Nits - So Wie Die Grossen

April 2014

Even dacht hij nog aan een grap. Die man in jacquet met dat lijkbleke gezicht leek in dat blauwige licht wel een dubbelganger. Maar nee, het was echt niemand minder dan de burgervader van Amsterdam in hoogsteigen persoon. Linea recta van een banket met het koningspaar en een delegatie Chinezen naar de Paradiso gesneld om de Nits aan het eind van dat lange jubileumconcert een lintje te komen opspelden. Een paar dagen later sprak Henk Hofstede zijn vriend Frank Boeijen: “Nu zijn we ridders onder elkaar.”

Ridder in de Orde van Oranje Nassau - Henk Hofstede toont zich vereerd, zij het een beetje tegen wil en dank. Dat die Koninklijke onderscheiding is toegekend “vanwege hun onuitwisbare bijdrage aan de ontwikkeling van de Nederlandse en internationale popmuziek”, waarbij “het weinig popbands is gegeven om veertig jaar op zó’n hoog niveau muziek te blijven maken”, ervaart hij als een enorme erkenning voor een vreemde eend in de bijt als de Nits zelfs in de wereld van de rock ’n’ roll hoe dan ook toch zijn. “Ik vind het bijzonder waardig, zeker, terwijl het aan de andere kant mijlenver van mij af staat. We zijn nu als het ware binnen de samenleving goedgekeurd, maar dat heeft niets te maken met het anarchisme van de popmuziek. Een plaat van een bevriende Zwitserse band, Stop The Shoppers, draagt als titel So Wie Die Großen. We zijn dan wel zoals de groten, alleen is datgene wat we maken ongrijpbaar. Dat is juist wat mensen vanuit de politiek er zo moeilijk aan vinden: ze kunnen het niet te pakken krijgen.”

De dertigste verjaardag herdachten de Nits enkel terloops door een fonkelnieuw album te dopen naar hun geboortejaar 1974. Een decennium later nemen voorman Henk Hofstede, toetsenist en sampletovenaar Robert Jan Stips en slagwerker extraordinair Rob Kloet zichzelf en hun publiek een jaar lang mee op een wonderbaarlijke reis terug naar de toekomst. Een stuk of vier optredens in kleine zalen van de winter fungeerden als try-outs voor het materiaal uit de eerste tien jaar, waarvoor ze flink hebben moeten repeteren om het weer onder de knie te krijgen, uitgezonderd natuurlijk de podiumkrakers Nescio en Adieu, Sweet Bahnhof. “Je moet die oude nummers namelijk precies zo uitvoeren als destijds, omdat ze zich niet zomaar laten overzetten naar de huidige tijd. En dan wordt het nog knap lastig om ze vanuit het nu te reproduceren. Je moet je verplaatsen in de persoon van toen. Eigenlijk ga je jezelf coveren.”

Al luisterend en oefenend stonden de Nits zo nu en dan zelf te kijken van wat ze in hun wonderjaren hadden geconcipieerd, bekent Hofstede. Zo bleek de hoekige new wave van hun allervroegste platen, opgenomen in de Stipsloze oerbezetting met Michiel Peters en Alex Roelofs, allesbehalve eentonig. “Die mechanische nummers steken ondanks het hoge tempo behoorlijk subtiel in elkaar, met veel kleine overgangen. En in een liedje als Office At Night, over de schilderijen van Edward Hopper, ontdekte ik een zekere tijdloosheid. Hoe naïef en gekunsteld soms ook, ik vond het lang niet zo onvolgroeid als ik dacht. Misschien was dat vroege oeuvre wel niet volgroeid omdat de persoon die het zong dat toentertijd nog niet was, bedacht ik me. Zo merk je opeens dat hoezeer je ook bent veranderd, je in bepaalde opzichten hetzelfde bent gebleven. Dat is onthutsend, maar tegelijk ook wel mooi.”

Veertig jaar samengevat in een slordige vijftig liedjes plus anderhalf dozijn videoclips van eigen makelij, verpakt in een even eenvoudige als stijlvol vormgegeven longbox – het mag de Nits ten voeten uit heten. Net zoals het vraagteken achter de groepsnaam, de titel van deze onberispelijke, hooguit al te bescheiden anthologie. “De vorm was er, de kleurstelling, het letterbeeld: het kwadrant met de letters van de naam, zoals ontworpen voor het album 1974, met daaronder het getal 40. Dat stond mooi, maar oogde ook saai, bijna doods,” vertelt Hofstede, die samen met echtgenote Riemke Kuipers al sinds ruim een kwart eeuw tekent voor het artwork. “Hoe zouden we de box dan gaan noemen? Ik schreef de anderen een mailtje. In het onderwerpveld zette ik ‘Nits’ en daar tikte ik toen een vraagteken achter. Ik wist meteen: dit is het. IJzersterk, net zoals Help! van The Beatles. Nits? klopt helemaal, want de vraag wat voor band we zijn, wat voor soort muziek we maken, is heel juist én nooit goed beantwoord, niet door anderen en niet door ons. Dat kan blijkbaar niet en het hoeft ook eigenlijk niet.”

*******

Henk Hofstede ontvangt thuis in Amsterdam aan het Oosterpark, alwaar de aardige jongens uit Nescio’s klassieke novelle Titaantjes in weer en wind op een bankje zitten te nietsnutten. Op een steenworp afstand van dat bronzen beeld verrijst De Schreeuw, het monument van Jeroen Henneman ter nagedachtenis aan de vlakbij gepleegde moord op Theo van Gogh, een gebeurtenis als een boze droom die centraal staat op Les Nuits uit 2005, misschien wel het donkerste album van de Nits: I walk in my neighbourhood. I turn a corner. I see a river of blood with angels drowning. Devils with black parachutes fall down with bare feet on the street, with sound of a thunder, incredibly loud. My hands are on my ears.

We leven de tweede vrijdag van april, een week of drie na de officiële opening van hun feestjaar in de Paradiso, en de groep heeft net een rondje Duitsland, Oostenrijk en Engeland achter de rug. Over weer drie weken zullen ze acte de présence geven op een marathonhommageconcert in het Schauspielhaus in Zürich ter gelegenheid van het verschijnen van Isnt Nits, een driedubbelalbum met covers door overwegend Zwitserse muzikanten van diverse generaties uit verschillende disciplines. “Een cadeau van oude vrienden van ons, mensen die we begin jaren tachtig hebben ontmoet toen we daar voor het eerst optraden. Bijna alle journalisten en muzikanten in het publiek die avond hebben tot op de dag van vandaag een band met de Nits.”

Naast een documentaire voor Het Uur Van de Wolf volgt later dit jaar ook nog een vervolg op het monumentale Urk: een dubbelalbum met een keur aan liveopnamen uit de afgelopen twee decennia, variërend van werk met het Residentie Orkest tot intieme sessies en ‘stukken met de dames’, zijnde toetseniste Laetitia van Krieken en bassiste Arwen Linnemann, de Robert Jan Stips ad interims. “Zo word je voortdurend geconfronteerd met het verleden, terwijl het heden gewoon doorgaat, want er zit een ongelooflijke kracht in ons,” stelt Hofstede vast. “Er ligt een inmiddels gigantisch en kleurrijk oeuvre, waar met de viering van dat veertigjarig jubileum nu als het ware een cirkel omheen ligt. Het voelt behoorlijk compleet, vandaar dat ik niet sta te popelen het proces van een volgend album in te gaan, al stopt het werken aan nieuwe liedjes nooit. Liever verken ik eerst andere mogelijkheden, zoals een project met het Scapino Ballet. Ik ben benieuwd welke wendingen ons muziek maken zal gaan nemen.”

Hoeveel andere popgroepen is het gegeven om zich zoals de Nits decennia lang keer op keer heruit te vinden, vraagt de gezaghebbende online encyclopedie allmusic.com zich retorisch af. Hoogtepunten in hun discografie laten zich dan ook minder aanwijzen op kwaliteit dan op smaak, wat niet wegneemt dat hun jongste album Malpensa klinkt als een klassieker in spe. Commercieel gezien lagen de hoogtijdagen in de late jaren tachtig na de Europese doorbraak met In The Dutch Mountains, waarop de Nits kunstzinnigheid en toegankelijkheid perfect in balans wisten te brengen. “Gaandeweg is het ingekrompen tot minder optredens voor minder mensen, al mogen we nog steeds niet klagen. Ik kan er trouwens niet mee zitten dat we van achttienhonderd man zijn teruggegaan naar achthonderd en soms zelfs vijfhonderd,” zegt Hofstede. “Die typische drang naar voortdurende schaalvergroting hebben wij nooit gekend. Liever veel kleine optredens in Berlijn, Helsinki, Athene en Wenen dan toewerken naar drie stadionconcerten in eigen land, iets wat zich met marketing trouwens niet eens zo moeilijk voor elkaar laat krijgen. Mijn beeld van het muzikantenbestaan is toch eerder een bejaarde jazztrompettist in de bandbus onderweg naar een of andere club.”

Touren in het buitenland noemt Hofstede van levensbelang voor de Nits. “Het geeft ons gewoon meer adem. Nog afgezien van het publiek, een soort van commissie die in elk land op weer een andere manier over je werk oordeelt, hebben in de loop der jaren zó veel muzikanten, filmmakers en journalisten een belangrijke rol gespeeld in het bandgebeuren. Doordat ze soms op het grillige af van elkaar verschillen, hebben ze ruimte gecreëerd in onze muziek. Ze hebben onze horizon verbreed, terwijl we binnen Nederland waarschijnlijk allang op onze grenzen waren gestuit.”

Touren werkt ook verslavend, zo zal elke doorgewinterde popmuzikant weten te vertellen. Eenmaal weg van huis en haard beland je binnen de kortste keren in een parallel universum, zonder dat daar drugs en drank aan te pas hoeven te komen. “Je raakt op een bepaalde manier los van de wereld,” beaamt Hofstede. “En als het goed is, ontwaar je dan zo veel meer. Niet voor niets heb ik van begin af aan gefilmd. Achteraf lijkt het belachelijk dat ik vroeger met een zware videocamera rond sjouwde, maar zo heb ik wel een gigantisch beeldarchief opgebouwd, waar ik eindeloos uit kan putten. Graag wil ik ooit nog eens één film, een grote collage, samenstellen uit al dat materiaal. Er zit natuurlijk veel saais tussen, de snelwegen bijvoorbeeld of de uniformiteit van hotelkamers en kleedkamers, want het is lang niet zo kleurrijk en spannend als men het zich voorstelt. Uiteindelijk draait het allemaal om die een paar uur op het podium, en waar het om gaat voltrekt zich in een gesloten wereldje. Een band op tour is een mobiele kraal.”

*******

Henk Hofstede wordt 63 aan het eind van de zomer. “Dat is oud, echt heel oud,” vindt hij, terwijl de aftakeling hem nog niet eens parten speelt. “Niet alleen zijn mijn drie dochters niet meer echt jong, ik zie ook een nieuwe generatie muzikanten met een eigen publiek, die hetzelfde doen als wat ik heb gedaan, en nog steeds doe. Voor hetzelfde geld had ik het inmiddels afgesloten, omdat het klaar was geweest, iets waar trouwens helemaal niets mis mee zou zijn. Ik kan hiermee doorgaan tot ik erbij neerval als ik dat graag wil. De vraag is alleen: heeft het wel een plek in de wereld? Dat moet je je blijven afvragen, zij het niet te vaak en niet te lang, want tenslotte ben je iemand die de onweerstaanbare drang voelt om dingen te maken. De kunstgeschiedenis kent genoeg dolende zielen die een prachtig oeuvre hebben nagelaten. Maar als er helemaal niemand meer naar mij zou willen luisteren, dan kan ik me voorstellen dat ik het lastig ga vinden.”

“Wanneer Henk muziek maakt is het net een kind in de weer met speelgoed,” merkte Frank Boeijen eens op. “Dat is absoluut waar, zo voelt het ook precies voor mij,” beaamt Hofstede. “Een lied kan nog zo zwaar zijn, je kunt er toch licht aan werken, in die zin dat je volop geniet van wat je aan het doen bent. Om met David Byrne te spreken: the charm of activity. Veel mensen maken dingen vanuit een streven naar roem of zelfs rijkdom, terwijl de kern volgens mij toch zit in het plezier dat je beleeft aan het maken zelf. Het spelen ligt nu eenmaal in je natuur.”

De muziek van de Nits kenmerkt zich door een zekere dartelheid, wat meteen verklaart waarom hun pretenties nooit pretentieus uitpakken. Er klinkt eerder een gevoel van verbazing uit: hoor toch eens waar we nou weer op uit zijn gekomen. “Er zijn mensen die terug nooit dezelfde route nemen als op de heenweg en ook nooit twee keer naar dezelfde plek op vakantie gaan. Zo kiezen wij voor elk album een andere werkwijze. Je moet patronen doorbreken, anders wordt het te gemakkelijk en verlies je je scherpte. Je gaat ook mogelijkheden uitsluiten, terwijl het juist interessant is om te kijken hoe je reageert op iets onbekends,” vertelt Hofstede. “Wát je wilt uiten, waar je achter hoopt te komen, dat is weer een andere zoektocht. ‘Wij zijn allemaal detectives,’ zei Elvis Costello eens. ‘We moeten iets oplossen.’ Je kunt alleen niet zeggen wát, laat staan dat je weet waar de oplossing ligt. Je bent bezig het uit te zoeken. Waarbij je er rekening mee moet houden dat het onderzoek wel eens spaak kan lopen. Je kunt altijd met lege handen blijven.”