Paul Simon - Een witte wereldmuzikant

Mei 1989

Paul Simon blies zo’n drie jaar geleden zijn kwakkelende carrière nieuw leven in met het album Graceland en de daarvan getrokken single You Can Call Me Al. Dat commerciële succes kwam voor menigeen, niet in de laatste plaats voor de maker zelf, als een complete verrassing, want de verkoop van de overigens uitmuntende voorganger Hearts And Bones was bepaald niet om over naar huis te schrijven geweest. Graceland op zijn beurt leek evenmin aan de massa besteed, want wie zou er nou oor hebben voor Afrikaanse muziek in een Amerikaanse verpakking? Simon kon het wel schudden, zo verwachtten de recensenten wereldwijd, die al even eensgezind oordeelden dat er sprake was van een ontegenzeglijk kunststuk.

Uiteindelijk zouden er mondiaal over de vier miljoen exemplaren over de toonbank gaan, mede dank zij de geestige videoclip bij You Can Call Me Al, waardoor de single een monsterhit werd. In Nederland stond Graceland zelfs ruim vijf maanden lang op de bovenste plaats van de top vijftig. De uitgebreide wereldtournee pakte dan ook uit als een ware triomftocht, met name voor het a capella koor Ladysmith Black Mambazo dat zijn naam meteen overal gevestigd wist. Naast het mini-optreden van Joseph Shabalala en zijn mannen mochten ook Hugh Masekela en Miriam Makeba in de schijnwerpers staan, want Simon wenste niet alleen met de eer te gaan strijken, waardoor hij zichzelf meer dan eens wegcijferde.

Paul Simon (47) heeft in zijn muziek altijd verder gekeken dat zijn neus lang is. Als weinig andere artiesten wist hij met zijn tijd mee te gaan zonder dat hij van enig opportunisme kon worden beschuldigd. In de jaren zestig werd hij wereldberoemd als helft van Simon & Garfunkel, wier repertoire praktisch helemaal van zijn hand kwam. Het duo gebruikte op vroege hits als Sound Of Silence en l Am A Rock weinig meer dan een akoestische gitaar en een ingetogen ritmesectie, maar allengs werd het instrumentarium uitgebreider. Op de inmiddels alweer bijna twintig jaar oude standaardplaat Bridge Over Troubled Water, lange tijd een van de best verkochte albums aller tijden, verkende Simon voor het eerst onbekend muzikaal terrein. Inmiddels klassiek is zijn bewerking van het Peruaanse volksliedje El Condor Pasa, waarbij hij zich liet begeleiden door een Latijns-Amerikaans combo.

Na de scheiding van Simon & Garfunkel overschreed de intellectuele singer-songwriter uit New York op zijn tweede solodebuut Paul Simon en de al even meesterlijke opvolger There Goes Rhymin' Simon uit de vroege jaren zeventig veelvuldiger de grenzen van de popmuziek. Met nummers als Duncan en Me And Julio Down By The Schoolyard trok hij de lijn van de wereldhit El Condor Pasa door. Daarnaast vond hij inspiratie in zwarte Amerikaanse stijlen, bijvoorbeeld de gospel, zoals bleek uit het spirituele Loves Me Like A Rock. Verder behoorde hij samen met Eric Clapton tot de eerste blanke popartiesten die zich verdiepten in de Jamaicaanse reggae, getuige zijn eerste solosucces Mother And Child Reunion. Zo bleek Simon door de jaren heen typisch een artiest die zich voortdurend bleef vernieuwen, zij het zonder zich daar op te laten voorstaan.

In de wilde wereld van de rock ’n’ roll is Paul Simon eigenlijk een vreemde eend in de bijt. Hij lijkt in niets op het gemiddelde popidool, al was het maar omdat zijn belangstelling niet beperkt blijft tot de muziek. Niet voor niets speelde hij een rol in The Graduate, waarvoor Simon & Garfunkel de soundtrack verzorgden, en parodieerde hij later een snelle platenproducer in Annie Hall, de populairste filmkomedie van Woody Allen. Ook regisseerde hij One-Trick Poney, waarin hij zelf acteert als een popartiest die uit de gratie van het publiek is geraakt omdat hij slechts een enkel muzikaal foefje weet te vertonen. Het mag duidelijk zijn dat Simon met zijn film geen zelfportret schetste, maar zichzelf een schrikbeeld voor ogen hield. Hij huldigt de opvatting, dat een kunstenaar steeds iets anders moet uitproberen, ook al loopt hij het risico dat het op een faliekante mislukking uitdraait. De ironie wilde dat uitgerekend One-Trick Poney zowel artistiek als commercieel allesbehalve succesvol bleek.

Graceland nu is een van die zeldzame platen waarop diverse stijlen uit twee totaal verschillende werelddelen tot een nieuw geheel worden samengesmolten. Wat het resultaat helemaal uniek maakt, is het feit dat de muziek zo natuurlijk overkomt. Je herkent er overduidelijk Simon in, terwijl je hem nog nooit eerder op zo’n eigenaardige manier hebt bezig gehoord. Het lijkt net alsof hij voor het eerst in Afrika op vakantie gaat en zich daar meteen vanaf de eerste dag thuis voelt. Alles schijnt hem min of meer bekend voor te komen, reden waarom hij zich niet echt hoeft aan te passen. Vandaar dat het album vertrouwd en tegelijk weergaloos klinkt. Een nogal bijzondere ervaring.

Paul Simon is zeker niet de eerste westerse popartiest die zich door Afrikaanse muziek heeft laten inspireren. Al in de late jaren zestig toog wijlen Brian Jones van The Rolling Stones naar dat continent om er inheemse klanken op te nemen. Ook de destijds vermaarde drummer Ginger Baker, die ooit samen met Eric Clapton deel uitmaakte van de supergroepen Cream en Blind Faith, experimenteerde met ritmen uit dat werelddeel. De groep Osibisa, een gezelschap emigranten dat zich in Engeland had gevestigd, slaagde er in de vroege jaren zestig heel wat beter in om hun eigen volksmuziek tot popmuziek te verwerken. Blanke artiesten kwamen pas aan het begin van de jaren tachtig tot zo’n vloeiende combinatie. De Talking Heads wisten hun hoekige new wave een Afroswing mee te geven, terwijl Peter Gabriel niet minder interessante resultaten behaalde. Maar niemand heeft een toegankelijker fusie tussen Amerikaanse en Afrikaanse stijl en tot stand gebracht als Simon.

Graceland werd dan wel erkend als een regelrecht meesterwerk, toch bleek het album zeker niet boven elke kritiek verheven. Simon nam de plaat namelijk deels in Johannesburg op met lokale muzikanten en zangers, waarmee hij de culturele boycot van Zuid-Afrika doorbrak. Daarnaast verweet men hem dat hij in de teksten niet ondubbelzinnig de apartheid hekelde. Tijdens zijn wereldtournee konden protestacties dan ook niet uitblijven, zodat hij in het openbaar verantwoording moest afleggen, waarbij hij door zijn Afrikaanse medemuzikanten te vuur en te zwaard werd verdedigd. Of er nu sprake is van toeval of niet doet er feitelijk niet toe, maar het mag toch in elk geval opmerkelijk heten dat in het kielzog van Graceland diverse Afrikaanse artiesten met pakkende liedjes in Europa hits hebben weten te scoren, sterker zelfs, de opmars van de zogeheten wereldmuziek lijkt sindsdien niet meer te stuiten.