Stuart A. Staples - Verlatingsdrang

Juni 2006

“Ach, dit soort deprimerende gelegenheden heb ik door de jaren heen al zo vaak van binnen gezien – ik ben er inmiddels volledig immuun voor geworden,” zegt Stuart A. Staples met een flauwe glimlach. De ontmoeting vindt plaats in de lobby van zo’n pseudochique gigahotel aan de rand van Haarlem, waar de voorman van Tindersticks over enkele uren op Roots Of Heaven zal aantreden. “Ik geloof dat ik hier vandaag de vreemde eend in de bijt ben,” zal hij tijdens dat serene concert in het Patronaat tussen neus en lippen opmerken. De grote trekker van het halfjaarlijkse festival is ditmaal Calexico met hun feestelijke Amexicana, maar de publieksfavoriet van deze zesde editie blijkt de nochtans met een chronisch stemprobleem kampende Kevn Kinney. Voor het artistieke hoogtepunt van de dag tekent echter Staples met zijn apart en subtiel spelende kwartet, zij het dat nogal wat bezoekers het laten afweten, zelfs als ze goede herinneringen aan Tindersticks bewaren – kennelijk geloven ze het wel met de crooner noir. “Eerlijk gezegd vind ik mijn muziek helemaal niet zo melancholiek,” had Staples ’s middags nog tegengeworpen. “Ik zou eerder willen spreken van bezonken en dromerig.”

Het optreden op Roots Of Heaven medio mei liep vooruit op het verschijnen van zijn tweede soloplaat, het fraai verstilde Leaving Songs, dat alleen al de moeite waard is vanwege de twee wonderschone duetten met Maria McKee en Lhasa de Sela. Het lijkt dus wel of Staples nu toch serieus werk gaat maken van een carrière buiten het voor onbepaalde tijd op non-actief gestelde Tindersticks om. “Als we de draad ooit weer oppakken, wat ik overigens zeker niet uitsluit, zal dat een bewuste keuze zijn en niet iets dat zich aandient,” formuleert hij diplomatiek. “Achteraf gezien kan ik vaststellen dat ik een punt had bereikt waarop ik voorzichtig begon te twijfelen of ik met de groep nog wel het beste uit mezelf kon halen. Bij de laatste paar albums had ik telkens de neiging om iets rudimentairs, iets onbeholpens, bijna iets lelijks te maken. Want breng ons in een ruimte samen en we komen gegarandeerd met iets moois voor de dag. Alleen ging het ons op den duur naar mijn idee al te gemakkelijk af – het leek wel een soort zelfbevlekking. Het was geen worsteling meer en dat moet het creatieve proces toch in wezen zijn. Als kunstenaar moet je altijd iets willen grijpen dat niet binnen handbereik ligt.”

Nadat het zestal van Tindersticks eenmaal had besloten een sabbatical in te lassen, liep Stuart Staples thuis in Londen maar wat rond te kniezen, dit tot groeiende ergernis van zijn echtgenote, die hem de dringende raad gaf in hemelsnaam eens wat te gaan doen. Althans, zo wil het verhaal. “Nou ja, dat is maar de halve waarheid,” reageert hij. “Kijk, mijn vrouw is zelf schilderes, dus zij weet als geen ander dat je het zo lang mogelijk probeert uit te stellen als je aan iets nieuws moet beginnen. Creëren gaat immers steevast gepaard met angst, pijn en twijfel, iets waar je natuurlijk niet echt op zit te wachten. Maar uitstel is een neerwaartse spiraal. Niet dat het me toen aan ideeën ontbrak, integendeel, ik had al allerlei opzetjes en fragmentjes liggen, waar ik eigenlijk best mee aan de slag wilde. Alleen moesten die experimentjes met klankstructuren en ritmepatronen uiteindelijk wel resulteren in een afgerond geheel. En ik wist vooraf natuurlijk niet of me dat daadwerkelijk zou lukken.”

Af en aan werkte Staples ruim een jaar aan Lucky Dog Recordings 03-04, terwijl hij tussen de bedrijven door tot zijn eigen verbazing genoeg nieuwe liedjes schreef om meteen aan een opvolger te kunnen beginnen. Begeleid door een gitarist, een toetsenist en een ritmesectie sloeg hij in het verre Nashville in de studio van Lambchop-producer Mark Nevers aan het opnemen. “Het moest een eenvoudig album worden, zodat de teksten goed tot hun recht kwamen. Twee weken had ik er voor uitgetrokken, dat leek me wel voldoende. Maar eenmaal weer thuis bleek ik bij nader inzien toch méér te willen. Vrijwel alle baspartijen heb ik laten overspelen en er zijn vooral strijkers en blazers aan toegevoegd. Ik vond het moeilijker dan verwacht om in mijn eentje te arrangeren, zo zonder de directe gedachtewisselingen met andere muzikanten. Daarentegen kon ik ditmaal voor eerst van begin tot eind precies doen wat in mijn hoofd opkwam, terwijl je binnen de context van een band vroeg of laat telkens het punt bereikt waarop je je liedje met pijn in het hart uit handen moet geven.”

Voor Leaving Songs deed Staples opnieuw een beroep op muzikanten met wie hij al vaak had samengewerkt, onder wie opmerkelijk genoeg de Tindersticks-leden Neil Fraser en David Boulter, die nu ook deel uitmaken van zijn podiumgroep. “Met al die mensen kan ik stuk voor stuk lezen en schrijven. Ik kan wel aan wildvreemden van alles en nog wat gaan uitleggen, maar als er geen sprake is van een zekere muzikale verstandhouding krijg ik nooit wat ik echt verlang. Met Neil en David maak ik al een kleine vijftien jaar muziek en bovendien zijn het zo’n beetje mijn beste vrienden – zij begrijpen mij als geen ander. Niet voor niets was het Neil die mij er op een gegeven moment op attendeerde dat alle liedjes op Leaving Songs verhalen over reizende mensen. Hoe vreemd het misschien mag klinken, zelf had ik die rode draad niet eens opgemerkt. Overigens draait die hele plaat niet zozeer over ergens naar toegaan alswel over de noodzaak om iets of iemand te verlaten. Soms blijft een mens nu eenmaal niets anders over dan gewoon te vertrekken.”

Af en toe wil het leven de kunst imiteren, zo blijkt maar weer eens. Naar eigen zeggen zit Stuart Staples, goed en wel veertig, momenteel midden in een overgangsperiode, die intrad vlak na het voltooien van Leaving Songs. Niet alleen lijkt Tindersticks voor hem inmiddels onvoltooid verleden tijd, ook artistiek gezien markeert zijn tweede soloplaat een afscheid. “Dat album heb ik op dezelfde manier geschreven als mijn allereerste liedjes, dus in die zin is de cirkel voor mij eveneens rond. In het vervolg wil ik een andere werkwijze gaan hanteren. Ik sta op het punt een nieuw creatief pad in te slaan en dat is zowel spannend als angstaanjagend. Hetzelfde geldt voor mijn privéleven, want behalve weg van de band was het het voor mij verder de hoogste tijd om Londen voor gezien te houden, wat weer betekende dat ik nog een heleboel andere dingen moest achterlaten. Ik heb geen flauw idee wat de toekomst mij zal brengen. Ik weet alleen dat voortaan alles anders zal zijn.”

Onlangs verhuisde Staples met zijn vrouw en hun vier kinderen naar een provincieplaatsje in het hart van Frankrijk. Een hele overstap, bekent hij, maar zelfs zijn dochter van dertien toont zich opgetogen over het avontuur. “Het heeft wel wat om niet meer op dat oude vertrouwde eiland te wonen. Ik ben erg insulair opgevoed en ik voelde dan ook niet voor niets een zekere bekrompenheid in alles wat ik tot nu toe in mijn leven heb ondernomen. Engeland is een trotse natie, die van oudsher nogal op zichzelf is gericht, dus het is goed om eens een andere cultuur te ervaren,” mijmert Staples, terwijl hij andermaal een flinterdun shagje draait. “De keuze voor Frankrijk kwam overigens van mijn vrouw. Nadat de kogel eenmaal door de kerk was, heb ik haar het voortouw gegeven, want ik vertrouw volledig op haar intuïtie. Zelf had ik geen enkele voorkeur, het enige wat ik wilde was weg naar een ander land. Ik hoefde ook niet zo nodig naar een wereldstad – al was het maar omdat ik haar na al die jaren Londen eindelijk wel eens dat grote atelier gunde.”