Nanci Griffith - De Greta Garbo van de folk

November 1991

“Eens een Texaan, altijd een Texaan,” zegt Nanci Griffith. “Het westen met zijn stof, het oosten met zijn olievelden, de Golf van Mexico - ik zie het allemaal bij wijze spreken dagelijks voor mijn ogen. Ik mis toch zo ontzettend die smeltkroes van etnische culturen, waarbij ik het jammer vind dat ik zelden meer de gelegenheid krijg om Spaans te spreken. Texas is zonder overdrijving de enige plek op aarde waar ik me echt thuis voel, maar om er over te kunnen schrijven moet ik er op een zekere afstand van wonen. Wat rest mij anders dan het heimwee op de koop toe te nemen?”

Halverwege de jaren tachtig besloot ze zich in Nashville te vestigen, de hoofdstad van de countrymuziek, een genre dat toentertijd een sensationele opleving kende. Evenals de met haar bevriende Lyle Lovett kon zij van die muzikale renaissance meeprofiteren, in de zin dat ze eindelijk door een gevestigde platenfirma onder contract werd genomen. Klonk ze aanvankelijk nog als de feministische pendant van Emmylou Harris, de ongekroonde koningin van de countryrock, gaandeweg evolueerde ze naar een neutralere stijl, waardoor ze voortaan beter tot de singer-songwriters kon worden gerekend.

Nanci Griffith werd een kleine veertig jaar geleden geboren in Seguin, maar ze groeide op in het naburige Austin. Haar ouders leerden elkaar kennen in het beatnikmilieu, hetgeen als voordeel met zich meebracht dat ze reeds op jeugdige leeftijd ontvankelijk werd gemaakt voor kunst en cultuur. “Mijn vader hield van allerlei soorten traditionele muziek en bovendien zong hij tenor in een kwartet, dus ik heb het van geen vreemden. Binnen zo’n liberaal gezin viel er voor mij uiteraard weinig te rebelleren, al meende ik met mijn ontdekking van Loretta Lynn en The Everly Brothers iets anders dan anders te hebben gevonden.”

Als scholiere begon Nanci Griffith op te treden in plaatselijke muziekcafé’s, na haar studie moest ze die schnabbels zien te combineren met haar werk als kleuterleidster. “Het valt niet mee om tot twee uur ’s nachts te spelen als je ’s ochtends om half acht in het klaslokaal moet staan. En het ging het hele jaar continu door, want tijdens de zomervakantie was ik strandwacht en zwemlerares. Gelukkig maakte mijn toenmalige echtgenoot aan dat doodvermoeiende bestaan een einde toen hij mij wist over te halen naar Houston te verhuizen.” Als prille twintiger was ze getrouwd met de acht jaar oudere Eric Taylor, een folkie die als junkie was teruggekeerd uit Vietnam. “In mijn naïveteit zag ik aanvankelijk niet hoe ernstig het met hem gesteld was. In die periode ben ik tot de ontdekking gekomen dat de ene mens de andere niet kan redden - iedereen moet zichzelf zien te redden. Hoe zeer het mij ook pijn deed, mij bleef op een gegeven moment niets anders over dan hem te verlaten.”

Houston kende gedurende de tweede helft van de jaren zeventig een bloeiende folkbeweging, geconcentreerd rond de gerespecteerde singer-songwriters als Townes Van Zandt en Guy Clark. Voor Nanci Griffith vormde de vanuit New Hamsphire opererende Bill Staines, ‘de Woody Guthrie van onze generatie’, de belangrijkste inspiratiebron, hetgeen duidelijk valt af te horen aan haar debuut There’s A Light Beyond These Woods uit 1978 en het vier jaar later verschenen Poet In My Window. Met het overtuigende tweeluik Once In A Very Blue Moon en The Last Of The True Believers trad ze rond het midden van de jaren tachtig in het voetspoor van Emmylou Harris, al wil ze dat zelf overigens absoluut niet weten. Tegen haar zin ook werd Griffith in met de opvolger Lone Star State Of Mind gelanceerd als een representante van de zogeheten New Country-generatie, waarvan ze zich na het voortreffelijke semi-conceptalbum Little Love Affairs nog datzelfde jaar wist af te scheiden met One Fair Summer Evening. “Een geste aan de fans van het eerste uur,” noemt ze die onvolprezen liveplaat met akoestische versies van de meest essentiële liedjes uit haar repertoire tot dan toe. “Maar bovenal wilde ik op die manier bewijzen, dat mijn muziek zo goed als niets heeft uit te staan met country.”

Nanci Griffith mag zich dan op niet mis te verstane wijze van het countrygenre hebben gedistantieerd, ze blijft tot op de dag van vandaag in woord en muziek refereren aan Loretta Lynn. De coal miner’s daughter, die op haar twintigste al vier kinderen had gebaard, veroorzaakte ruim vijftien jaar geleden de nodige opschudding met haar single The Pill, een vurig pleidooi voor het gebruik van de anticonceptiepil. “Ze realiseerde zich absoluut niet welk een radicaal standpunt ze innam, omdat ze het doodnormaal vond wat ze beweerde. En dat was het natuurlijk ook, ware het niet dat ze tot de godvruchtige kringen behoorde. Haar stem werd in elk arbeidersgezin gehoord, waarmee ze als geen ander een bewustwordingsproces in gang zette bij een bevolkingsgroep die zich nooit twee keer over iets bedenkt en dat juist wel zou moeten doen. Wat kun je met muziek eigenlijk méér bereiken?”

Nanci Griffith getuigt in haar teksten van een onmiskenbaar engagement, ofschoon ze nooit en te nimmer in prekerigheid vervalt, net zoals ze melodramatiek weet te vermijden, terwijl ze toch niet zonder inlevingsvermogen zingt over gewone individuen in veelal wanhopige omstandigheden. “Ik beschouw mezelf als een muzikale journalist, die tot op zekere hoogte objectief verslag uitbrengt van hetgeen ze om zich heen ziet gebeuren. Een standpunt neem ik niet met zoveel woorden in en evenmin matig ik me aan een oordeel te vellen, al toon ik impliciet natuurlijk wel degelijk aan hoe mensen door de maatschappij in het algemeen of een bepaalde cultuur in het bijzonder als was worden gekneed. Bovendien gaat het in mijn liedjes bijna altijd over het doorbreken van vicieuze cirkels. Zodoende hoop ik de lotgenoten onder mijn luisteraars een hart onder de riem te steken. Ik spoor ze als het ware aan hun ongeluk te ontvluchten.”

De twee popalbums die Nanci Griffith recentelijk afleverde, het indringende Storms en de groeibriljant Late Night Grande Hotel, worden gekenmerkt door een soms aan fatalisme grenzende mismoedigheid. “Desondanks laten de hoofdpersonen zich er niet onder krijgen,” werpt ze tegen. “Net als ik bezitten ze een grote veerkracht en wilskracht, waardoor ze zichzelf aan het eind van het liedje steevast in veiligheid weten te brengen. Persoonlijk put ik daar de nodige kracht uit om mijn eigen problemen de baas te worden. Tegelijkertijd is het voor mij ook een vorm van escapisme om in de huid van een ander te kunnen kruipen. Ik geef mezelf immers nooit bloot in mijn werk. Niet voor niets ga ik onder collega’s door voor de Greta Garbo van de folk.”