Elvis Costello - Een gevoelige zaak
“Ledigheid is des duivels oorkussen. Of wij dat spreekwoord ook kennen? Jullie protestanten toch!” Elvis Costello schiet in de lach. “Nee, dat schuldgevoel ken ik niet. Ik zit gewoon in mijn hoofd met een heleboel muziek, die er zo snel mogelijk uit moet.” De afgelopen drie kwartier heeft de gewezen angry young man van de Britse new wave, die de veertig inmiddels is gepasseerd, honderduit gepraat over zijn werk, waarbij lang niet alle projecten van het laatste jaar de revue konden passeren. Zo ontbrak de tijd om in te gaan op zijn rol als gastprogrammeur van het Meltdown Festival, dat elke zomer gedurende een week plaatsvindt in de Queen Elizabeth Hall in Londen. Hij greep die gelegenheid aan om er elke avond ook zelf op te treden, samen met onder anderen The Brodsky Quartet, Bill Frisell en The Jazz Passengers. Begeleid door het Radio Symfonie Orkest van Zweden gaf hij enkele maanden terug in Stockholm een concert met operazangeres Anne Sofie von Otter, voor wie hij momenteel een nieuw stuk schrijft. Verder componeerde de veertigplusser recentelijk met Brian Eno, Burt Bacharach en Richard Harvey, met wie hij eerder de bekroonde muziek voor een Britse tv-serie verzorgde. Tussen al deze en nog andere klussen door nam hij samen met The Attractions bovendien nog All This Useless Beauty op, een collectie even welluidende als gevoelige liedjes, die hopelijk niet als parels voor de zwijnen zijn gegooid.
Wat vooral opvalt aan je nieuwe album is dat je werkelijk prachtig zingt.
“Vroeger voelde ik me als zanger nooit zo erg op mijn gemak, ofschoon ik het er toch altijd redelijk goed van af heb gebracht, al zeg ik het zelf. Sinds ik een jaar of twaalf geleden voor het eerst op solotournee ging, ben ik me echter veel bewuster geworden van mijn vocale capaciteiten. Als je in je eentje met een akoestische gitaar op het podium staat, komt de nadruk namelijk vanzelf op je stem te liggen en dan moet je beter letten op wat je er zoal mee doet. Met een elektrische begeleidingsgroep word je automatisch meegesleept door dat volle geluid, dat je als zanger meestal weinig ruimte laat. Daarbij moest ik er in een razend tempo een heleboel tekst uit slingeren, dus ik had eenvoudig de tijd niet om een noot vast te houden of iets speciaal met de toon uit te proberen. En dat terwijl ik van nature een balladezanger ben, die toevallig ook wel weg weet met rock ’n’ roll. Niet voor niets is het bekendste nummer uit mijn beginperiode een langzaam liedje.”
Hetgeen niet wegneemt dat Alison lange tijd een van de weinige uitzonderingen was die de regel bevestigde. Hangt dat misschien samen met het feit dat je, zoals je zelf ooit hebt gezegd, in die dagen hoofdzakelijk negatieve emoties bezong?
“Toentertijd uitte ik me zonder ergens doekjes om te winden, met als gevolg lelijke geluiden voor lelijke gevoelens. Toch zat het hem meer in het ritme dan in de toon, geloof ik nu. Bovendien staat mijn gebit tegenwoordig iets anders. De spleet tussen mijn twee voorste boventanden is in de loop der jaren breder geworden, waardoor ik de woorden er niet meer zo kan uitspuwen. Afgezien daarvan vroegen veel van de liedjes op All This Useless Beauty om een tedere vertolking, zodat ik meer dan ooit klink als een traditionele popzanger. Met de helft van de nummers leef ik trouwens al wat langer, want ik schreef ze voor allerlei projecten ofwel speciaal voor anderen. Ook al zijn sommige versies moeilijk te evenaren, zoals met name geldt voor de vertolkingen van June Tabor, ik wilde ze toch per se een keertje zelf uitvoeren. Het heeft alleen een hele poos geduurd, omdat ze telkens weer buiten het concept van een album vielen. Zodoende had ik op een gegeven moment meer dan genoeg materiaal voor wel twee van zulk soort platen. Overigens bestrijkt het geheel naar mijn idee een vrij breed spectrum, al blijft het wel allemaal popmuziek, waarmee ik bedoel dat er volgens mij potentiële hits op staan.”
Hoe hoog liggen je commerciële ambities vandaag de dag eigenlijk?
“Die hou ik er helemaal niet meer op na, net zo min als ik me nog commerciële illusies maak, want de gang van zaken binnen de popindustrie valt toch met geen mogelijkheid te voorspellen, hoe zeer men die ook tracht te manipuleren. Wie had bijvoorbeeld ooit gedacht dat I Want You het tot hit zou schoppen, zoals in Nederland is gebeurd? En Shipbuilding geldt als een van mijn klassiekers, terwijl men het vanwege de politieke strekking nooit op single heeft willen uitbrengen. Kennelijk heb je die hele machinerie niet nodig om een zekere bekendheid te verwerven. Succes blijkt in de praktijk in hoge mate afhankelijk van het toeval en het laat me dan ook volledig koud, zolang ik maar genoeg blijf verkopen om door te kunnen gaan. Het enige dat voor mij telt is platen maken met goede muzikanten, die ik daar behoorlijk voor wil betalen, zodat ik ze niet op mijn knieën hoef te smeken om met mij te werken. Meestal gaat het daarbij om mensen uit verschillende disciplines met een substantieel kleinere doelgroep dan de mijne. Ik vind het dan ook mooi meegenomen als langs die weg het nieuwsgierig ingestelde deel van mijn publiek geïnteresseerd raakt in andere muziekvormen.”
Je liefde voor klassiek en jazz dateert niet van gisteren, zoals sommige mensen wellicht denken.
“Mijn vader zong voor zijn brood bij het destijds behoorlijk populaire Joe Loss Orchestra, maar hij ambieerde aanvankelijk een carrière als trompettist. Vandaar dat ik van kindsbeen af thuis veel jazz hoorde, variërend van de beroemde big bands tot de grote balladezangers. Mijn moeder op haar beurt werkte in een platenzaak en daarnaast had ze een bijbaantje als ouvreuse in het concertgebouw van Liverpool. Zij leerde me waardering op te brengen voor klassieke muziek door me te laten luisteren naar eenvoudige werken van bijvoorbeeld Bach. Vanaf het moment dat The Beatles opkwamen, zo rond mijn zevende, werd mijn verantwoorde smaak grondig verpest. Na de beatrage raakte ik in de ban van de soul, vervolgens kreeg je de zogenaamde progressieve rock en via The Byrds ontdekte ik de country. Toen ik eenmaal zelf muziek ging maken, had ik dus al een enorme bagage. Rond 1982 belandde ik op mijn speurtocht naar nieuwe inspiratiebronnen terug bij de jazz, al kun je aan Imperial Bedroom absoluut niet merken dat ik in die periode uitsluitend nog platen draaide van mensen als Charles Mingus, Thelonious Monk en Miles Davis. Een jaar of zeven geleden begon ik voor het eerst sinds mijn kindertijd weer klassieke concerten te bezoeken, omdat optredens van popgroepen me niet langer konden opwinden. Ik vond het hoe langer hoe meer rituele gebeurtenissen, waarin elke vorm van rebellie ver te zoeken blijkt. Een onverwachte modulatie tijdens een uitvoering door een strijkkwartet, dat immers geacht wordt zich aan strakke regels te houden, kan revolutionairder klinken dan een compleet atonaal stuk, heb ik gemerkt. Vergeleken met bijvoorbeeld de Brodsky’s, die openstaan voor nieuwe uitdagingen en grenzen willen verleggen, huldigen de meeste mensen in de rock ’n’ roll echt ontzettend bekrompen opvattingen.”
Van de Britse punk- en new wave-lichting leveren op de keper beschouwd alleen jij en Paul Weller nog relevant werk af. Anders dan aanvankelijk verondersteld, herbergde die generatie kennelijk bedroevend weinig duurzame talenten.
“Vergeet Chrissie Hynde van de Pretenders niet, ze blijft uitstekende liedjes schrijven en als zangeres vind ik haar werkelijk geweldig. En Sting staat onveranderlijk garant voor kwaliteit, wat je verder ook van zijn muziek mag denken. Het is een koud kunstje om hem belachelijk te maken, maar hetzelfde kun je net zo makkelijk met mij doen. Als je een hoofd vanuit een kikkerperspectief fotografeert, dan kijk je recht in iemands neus en ziet iedereen er als een varken uit. Ik mis Joe Strummer, moet ik zeggen, maar misschien is hij wel verlamd door faalangst, want per slot van rekening heeft hij na The Clash niets relevants meer gepresteerd. Het zal me trouwens benieuwen wie er van de huidige Britpop-garde stand weten te houden. Jarvis Cocker van Pulp, vermoed ik, een beperkt doch indringend zanger en als tekstdichter gezegend met een goed observatievermogen. Bovendien is hij oud genoeg om empathie en mededogen voor zijn personages te kunnen opbrengen, iets wat ik mis bij een muzikaal toch interessante groep als Blur. Damon Albarn mag zich dan graag spiegelen aan Ray Davies, maar hij wekt de indruk iedereen fout te vinden behalve zichzelf. Nu werd mij vroeger hetzelfde verweten, vandaar dat ik hem het voordeel van de twijfel geef. Wrevel kan als gevolg van jeugdige hanigheid soms onbedoeld overkomen als haat.”
Hoe sta je na al die jaren tegenover singer-songwriters als Jackson Browne, die je ooit het schoolvoorbeeld noemde van het ‘neuk me, ik ben zo gevoelig’-type.
“Jackson en ik ontmoetten elkaar voor het eerst tijdens de repetities van A Black And White Night, dat galaconcert van Roy Orbison en bij die gelegenheid bleek hij die sneer bijzonder sportief te hebb en opgevat. Hij is een prima vent, die dat oude imago op bewonderenswaardige wijze van zich heeft weten af te schudden. Die uitspraak dateert overigens nog uit mijn cynische jaren, maar er schuilt wel degelijk een kern van waarheid in. Ik wantrouw dat soort introspectieve liedjes, omdat er een zekere zelfingenomenheid uit spreekt, waarvan ik de kriebels krijg. Persoonlijk schrijf ik zelden of nooit autobiografische teksten, al gebruik ik uiteraard elementen uit mijn privé-leven om het uit te drukken gevoel het nodige gewicht te geven. Daarnaast bepaalt mijn gemoedstoestand van het moment vaak de emotionele toon van een nummer, iets dat zich gewoon niet laat vermijden. Ik moet nu opeens aan iets denken: naar het schijnt bestaat er een nooit gepubliceerde wals van George Gershwin, die hij telkens placht te spelen als hij een vrouw wilde verleiden. Maar laat ik me niet roomser dan de paus voordoen. Ook ik vent immers mijn melancholie uit in de hoop zo de harten van anderen te stelen. Want waarom zou ik anders de muziek zijn ingegaan?”