Vacuüm

Juli 2010

En zo stonden we na het knallende optreden van Los Lobos op het ouderwets gemoedelijke Ribs & Blues Festival ineens achter de hekken voor het podium in razend tempo cd’s te verkopen. Van hun twee in eigen beheer uitgebrachte live-albums vlogen er in amper twintig minuten toch al gauw een stuk of zestig weg, niet in de laatste plaats omdat de amigos de musica ze ter plekke met dikke viltstiften voorzagen van onidentificeerbare handtekeningen. Goed en wel terug bij de mobiele kleedkamerkeet begon de tourmanager gelijk de tientallen bankbiljetten keurig te verdelen om vervolgens ieder van de vijf een stapeltje toe te stoppen. Waarna we met z’n allen ons tussen het volk te goed gingen doen aan spareribs, shoarma dan wel bami of nasi.

Die pinkstermaandag in Raalte voelde als een toegift na de Nederlandse tournee van een paar weken eerder, waarop het wolvenroedel ons in zijn midden had opgenomen. Of we nog wat beleefd hebben? Tja, dat is te zeggen. We hebben nogal wat afgepraat, over het leven enzo, maar verder? Op zich is er eigenlijk niets bijzonders gebeurd, net zomin als er buiten de optredens iets op het programma stond. Iedereen kon doen en laten wat hij wilde ‒ waarbij rondlummelen bijna ieders voorkeur genoot.

Ledigheid is des duivels oorkussen, heet het, maar op tournee kun je die tot levenskunst verheffen. De tijd lijkt stil te staan en vliegt tegelijk voorbij. Loop je niet langer dan een dagje mee, dan weet je van verveling niet waar het te zoeken. Zo gauw je de volgende ochtend in de tourbus zit en al rijdend de landerigheid in jezelf voelt neerdalen, stap je een soort vacuüm binnen. Je bevindt je nog wel in de werkelijkheid, alleen neem je er voor je gevoel geen deel meer aan.

Kijk, het is natuurlijk zaak niet al te heftig door te halen, want dan is binnen de kortste keren het einde zoek. Zie het vreugdeloze hedonisme in vooral de tweede helft van de jaren zeventig, zoals te horen op Running On Empty van Jackson Browne. Opgenomen in de kleedkamer, het hotel, de tourbus en uiteraard op de bühne laten deze tien liedjes over een rondtrekkend rock ’n’ roll-gezelschap zich beluisteren als een onthullende en, meer nog, niets verhullende documentaire. En zo krijgen we mee hoe de sensitieve singer-songwriter op 17 augustus 1977 op kamer 124 in de Holiday Inn van Edwardsville, Illinois na het volbrengen van het loflied Cocaine het laatste lijntje van die doorwaakte nacht wegsnuift.

Nog lang geen dertig en dan al zo uitgeput, verveeld, lusteloos, geblaseerd ‒ hoe zelfgenoegzaam toch om juist daar over te zingen. Ware het niet dat Running On Empty uiteindelijk over iets anders gaat. Wie als popmuzikant in een staat van algehele lamlendigheid zijn kunstje moet vertonen, kan zichzelf namelijk pas echt finaal van de wereld spelen. En waar kom je dan terecht? ‘In the void,’ aldus ooit Neil Young. Om er met een vette grijns aan toe te voegen: ‘That dangerous place to be.’ Want waarom zou je weer met beide benen op de grond willen staan als je ook kunt blijven zweven?