaar dat ze zo nieuwsgierig is naar het laatste tijdvak in de geschiedenis waarin jongeren nog wel invloed uitoefenden: de late jaren zestig.”

“Wij wisten zeker dat we de oorlog in Vietnam konden stoppen,” verduidelijkt Crosby. “Het kostte ons veel langer dan we aanvankeljk dachten, maar we hebben die oorlog weten te stoppen!”

“Vandaag de dag trekt de regering zich geen mallemoer meer aan van het volk, reden waarom jongeren zich massaal van de politiek hebben afgekeerd,” vindt Stills.

“Daarom hebben we dit jaar de bezoekers van onze concerten op het hart gedrukt om toch vooral te gaan stemmen,” vertelt Nash. “Alleen langs die weg kun je het systeem immers beïnvloeden.”

“Je moet de hoop levend zien te houden, zodat de jongeren niet wegvluchten in het verleden,” oreert Crosby. “Aan de andere kant kun je het ze niet kwalijk nemen dat ze zich blind staren op de jaren zestig. Wij gebruikten psychedelische drugs bij de vleet en hadden nergens last van.”

“Nu heb je crack en dealers die elkaar met uzi’s overhoop schieten,” zegt Nash.

“In onze tijd kon je ook zorgeloos naar bed gaan met iedere vrouw die je maar beliefde,” herinnert Crosby zich opgetogen. “Rijen vrouwen!”

“En je ging er niet aan dood,” weet Nash nog. “Af en toe liep je wel eens iets op, maar je ging er niet aan dood.”