Overleven
Wanneer je voor het eerst weer muziek hebt geluisterd? Acht dagen na dato, de dag van het laatste afscheid, ’s avonds laat. De nieuwe Bob Dylan, Tempest, het album van de ondergang. Look down angel, from the skies, hoorde je de oude bard met zijn kraaienstem zingen, help my weary soul to rise. En dat die band van hem, featuring Los Lobos-opperhoofd David Hidalgo,daar ondertussen toch lekker in the groove stond te spelen, dat kreeg je warempel ook nog mee.
De volgende dag, ver voorbij middernacht, zette je Los Lobos zelf op, de live-dvd van hun twintig jaar oude klassieker Kiko, vijf jaar geleden al opgenomen, onlangs pas verschenen. Heftig, heftig. Want koud twee maanden eerder waren jullie nog met de amigos de musica een dag of vijf op pad geweest. En ergens tijdens hun bevlogen optreden in Karlsruhe had je het toen benauwd gekregen, zomaar, pardoes – wie weet, dacht je, is dit wel de laatste keer.
De dag erna, op de vroege zondagochtend, draaide je de langverwachte onverwachte comeback van Iris DeMent, Sing The Delta, als vanouds een album vol vergankelijkheid. In time you might seem like a dream, but until then and in between I’ll linger on each sacred scene before the colors fade. En dat gezongen met die hartverscheurende stem van haar.
Twee dagen later op naar het eerste concert. Geen beter middel tenslotte om de zinnen een beetje te verzetten. Dik een maand verder zou je er pas voor het eerst weer echt in komen, bij Carolina Chocolate Drops, dat jonge zwarte combo dat stokoude Amerikaanse folklore zo springlevend laat klinken. Ach, wat zou ze hier toch van hebben genoten, moest je onwillekeurig denken – wat je beter niet had kunnen denken.
De week daarop zouden jullie naar Keulen voor een midweektripje, dat wil zeggen: een dagje stad en de avond ervoor Wilco, het slotconcert van The Whole Love-tournee. Tja, dat ging wegens familieomstandigheden dus mooi niet door. Ware het niet dat je op de valreep alsnog door twee brothers in arms werd meegetroond.
Wat een prachtzaal bleek dat E-Werk, zeg. Wat een warmhartig en aandachtig publiek ook, kom daar tegenwoordig eens om in Nederland. En Wilco? Na dat fabuleuze optreden vorig jaar in de Tilburgse poptempel 013 kon het gewoon niet anders dan tegenvallen – maar nee, het was opnieuw weergaloos. Je voelde zowaar iets wat verdacht veel leek op verlichting.
Van Sky Blue Sky, jouw album van de jaren nul, deden ze liefst vier stukken, waaronder Hate It Here, een angstvisioen van voorman Jeff Tweedy: zijn vrouw is vanwege dat eeuwige gesomber van hem met de noorderzon vertrokken. Een excuusliedje eigenlijk, het zoveelste. Maar toen ze hem zo wanhopig hoorde zingen hoe hij de vaat doet, het bed verschoont, een wasje draait, de boel opruimt, de vloer dweilt, zelfs haar moeder belt, toen hield ze het gewoon niet meer – het idee alleen al.
Jij daar in Keulen luisterde opeens met heel andere oren naar Hate It Here. En zo kon je uiteindelijk alsnog je smart delen – een klein beetje weliswaar, maar toch. I try to stay busy, klinkt het nu avond aan avond, I try to keep myself occupied, ’cause I know you don’t live here anymore.