Rhiannon Giddens - Van verre
i.s.m. Louis Nouws
Twintig minuten voor aanvang komt ze op voor de soundcheck. Stijlvolle zwarte zomerjurk met ingebouwde plooien en petticoat. Blootvoets, de ribbels van de sokjes nog in haar enkels. Ogenblikkelijk wordt ze aangesproken door een echtpaar met twee kinderen. Ze knikt instemmend, gaat op de knieën, buigt zich diep over de rand van het podium, zet een stralende glimlach op en laat zich in hun midden uitgebreid fotograferen. Zo is dat nu eenmaal te doen gebruikelijk in de wereld van de Amerikaanse volksmuziek.
Op haar veroveringstocht door Europa is Rhiannon Giddens (37) aanbeland in Rotterdam, alwaar ze op het kleine buitenpodium van North Sea Jazz samen met haar vijfkoppige groep deze zondagmiddag een uurtje mag optreden. Parels voor de zwijnen, zo lijkt het, maar de opkomst blijkt verrassend hoog en onder het attente publiek staan nogal wat liefhebbers met kennis van zaken. De kop gaat eraf met een gelijk al bevlogen Spanish Mary, te vinden op het afgelopen herfst verschenen album Lost On The River van The New Basement Tapes, een gelegenheidsgroep onder auspiciën van T Bone Burnett. De americana-producer had haar samen met Elvis Costello, Mumford & Sons-aanvoerder Marcus Mumford, My Morning Jacket-opperhoofd Jim James en Dawes-voorman Taylor Goldsmith uitverkoren om muziek te maken bij recentelijk opgeduikelde teksten van Bob Dylan, geschreven tijdens diens legendarische retraite in Woodstock.
Een kleine twee jaar terug stal ze de show op Another Day, Another Time, een galaconcert naar aanleiding van Inside Llewyn Davis, de film van de gebroeders Coen over de folkrevival in de vroege jaren zestig. Na afloop had Burnett aangeboden een plaat op te nemen met de zangeres, violiste en banjoïste van Carolina Chocolate Drops, dat zich specialiseert in het revitaliseren van obscure folk uit de late negentiende en vroege twintigste eeuw. Met Genuine Negro Jig en Leaving Eden brak het Afro-Afrikaanse combo uit Boone, North Carolina begin dit decennium door in het americana-circuit, maar haar solodebuut zou Rhiannon Giddens best eens een sterstatus kunnen bezorgen. Op Tomorrow Is My Turn interpreteert ze op fabuleuze wijze uit genres als gospel, jazz, blues, folk en country opgediepte liedjes van grande dames als Sister Rosetta Tharpe, Nina Simone, Jean Ritchie, Patsy Cline en Dolly Parton, afgerond met het door haarzelf geschreven Angel City, naar eigen zeggen een blijk van dank aan haar voorgangsters: I am found where I was lost, I am closer to free. Heart unbound, whatever the cost, all rivers fall to the sea.
Ongelooflijk eigenlijk hoe ze op North Sea Jazz ondanks het ondankbare tijdstip en de sfeerloze ambiance vanaf de allereerste noot helemaal in de muziek zit, of preciezer geschreven: er geheel en al in opgaat. Wat een frasering, wat een dictie, wat een timing, wat een expressiviteit – en dat zonder een spoor van behaagzucht. Mooi ook om te zien hoe de gemoedsstemming van ieder liedje zich vertaalt in haar gezichtsmimiek. Maar goed, dat wisten we natuurlijk allemaal al sinds haar optreden een jaar of drie geleden met Carolina Chocolate Drops. “In welke plaats was dat?” informeert ze in de kale containerkleedkamer. “Ah, Utrecht. Mooie stad. En je kunt er ook nog eens geweldig shoppen. Voor een Amerikaanse heb ik een vrij grote schoenmaat, dus thuis is de keuze beperkt, maar hier in Nederland kan ik mijn slag slaan.”
Wat versta jij onder een goede zanger of zangeres?
“Iemand die een verhaal vertelt. En of dat nou gebeurt via een cantate van Anton Bruckner of een countryballade van Patsy Cline maakt mij helemaal niets uit.”
Doet de schoonheid van de stem er eigenlijk toe?
“Zeker, al draait het er uiteindelijk toch om wat je met je stem uitdrukt. Neem nou Maria Callas: haar stem was beslist niet de meest bijzondere en toch klonk ze uitzonderlijk, want ze zong met een zeldzame expressie. Je kunt gezegend zijn met nog zo’n mooie stem, maar als je er niets mee weet over te brengen, betekent dat niets.”
Op het podium lijkt het alsof je na beëindiging van een lied een paar seconden nodig hebt om weer terug te keren in de werkelijkheid.
“Zo voelt dat wel, ja. Wanneer ik zing, ben ik de persoon uit dat lied. Het verhaal moet worden verteld. Ik ben niet uit op applaus. Wat niet wegneemt dat ik het prettig en vooral ook stimulerend vind als mensen tussentijds reageren. Want hoezeer ik ook in het zingen opga, de respons van het publiek dringt wel degelijk tot me door.”
Wanneer kwam je tot de ontdekking dat je talent als zangeres had?
“Ik zing al zo lang ik me kan heugen, maar op mijn zestiende ben ik op zangles gegaan. Op een gegeven moment riep mijn leraar er een collega bij om naar me te komen luisteren. Toen dacht ik: ‘Ho, misschien heb ik wel een buitengewone stem.’ Na de middelbare school ging ik opera studeren op het conservatorium, ook al wist dat ik me daar nooit volledig op zou kunnen storten. Ik zat met het probleem dat ik ook nog van allerlei andere soorten muziek hield. Eerst en vooral old-timey, met name Gaelic folk, want North Carolina kent een grote gemeenschap van Schotse origine. Daarnaast hield ik me bezig met oude stijl jazz en Indiaanse gezangen. Plus dat ik me sterk interesseerde voor de culturen waaruit al die muziek voortkwam.”
Had je carrière kunnen maken als operazangeres?
“Oh ja, absoluut. Ik heb er de stem voor en ik werd gepolst. Alleen voel ik me niet thuis in die wereld. Ik houd niet van de strengheid rond opera en al helemaal niet van het keer op keer auditie moeten doen in de hoop dat de dirigent je kan gebruiken voor zijn voorstelling. Mijn hele carière afhankelijk zijn van anderen vond ik geen prettig vooruitzicht. Ik bepaal mijn show liever zelf.”
Heb je er achteraf gezien goed aan gedaan klassieke zang te studeren?
“Ik zou het zo weer doen, want ik heb er ontzettend veel van geleerd. Het belangrijkste is misschien wel dat ik weet hoe ik mijn stem correct moet gebruiken. Ik ben gewend in te zingen en bijtijds rust te nemen, mijn ademhalingstechniek is goed, de articulatie en dictie zijn verzorgd. Na vier maanden touren doet mijn stem het nu nog altijd uitstekend. Daarnaast werden we op het conservatorium voorbereid op een loopbaan in de muziekindustrie. Zo kregen we les in het verzorgen van je eigen publiciteit en marketing. Daar hebben we het nodige profijt van getrokken toen we met Carolina Chocolate Drops begonnen. Ik kon bijvoorbeeld zelf onze website bouwen en cd-hoesjes ontwerpen. Zonder valse bescheidenheid durf ik gerust te stellen dat we van meet af aan professioneel opereerden.”
Wanneer precies besloot je je toe te leggen op die overgeleverde Amerikaanse volksmuziek?
“Een jaar of tien geleden tijdens de Black Banjo Gathering op de Appalachian State University, een jaarlijks festival met muziek, workshops en lezingen over de Afrikaanse oorsprong van de banjo en mountain music. Daar ontmoette ik Dom Flemons en Dustin Robinson, de twee andere oerleden van Carolina Chocolate Drops. We kwamen er ook in contact met Joe Thompson, een violist die inmiddels is overleden en toen al in de tachtig was. Hij heeft ons enorm veel bijgebracht. Bij rootsmuziek is het zó belangrijk dat iemand je dingen kan voordoen. De liedjes en de manier van spelen worden van generatie op generatie doorgegeven.”
Wat spreekt je zo aan in dat antieke repertoire?
“Voor mij hangt die fascinatie nauw samen met geschiedenis. Ik probeer ook altijd de herkomst van die stokoude liedjes te achterhalen om een zo scherp mogelijk beeld te krijgen van hoe mijn grootouders en overgrootouders leefden onder erbarmelijke omstandigheden. Die liedjes geven me inzicht in het verleden en helpen me tegelijk het heden te begrijpen. Want ook vandaag de dag kampen we met discriminatie, geweld, armoede en noem het allemaal maar op. Nothing comes from nothing.”
Je herschrijft weleens teksten, nietwaar?
“Als het zo uitkomt, ja. Voor Tomorrow Is My Turn kwam T Bone aanzetten met Factory Girl, een Ierse ballade uit de achttiende eeuw. De tekst gaat over een jongen die verliefd wordt op een fabrieksmeisje. Net toen ik met dat lied bezig was, vond die ramp plaats in Bangladesh, waar bij het instorten van een kledingfabriek ruim duizend mensen om het leven kwamen, vooral jonge meisjes. Die tragedie raakte me zo diep dat ik er een couplet over heb geschreven. Dat actualiseren van teksten maakt overigens onderdeel uit van de folktraditie. Op zich zou ik best meer zelf kunnen schrijven, maar waarom zou ik: er bestaan al zo ontzaglijk veel goede liedjes en ik vind het helemaal niet minderwaardig die te hergebruiken om mijn zegje te doen.”
Tomorrow Is My Turn bevat uitsluitend liedjes die eerder door vrouwen zijn vertolkt.
“Ja, al zijn ze niet allemaal geschreven door een vrouw. Het titelnummer bijvoorbeeld is van de hand van Charles Aznavour, zij het dat de Engelse vertaling van L’amour C’est Comme Un Jour, gezongen door Nina Simone, wel sterk afwijkt van de oorspronkelijke tekst. T Bone stelde in een vroeg stadium ook nog een lied van Randy Newman voor, maar toen had ik al besloten dat het het album de gemeenschappelijke noemer ‘liedjes van vrouwen’ zou krijgen. Overigens moet me nodig iets van het hart. De laatste tijd lijkt men het verschil tussen coveren en interpreteren niet meer te kennen. Tomorrow Is My Turn wordt nogal eens getypeerd als een coveralbum, terwijl mijn uitvoeringen zich niet laten vergelijken met de oorspronkelijke versies. Een lied vertolken zonder er iets eigens aan toe te voegen, vind ik ronduit zinloos. Vroeger had je grote stemmen en grote liedjesschrijvers, tegenwoordig wil praktisch iedereen per se zijn of haar eigen repertoire schrijven. Ik keur het niet af, maar doe het in hemelsnaam niet omdat het zogenaamd moet.”
Waar vind je je materiaal?
“Steeds vaker op YouTube. Ik struin me wat af, waarbij ik van het een op het ander kom. En ik koop nog altijd veel platen. In de begindagen van de Carolina Chocolate Drops zaten we ook vaak in bibliotheken te neuzen. Zelf bezit ik inmiddels tal van muziek- en geschiedenisboeken. Ik ben nu eenmaal iemand van de context, maar met twee jonge kinderen en het intensieve touren blijft er steeds minder tijd over om te studeren.”
Weet je hoe T Bone Burnett tot de samenstelling van The New Basement Tapes is gekomen?
“De keuze voor Elvis Costello lag voor de hand. Ze kennen elkaar al heel lang en Elvis is natuurlijk een uitzonderlijke componist. Marcus Mumford was al betrokken bij de soundtrack van Inside Llewyn Davis. Hij stelde Taylor Goldsmith voor toen T Bone zei nog op zoek zijn naar een liedjesschrijver die ook muzikaal technisch van wanten weet. Jim James kwam er als laatste bij, omdat iemand anders, ik weet niet wie, afhaakte.”
Wat heb je zoal opgestoken van dat project?
“Ach, zo onnoemelijk veel. Om te beginnen ben ik niet eens een componist, ik heb een paar liedjes geschreven, meer niet. Ik arriveerde daar met mijn banjo en violen, als enige vrouw, als enige Afro-Amerikaan, als enige traditionalist. Mijn hemel, ik kende het repertoire van Bob Dylan amper, sterker zelfs, ik wist niet eens wat The Basement Tapes precies waren. Ik heb Dylan overgeslagen, zou je kunnen zeggen. Ik luisterde naar de muziek waar hij vroeger ook naar luisterde. In mijn onnozelheid had ik ook helemaal niets voorbereid, ervan uitgaande dat T Bone in zijn hoedanigheid van producer dat wel zou doen. Vol verwondering en bewondering heb ik naar de anderen gekeken. Elvis die als een goochelaar de meest complexe akkoordenschema’s uit zijn mouw schudde. Jim die op zijn demo’s alle vocale harmonieën al had ingezongen. Taylor die uit het blote hoofd de akkoorden kon opnoemen als ik iets neuriede. Marcus die zich terugtrok om binnen de kortste keren voor de dag te komen met een steengoed lied. Dankzij hem kreeg ik uiteindelijk het liedje Lost On The River toch nog goed. Wat we met z’n allen ook probeerden, het werkte gewoon niet. Totdat hij met dat simpele arrangement op de proppen kwam en voorstelde de achtergrondzangeressen mee te laten doen. Toen stond het er opeens in een vloek en zucht op. So fuckin’ gorgeous. Kijk, bij de gedachte alleen al krijg ik weer kippenvel op mijn armen.”
Was je soloalbum eigenlijk gepland?
“Nee, helemaal niet. T Bone hield me voor dat de tijd rijp was voor een soloplaat. En hij klonk stellig. Het was na afloop van dat Inside Llewyn Davis-concert in New York, dus je kunt gerust stellen dat die avond in The Town Hall mijn leven heeft veranderd. Volgend jaar pakken we met Carolina Chocolate Drops de draad weer op. De andere drie spelen nu in mijn begeleidingsgroep. Ik vind het fijn om ze erbij te hebben en zo behouden ze tenminste ook hun inkomen. Het is even niet anders. Ik kon deze kans om de stap naar een groter publiek te zetten nu eenmaal niet laten schieten.”
Tot slot: waar gaat jouw muziek in wezen over?
“Amerika. De geschiedenis en de culturele mix van dat onmetelijke land. Vanuit alle uithoeken van de wereld trokken mensen ernaar toe en dat heeft zijn neerslag gevonden in de muziek. Of het nou gaat om jazz, blues, country of folk, het stamt allemaal uit dezelfde universele bron. En mocht je het niet direct horen, dan voel je het ergens wel.”