Tindersticks - Met hart en hoofd

Juli 1999

Allebei met een zonnebril op stappen ze uit de taxi over het beschaduwde trottoir linea recta het Stedelijk Museum binnen. Kunnen de jongens van Tindersticks soms net als hun muziek zo moeilijk het daglicht verdragen? De werkelijkheid blijkt als altijd prozaïscher. Gisteravond na hun geslaagde optreden in een tot club verbouwd kerkje in Brixton was het backstage met een hoop bekenden nog lang gezellig gebleven. Pas tegen vieren hadden ze uiteindelijk hun bed gezien en dat terwijl de wekker vanwege de vroege vlucht van Londen naar Amsterdam al op zes uur stond. Geen wonder dan ook dat ze nu op slag van twaalven uit hun ogen kijken alsof ze hoegenaamd niets zien. Hoewel ze minutenlang als een soort Gilbert & George op een bankje pal tegenover een levensgrote Roy Lichtenstein poseren, blijft de schok der herkenning domweg uit.

Niet dat ze geen affiniteit met beeldende kunst hebben, maar vandaag staat hun hoofd dus eigenlijk helemaal nergens naar. Dickon Hinchliffe weet met moeite de naam van Francis Bacon uit zijn katerige geheugen op te diepen wanneer hem gevraagd wordt naar zijn favoriete schilders. En Stuart Staples op zijn beurt staat met de mond vol tanden voor een wereldberoemd werk van Willem de Kooning en kreunt ten slotte quasismekerig: “Maak het me alsjeblieft niet zo moeilijk.” Hij hoort ervan op dat de Nederlands-Amerikaanse kunstenaar het in zijn laatste jaren nogal goed kon vinden met Paul McCartney, van wie recentelijk overigens een eerste expositie met dilettantistische schilderijen werd geopend. “Tja,” reageert de chanteur noir meesmuilend, “hij moet toch wat met al die vrije tijd.”

Aan Tindersticks kleeft ontegenzeglijk iets kunstzinnigs, om niet te zeggen: iets conceptueels. Zo presenteerde het Britse zestal zich van meet af aan nadrukkelijk als een collectief. Niet alleen gaf de summiere informatie bij hun platen geen uitsluitsel over wie nou precies wat deed, zelfs de namen van de leden werden nergens vermeld, net zo min als hun eerste twee albums een titel droegen. De ternauwernood verstaanbare teksten ontbraken eveneens, alsof men te kennen wilde geven dat ook de menselijke stem per slot van rekening niets meer of minder dan een instrument is. Opgeluisterd door omfloerste strijkers sloten de geheel en al van rock ’n’ roll gespeende liedjes vol duistere romantiek naadloos op elkaar aan, waardoor de steevast langer dan een uur durende albums zich lieten beluisteren als een neoklassieke suite. En dan was er een jaar of drie geleden nog die reeks van vijf opeenvolgende concerten in Londen toen ze voor iedere avond een andere opzet hadden bedacht. Het klinkt allemaal te pretentieus voor woorden, ware er niet ook die anti-snobistische hang naar kitsch.

*******

Met het onlangs verschenen Simple Pleasure, het vierde reguliere album in hun inmiddels zevenjarige bestaan, luidden de dertigplussers van Tindersticks voor zichzelf alvast het nieuwe millennium in. Gesierd door een clair-obscur naaktfoto van een hoogzwangere vrouw vermeldt het minimale inlegboekje zowaar de bezetting van de groep: Stuart A. Staples: zang en teksten, Dickon Hinchliffe: viool, toetsen en orkestraties, David Boulter: toetsen, Neil Fraser: gitaar, Mark Colwill: bas, Alisdair Macaulay: drums. Acht liedjes van eigen hand plus een onherkenbare versie van Odyssey’s discokraker If You’re Looking For A Way Out bevat hun nieuwe plaat, die met een speellengte van iets minder dan drie kwartier zeker voor hun doen aan de korte kant mag heten. Tegen het gepolijste aan opgenomen ditmaal, beduidend minder in zichzelf gekeerd dan voorheen en derhalve bijkans toegankelijk te noemen. Met als prijsnummer het even weemoedige als sensuele Before You Close Your Eyes, een waardig en bovendien onverwacht eerbetoon aan de zingende predikant Al Green.

“Geen mens kan zich voorstellen dat we al die jaren veel naar soul hebben geluisterd,” weet Dickon Hinchliffe. “Het viel nu eenmaal niet aan onze muziek af te horen. Hoe we het ook probeerden, het wilde ons maar niet lukken om die invloed te integreren. Dat we er dit keer eindelijk wel in zijn geslaagd, hangt voor een deel samen met de voor ons doen simpele werkwijze, waar we doelbewust voor hebben gekozen. Iedereen mocht per nummer slechts één partij en dus één instrument voor zijn rekening nemen, net zoals dat in het verleden gebeurde bij de producties van Willie Mitchell voor mensen als Al Green. Los van de later toegevoegde strijkers en blazers hebben we bovendien anders dan gewoonlijk de liedjes gezamenlijk ingespeeld. Soms kostte het ons wel meer dan twintig pogingen voordat het resultaat technisch gezien door de beugel kon. Toch zit er in de hele plaat een zekere losheid, omdat we voor het eerst meer ons hart dan ons hoofd hebben gevolgd.”

“Het brein moet transparant zijn tijdens het musiceren,” vult Stuart Staples aan. “Bij ons was het werken in de studio gaandeweg verworden tot een intellectueel proces. Vandaar dat Curtains, ons vorige album, al te gekunsteld uitpakte, althans in onze eigen oren. We hebben altijd veel belang gehecht aan stilering, maar ongemerkt was het een doel op zichzelf geworden, een keurslijf waar we uit los moesten breken. Hetzelfde gold voor de vaste taakverdeling binnen de groep, die ons allemaal steeds meer benauwde. Alleen konden we niet zo gauw achterhalen waarom we dermate ontevreden en ongelukkig waren dat we er op een gegeven moment zelfs de brui aan dreigden te geven. We besloten een bezinningsperiode in te lassen om vervolgens met z’n allen uit te gaan zoeken wat er zoal aan mankeerde. Zo kwamen we al pratende tot de conclusie dat we alle vaste rolpatronen moesten zien te doorbreken. Daarbij was het van essentieel belang om minder rationeel te werk te gaan, zodat we de onbevangenheid van vroeger weer terug zouden krijgen. Kennelijk moet je van tijd tot tijd van tevoren eerst diep nadenken om zonder al te veel nadenken muziek te kunnen maken.”

*******

Tindersticks is weliswaar zelden of nooit op de radio te horen, laat staan dat de groep hits weet te scoren, maar de aanhang blijkt er niet minder groot om. De groep trekt ook een opmerkelijk breed publiek, want niet voor niets volgen er na het succesvolle optreden op Lowlands binnenkort nog concerten in het Utrechtse Vredenburg en op Crossing Border. Dat laatste festival deden de Britten twee jaar geleden al aan en bij die gelegenheid manifesteerde zich hun doorbraak in Nederland. Een verklaring voor die plotselinge populariteit laat zich moeilijk geven. Hun verstilde muziek schreeuwt immers allesbehalve om aandacht, terwijl men zich al evenzeer wars toont van holle grootspraak. Anders dan te doen gebruikelijk in de Britse popwereld verkiezen ze het zich in de luwte op te houden. Desondanks slaagde de groep er wonderwel in al in een betrekkelijk vroeg stadium in eigen land naam te maken.

“De muziek moet voor zichzelf spreken, al was het maar omdat het niet in onze aard ligt om hoog van de toren te blazen,” zegt Stuart Staples. “Los daarvan willen we de mensen niet iets opdringen, we wensen ze iets aan te bieden. Met zo’n mentaliteit kom je bij ons alleen nauwelijks aan bod in de bladen, waar ze de afgelopen tien jaar uitsluitend van die vermoeiende gasten met een enorme eigendunk en sterke verhalen interessant leken te vinden. Aan de andere kant hebben we met Tindersticks nogal wat baat gevonden bij hun chauvinisme, want toen we in de hoogtijdagen van de grunge debuteerden, gebeurde er in Engeland op popgebied toevallig even helemaal niets spraakmakends, waardoor we automatisch op hun warme belangstelling konden rekenen. Een paar jaar later was het overigens één en al Britpop wat de klok sloeg, reden waarom ze Curtains vanuit hetzelfde opportunisme afdeden als volstrekt irrelevant. En momenteel zijn ze zo te lezen helemaal de kluts kwijt.”

Tindersticks mag dan gelden als een stelletje eenkennige eigenheimers, zelf zien ze over de halve wereld geestverwanten in de weer. Groepen als dEUS, Stereolab en natuurlijk Belle And Sebastian, om nog maar te zwijgen van Pavement, David Bowie en Townes Van Zandt, die ze elk bedachten met een verre van natuurgetrouwe en toch respectvolle cover. Stuk voor stuk vrijzinnige karakters met mysterieuze trekken voor wie onafhankelijkheid boven alles staat. “Je eigen gang willen gaan, betekent heus niet hetzelfde als kiezen voor de makkelijkste weg,” aldus Staples. “Toen we onze eerste demo’s gingen opnemen, hadden we nog nooit een studio van binnen gezien. In het volste vertrouwen lieten we de technicus van dienst het geluid bepalen. Het resultaat klonk professioneel, maar we herkenden onszelf er absoluut niet in terug. Met die ervaring wil je voortaan in alle vrijheid opereren. We hebben niet alleen met vallen en opstaan geleerd hoe je platen moet maken, we hebben ze in het begin ook in eigen beheer uitgebracht, zodat we geen enkel compromis hoefden te sluiten. Om diezelfde reden hebben we zo lang op een klein label gezeten, want daar kost het je tenminste niet al te veel strijd om je zelfstandigheid te bewaren. Tegelijkertijd doe je er wel de nodige ervaring op om het gevecht met de grote jongens te kunnen aangaan. Daarbij viel het ons behoorlijk zwaar de muziek als een beroep te zien, omdat het voor ons in eerste instantie een vorm van escapisme betekende, een vlucht uit het leven van alledag. Bovendien waren we meer gepassioneerd dan begenadigd. Mensen met talent kiezen meestal wijselijk voor een carrière in de zakenwereld.”

*******

Het gesprek vindt plaats op het terras aan de achterzijde van het Stedelijk Museum, waar dan nog met man en macht de laatste hand wordt gelegd aan de herinrichting van het Museumplein. Het lawaai van een bulldozer plus aan- en afrijdende vrachtwagens maakt de op bibliotheekvolume sprekende jongens van Tindersticks ternauwernood verstaanbaar. Hier zijn geen rock ’n’ roll-wildemannen aan het woord, zoveel mag duidelijk wezen. Als pubers in Nottingham kochten ze weliswaar ooit punkplaatjes, maar ook toen al koesterden ze een zwak voor de veredelde sfeermuziek van componisten als John Barry, Henry Mancini en Quincy Jones. “Ik heb vroeger nooit in een gitaargroepje willen zitten, want dat stond voor mij gelijk aan oppervlakkig amusement,” zegt Stuart Staples onder het rollen van een sjekkie. “Op de keper beschouwd zijn de meeste popplaten toch een soundtrack bij een bepaalde levensstijl, een weergave van een beperkte belevingswereld, waarbij het vooral draait om de directe herkenning. Terwijl wij juist appelleren aan de fantasie van de luisteraar.”

Wie het werk van Tindersticks moet beschrijven, vervalt al gauw in het clichébeeld van een verlaten stad op een regenachtige avond, waar het vale licht van de straatlantaarns weerspiegelt in de plassen op het plaveisel. Melancholie van het zachtmoedige soort, kortom, die eenieders demonen rustig laat sluimeren. En al even halfafwezig luister je er eerlijk gezegd ook naar, want zet een van hun albums op en onwillekeurig droom je binnen de kortste keren weg. “Dat mag best van mij,” reageert Staples. “Bij muziek gaat het tenslotte vaak om dat geheimzinnige iets dat je niet kunt horen, maar dat je moet ondergaan: het gevoel van de muzikanten tijdens het spelen. En dat gevoel zit in het onderbewuste verborgen, dat kun je niet concreet ervaren. Wanneer iemand helemaal opgaat in de sfeer van onze muziek, zich er als het ware door laat meevoeren, dan heeft die persoon er kennelijk een emotionele band mee. Wat kun je als artiest eigenlijk nog meer verlangen? En wie ben ik trouwens om de luisteraar iets voor te schrijven? Bij onze albums zit niet voor niets geen gebruiksaanwijzing ingesloten.”