Folkore
The Boss laat me toch niet los. Want als het om helden gaat, ben ik zo trouw als een hond, ook al zijn hun gloriedagen voorbij. Toegegeven: aan enthousiasme, toewijding, zendingsdrang, geloofwaardigheid en charisma heeft Bruce Springsteen nog niets ingeboet. Alleen vind ik zijn werk steeds meer van het kaliber van dik hout zaagt men planken. Het alom luid bejubelde We Shall Overcome: The Seeger Sessions spant wat mij betreft de kroon.
Als muzikaal archeoloog valt die goede oude Pete Seeger uiteraard niet genoeg te prijzen, maar zijn platen klonken mij in de jaren zestig al oubollig in de oren. Vooral zijn neiging het publiek massaal te laten meezingen, deed voor mij toen de deur dicht. En uitgerekend dat singalong-element heeft Springsteen overgenomen bij zijn herinterpretaties van klassieke folkliedjes over onrecht, onderdrukking, armoede, oorlog en geloof. Strijdbaarheid en onverzettelijkheid worden bij hem zelfs regelrecht omgetoverd tot gezelligheid en joligheid, waardoor de betekenis van de teksten geheel en al verloren gaat. Oh, my Oklahoma home is blown away, zingt Bruce. Blown away! brult het dertienkoppige ensemble er triomfantelijk achteraan.
Het enorme instrumentarium omvat gitaren, contrabas, violen, banjo, mandoline, accordeon, mondharmonica, drums, wasbord, tamboerijn, tuba, trombone, saxofoon, trompet, piano en warempel orgel. En tijdens de concerten komen daar nog eens pedal steel en dobro bij plus een stel zwarte achtergrondzangers. Het resultaat is een ratjetoe van folk, bluegrass, dixieland, ragtime, country en gospel, dat willekeurig, rommelig, gemakzuchtig en banaal aandoet vergeleken bij de fabuleuze synthese die de vermeende Springsteen-kloon John Mellencamp bijna twintig jaar geleden met praktisch dezelfde stijlelementen wist te bewerkstelligen op The Lonesome Jubilee. En ook diens schandalig miskende coveralbum Trouble No More van drie jaar terug blijft verschoond van de plaatsvervangende nostalgie, waarmee het geloof in de veerkracht van de Verenigde Staten na die elfde september levendig moet worden gehouden.
We Shall Overcome doet me op een akelige manier tegelijkertijd denken aan een landdag, een protestmars en een kerkdienst. Natuurlijk, ik begrijp best wel waarom die ‘eindelijk weer eens echte muziek’ op iedereen zo’n aanstekelijke en verheffende uitwerking heeft: vrijheid, gelijkheid, broederschap, houd er de moed maar in, er komen betere tijden, enzovoorts. Ik kan het gewoon niet helpen, maar mij maakt al die kneuterige folklore alleen maar wrevelig, sterker nog, ik erger me er werkelijk kapot aan.