Weerloos

Mei 2013

Nee hoor, hij was geen schrijver of dichter. Hij zat in een bandje. Een bandje? Ja, een popgroep. Aha. En hoe heette die muziekgroep dan? De Dijk. De Dijk? Romancière Lulu Wang keek even of ze het in Peking hoorde donderen. Ehm, maar wat bracht hem dan eigenlijk hier? Nou, hij was de zanger en de tekstschrijver en die teksten waren onlangs in boekvorm verschenen en zodoende hadden ze hem gevraagd wat te komen voordragen. En ook of hij voor de gelegenheid niet misschien wellicht eventueel als entre’act zou willen fungeren. Ach vooruit, waarom niet? Aldus bracht Huub van der Lubbe medio jaren negentig tijdens BulkBoek’s Dag van de Literatuur, zichzelf onbeholpen begeleidend op akoestische gitaar, waarschijnlijk voor het eerst, in zijn eentje een handvol liedjes. Waaronder een onbekend miniatuurtje, dat pas met zijn verlate solodebuut Simpel Verlangen van de winter eindelijk op plaat zou verschijnen. Nee, zo kwetsbaar en tegelijk zo stoer had een liefdesbekentenis zelden of nooit geklonken. Neem toch een jongen met uitstaande oren, met uitstaande oren en een droevige blik. Want die kunnen begrijpen, want die kunnen goed horen. Neem toch zo’n jongen, zo’n jongen als ik. Maar waar deed die melodie in hemelsnaam aan denken? Het kostte toen de halve middag om er op te komen: Paradise. Wat bleek? Huub van der Lubbe op zijn beurt had nog nooit van John Prine gehoord.

John Prine, tjonge, dat was pas een singer-songwriter die met compassie wist te bezingen hoe scheef het in een mensenleven kan lopen. Neem het titelnummer van het eind vorige eeuw uitgebrachte In Spite Of Ourselves, het enige origineel op een prachtplaat vol gemengde countryduetten, een liedje over een tot elkaar veroordeeld stel, waarin Iris DeMent, de smartelijkste zangeres van de hele Americana, zonder blikken of blozen sneert: He ain’t got laid in a month of Sundays. I caught him once and he was sniffin’ my undies. À propos, de albums om te hebben zijn John Prine, Diamonds In The Rough en Sweet Revenge, de trits die hem begin jaren zeventig na Loudon Wainwright III doodverfde als de volgende troonopvolger van Bob Dylan, toentertijd nota bene koud de dertig gepasseerd. En verreweg de beste van die drie is de eerste, met naast Paradise nog de klassiekers Sam Stone, Angel From Montgomery, Illegal Smile, Donald And Lydia en, niet in de laatste plaats, Hello In There, zijn persoonlijke favoriet. Van de vereenzaamde zielen in een bejaardenhuis in Maywood, Illinois, waar hij als jochie ooit de krant deur aan deur bezorgde, maakte hij een weerloos echtpaar op leeftijd dat thuis zit weg te kwijnen. Old trees just grow stronger and old rivers grow wilder ev’ry day, luidt het refrein. Old people just grow lonesome, waiting for someone to say ‘hello in there, hello’. Hartverscheurend om te horen, nog steeds, al hoeft het natuurlijk niet per se zo schrijnend af te lopen. Want waarom zouden er twee niet heel goed samen alleen kunnen zijn? Zij haar zoveelste duizendste boek lezend, hij zijn zoveelste duizendste plaatje draaiend. Ja, zo vredig kan het ook best eindigen. Mits de dood er tenminste niet een stokje voor komt steken.