Buddy & Julie Miller - Godzijdank

November 1997

“Let alsjeblief niet op hoe ik er uitzie,” zegt Julie Miller. “Ze hebben namelijk de verkeerde koffer uit de bus gepakt, vandaar dat ik nu hier in mijn pyjama zit.” Met een ondeugende meisjesblik plukt ze nuffig aan de half lange pijpen van wat net zo goed kan doorgaan voor elegante zomershorts. Haar benen zijn gestoken in zwarte wollen kousen die tot over de knie reiken en verder draagt ze een wintertruitje in dezelfde kleur. Het loopt tegen half vijf in de middag en de zangeres heeft zojuist met een burrito en een cola ontbeten. “Sorry, even mijn pillendoosje zoeken,” verontschuldigt ze zich, terwijl ze wat in haar handtas rommelt. “We hebben in de jaren zeventig en tachtig zo veel drugs genomen, dat we nu elke dag vitaminen moeten slikken.” En ze giert het uit.

Vanochtend rond de klok van tienen arriveerde ze samen met haar man in het gevolg van Steve Earle na een rit van zeven uur in Amsterdam. Halfwakker was ze vanuit haar couchette linea recta het hotelbed ingedoken en na afloop van het optreden vanavond zal het hele gezelschap zich ergens in de kleine uurtjes alweer op weg naar Bern begeven. Wat een hondenleven, denk je dan als buitenstaander onwillekeurig, maar er komt geen klacht over haar lippen. Integendeel zelfs. “We worden door en door verwend,” zegt ze verzaligd. “We reizen in een comfortabale bus, we logeren in luxueuze hotels en we krijgen fatsoenlijk te eten. We staan voor stampvolle zalen te spelen en de sfeer onderling is ronduit geweldig. Wat wil een mens nog meer?”

Nou waren het tot voor kort ook arme sloebers, Julie en haar man Buddy Miller. Dat ze tegenwoordig de eindjes heel wat gemakkelijker aan elkaar kunnen knopen, heeft het echtpaar vooral te danken aan die schat van een Emmylou Harris. Een jaar of wat terug deden hij en zijn maat Jim Lauderdale een paar weken lang haar voorprogramma, waarbij de countrydiva zich niet te hooghartig toonde om het gelegenheidsduo in haar kring op te nemen. Zo putte hij de moed om haar een cassette toe te sturen met daarop een liedje van zijn vrouw, dat haar naar zijn mening op het lijf was geschreven. Wie schetste hun beider verbazing toen ze vele maanden later te horen kregen dat All My Tears (Be Washed Away) een plaats zou vinden op Wrecking Ball, haar absolute meesterwerk met aan het roer Daniel Lanois. Toen de veelgevraagde producer zich vanwege nieuwe projecten na verloop van tijd als gitarist uit haar groep moest terugtrekken, trok Buddy Miller de stoute schoenen aan en solliciteerde hij naar de vacature.

Na de zomer zal Emmylou Harris vrijwel zeker opnieuw een beroep op hem doen. Tot dan speelt hij in de groep van Steve Earle, die hem louter uit goedaardigheid samen met zijn vrouw het voorprogramma laat verzorgen. “De beste countryplaat van het decennium,” zo stak de hard-core troubadour de loftrompet over Your Love And Other Lies, het inderdaad magistrale debuut van zijn huidige gitarist. Ook vanuit Nashville, het industriële bastion van dit typisch Amerikaanse muziekgenre, kon hij op onvermoede erkenning rekenen. Liefst drie stukken van dat voor een appel en een ei vervaardigde album werden opgenomen door coryfeeën als het driedubbel platina verkopende duo Brooks & Dunn. “Of ik onderweg naar de bank soms heb moeten huilen?” Buddy Miller glimlacht er als een boer met kiespijn bij. “Laat ik er dit van zeggen: ik voel me gevleid, dus ik kan met die covers best leven.”

Als laatbloeier koestert hij niet de minste illusie over een eigen carrière. “Niemand hoeft me te vertellen dat ik te oud en te lelijk ben,” zegt hij, de onafscheidelijke honkbalpet even over zijn kalende kruin heen en weer schuivend. Niettemin toonden diverse gevestigde platenfirma’s het afgelopen jaar belangstelling voor hem, maar hij bedankte vriendelijk voor de eer. “Waarom zou ik het zekere verruilen voor het onzekere? Ik mag werken met fenomenale talenten als Emmylou en Steve, die ook nog eens geweldige mensen zijn om mee op te trekken. En daarnaast kan ik om de zoveel tijd zelf een plaat maken, waar ik voor de volle honderd procent achtersta, zodat ik me er over een paar jaar tenminste niet voor hoef te generen. Nee, met wat ik nu eindelijk bereikt heb, ben ik meer dan tevreden.”

*******

Ze leken weggelegd voor een nomadenbestaan, de Millers, maar ondertussen wonen ze toch alweer een jaar of vier in Nashville, langer dan ze het ooit ergens anders uithielden. Ze besloten zich er om louter praktische redenen te vestigen. Als vaste begeleider van Jim Lauderdale vertoefde hij namelijk al zo vaak in de countryhoofdstad dat ze er eigenlijk net zo goed domicilie konden kiezen. Toen hij zich eens op de huizenmarkt aldaar oriënteerde, bleek een woning in het centrum nog niet de helft te hoeven kosten van de veertienhonderd dollar aan huur voor hun appartement in Los Angeles. De keus viel op een groot oud pand op een steenworp afstand van Music Row, de wereldberoemde straat waaraan de belangrijkste platenmaatschappijen, opnamestudio’s en muziekuitgeverijen liggen. “Puur toeval, hoor. We hadden de makelaar alleen maar gevraagd naar iets uit te kijken in een buurt met veel eettenten, want Julie en ik kunnen geen van beiden koken.”

Recorded at Dogtown Studios, staat er bij de albums van het echtpaar vermeld, hetgeen zoveel betekent als: bij hun thuis opgenomen in de achterkamer. De akoestiek van de hoge ruimte echoot luid en duidelijk door in hun muziek, zij het niet omdat het onmogelijk te verdoezelen valt. “Ik houd nu eenmaal niet van dat steriele geluid van tegenwoordig,” verklaart Buddy Miller, die zelf als technicus fungeert. “Afgezien daarvan gaan al die hypermoderne platen mettertijd gedateerd klinken, iets wat ik per se wil vermijden.” Onbedoeld ademt de organische klank van zijn producties ook de ongedwongen sfeer gedurende de opnamesessies. “Ik hoef tenslotte niet continu de klok in de gaten te houden om te kijken hoeveel tijd ons nog rest. Zo kunnen we in alle rust repeteren totdat we het definitieve arrangement hebben uitgedokterd. Bovendien kan ik van het geld dat ik aan studiohuur uitspaar de muzikanten fatsoenlijk betalen. Al kosten ze me overigens geen cent, want het zijn allemaal even goede vrienden, die vrijwillig aanbieden om gratis mee te komen helpen.”

Wat hem bovenal stoort aan wat vandaag de dag voor reguliere country moet doorgaan, is de totale zielloosheid. “Het wil me echter maar niet lukken de vinger op de zere plek te leggen. Tenslotte worden al die inwisselbare platen net als in de jaren vijftig, zestig en zeventig fabrieksmatig in elkaar gestoken, terwijl ook vroeger de commercialiteit van het product vooropstond.” Dat men in Nashville kennelijk geen enkel respect meer voor de eigen traditie weet op te brengen, blijkt hem iets minder tegen de borst te stuiten. “Zelf ben ik nou ook niet bepaald een purist,” zegt hij, daarbij verwijzend naar zijn cover van de Otis Redding-klassieker That’s How Strong My Love Is op Poison Love, de al even grandioze opvolger van zijn onvolprezen debuut. “Soul en blues liggen me eerlijk gezegd net zo na aan het hart als country, al hoort iemand anders die invloeden er niet zo gauw aan af. Want zelfs als ik mijn uiterste best doe om anders te zingen, dan nog klink ik als een onvervalste boerenkinkel.”

*******

Onlangs vierden ze hun vijftiende huwelijksdag. Ruim twintig jaar geleden al leerden Julie Griffin (41) en Buddy Miller (45) elkaar kennen in Austin, waar hij kort daarvoor met zijn groep Partners In Crime was neergestreken. “We waren een stel losbandige hippiecowboys, die in een afgedankte schoolbus het hele land doorkruisten,” vertelt hij. “Als we niet ergens een optreden in een of ander café konden versieren, posteerden we ons gewoon op de hoek van de straat. Van pure armoede moesten  we soms hondenvoer eten.” In die periode legde hij de basis voor zijn curieuze verzameling Italiaanse gitaren uit de jaren vijftig, waarvan hij er tot op de dag van vandaag een aantal gebruikt, hoe gammel ze intussen ook mogen wezen. “Ze zien er nogal maf uit, maar ze spelen fantastisch en er zit een prachtig geluid in. En dan te bedenken dat ik ze ooit voor vijftig dollar per stuk bij de lommerd op de kop heb getikt.”

Opgegroeid aan de Oostkust begon hij zijn muzikale loopbaan op de middelbare school in een bluegrasscombo. Toen hij na verloop van tijd in een countrygroep belandde, schakelde hij van contrabas over op pedal steel. Verzot op de duetten van Dolly Parton & Porter Wagoner en George Jones & Tammy Wynette vond hij in zijn toekomstige vrouw een ideale tegenhanger. “Terwijl ik als kind die muziek nota bene verafschuwde,” bekent Julie Miller schaterend. “Thuis hoorde ik de hele dag niets anders dan dat gejengel. Ik moest er bijna letterlijk van overgeven.” Ze hield er wel een perfecte beheersing van het hillbillyjargon aan over, getuige haar neoklassieke teksten voor de composities van haar man. “Kostelijk om te doen, werkelijk waar. Als ik zo’n regel als I’m not lonely, I’m just lonesome for you neerschrijf, zit ik me echt te verkneukelen. En Buddy zingt het ook zo mooi, hè?”

Haar eigen liedjes behoren tot een geheel andere orde. She goes crazy from the clatter in her head, heet het ergens op Blue Pony, waarmee ze verleden jaar debuteerde als wereldlijke singer-songwriter. Her amnesia is her only anesthesia. Wanneer ze het spoor van haar redelijk succesvolle carrière als relizangeres terug volgt, blijkt er achter die hartveroverende lachebek dan ook een kwetsbaar kindvrouwtje schuil te gaan. “Voordat God zich over mij ontfermde, voelde ik me als een wees,” fluistert ze ineens op intens verdrietige toon. “Met Buddy en de andere jongens van de groep mocht ik dan wel plezier schoppen, maar van binnen was ik erg alleen. Ik miste iemand in mijn hoofd om mee te praten. Soms maakte de eenzaamheid mij zo krankzinnig dat ik me moest laten opnemen. Ik zakte langzaam weg in het drijfzand van mijn isolement.”

Geboren en getogen in de Bible Belt van Texas, hield ze de kerkelijke gemeenschap voor één grote hypocriete bende. In het christendom zag ze derhalve geen enkel heil, totdat ze op zekere dag een boek in handen kreeg over een joodse schrijver achter het IJzeren Gordijn, die vanwege zijn religieuze overtuiging niet minder dan dertien jaar achter de tralies had gezeten. “Zo’n diep geloof wou ik ook en toen op een avond gebeurde het: God openbaarde zich aan mij. Ik zal het nooit vergeten: ik zat buiten achter een café in een donker hoekje en plotseling hoorde ik hoe Hij vanuit het niets tegen me begon te praten. Als ik wilde, zou Hij mij de weg wijzen. Van louter geluk barstte ik in tranen uit. I was saved!” En luid jubelend strekt Julie Miller de armen ten hemel.