Joe Jackson - In de overgang

Oktober 1997

Naast het glas cola staat op het lage tafeltje een literfles mineraalwater, die hij herhaaldelijk aan de mond zet om er klokkend een een paar slokken uit te nemen. Joe Jackson mag dan naar eigen zeggen de rock ’n’ roll-wereld vaarwel hebben gezegd, de attitudes laten zich kennelijk minder gemakkelijk afzweren. Het doet dan ook een beetje kleinzerig aan hoe zijn gezicht van narrigheid betrekt wanneer de barman nog voor openingstijd de cassetterecorder aanzet. “Dit wordt niks zo,” verzucht hij na een minuut of wat op verstoorde toon, maar geen haar op zijn hoofd dat eraan denkt om zelf te gaan vragen of het bandje misschien af kan. Als de muziek even later is verstomd, meent hij zich echter opeens te moeten rechtvaardigen voor zijn overgevoeligheid. “Zoiets krijg je blijkbaar als je goed en wel de veertig bent gepasseerd.”

Samen met Elvis Costello en Graham Parker vormde hij een kleine twintig jaar geleden de club van angry youg men van de Britse new wave. In opgevoerde popliedjes gaven ze elk op hun eigen wijze sardonische observaties ten beste van de wereld om hen heen, waarbij er achter al die schamperheid een haast paranoïde verbetenheid leek schuil te gaan. You gotta look sharp and you gotta have no illusions, zong Joe Jackson bijvoorbeeld op zijn alom bejubelde debuut. Just keep goin’ your way lookin’ over your shoulder. En hoewel hij deze woorden indertijd ongetwijfeld in iemand anders mond bedoelde te leggen, schieten ze onwillekeurig toch weer door het hoofd tijdens het gesprek met de graatmagere en boomlange zanger, pianist en componist. Hij kijkt namelijk niet alleen eerst omzichtig de kat uit de boom, ook wanneer hij zijn argwaan eenmaal heeft laten varen, blijft hij uit alle voorzorg een zekere afstandelijkheid bewaren.

Kwesties van particuliere aard, hoe nietig ook, hoef je bij hem niet aan te kaarten. Neem nou de toch onschuldige vraag wat hem zo’n twaalf jaar geleden deed besluiten zich in Manhattan te vestigen. “Het beviel me daar wel, dus bleef ik er automatisch hangen. Overigens zit ik een groot deel van het jaar in Engeland.” Maar wat maakt het leven in Amerika nu eigenlijk aangenamer dan in zijn moederland? “Ik vind het er helemaal niet prettiger wonen, ik prefereer alleen New York boven Londen. Ergens anders in de Verenigde Staten zou ik trouwens absoluut niet kunnen aarden, uitgezonderd dan misschien in New Orleans.” Spreekt hij Graham Parker trouwens nog wel eens, want die huist tenslotte al sinds jaar en dag in de buurt van Woodstock. “We komen niet bij mekaar over de vloer, dat niet. Maar wanneer hij in New York speelt en de gelegenheid doet zich voor, dan ga ik meestal wel langs.” En warempel, daar ontplooit zich zowaar een flauwe glimlach. “Toevallig trad hij er een paar weken geleden weer eens op. Hij werd begeleid door een stel jonge gastjes in van die strakke pakken met smalle stropdassen. Ze zagen er net zo uit als wij in onze wilde tijd.”

Laat vervolgens de naam Elvis Costello vallen en hij geeft niet de minste sjoege, terwijl beiden toch als weinig anderen van hun lichting ook hun weg wisten te vinden toen ze op een gegeven moment van de drukke rock ’n’ roll-route durfden af te wijken. Een natuurlijke gang van zaken, aldus Joe Jackson. “Je kunt eenvoudig niet tot in lengte van dagen doorgaan met wat je als adolescent ooit begon. Ergens tussen je dertigste en veertigste beland je als popmuzikant gegarandeerd in de overgang. Wie verstandig is en moedig genoeg probeert zichzelf dan opnieuw uit te vinden, maar lang niet iedereen durft die uitdaging aan. Daarbij moet je natuurlijk wel het een en ander in je mars hebben, dat spreekt voor zich, want wat er niet in zit, kan er nu eenmaal niet uitkomen. Wat mijzelf betreft: ik wist al van jongs af dat ik gezegend ben met een duurzaam talent. Mijn beste werk ligt nog voor mij, al zal daar waarschijnlijk lang niet meer zo’n groot publiek als vroeger kennis van nemen.”

*******

Om op de lagere school niet aan sport te hoeven meedoen, meldde hij zich maar in arren moede aan voor vioolles. Hij kreeg de smaak echter snel te pakken, zij het dat hij na verloop van tijd wel op de piano overschakelde. Vanaf zijn zestiende begon hij in zijn eentje in allerlei pubs en restaurants in zijn woonplaats Portsmouth op te treden, waarna hij binnen de kortste keren in diverse plaatselijke ensembles alles tussen pop en jazz in speelde. Met een instrumentaal stuk van eigen hand won hij vervolgens een beurs voor de Royal Academy Of Music in Londen, waar hij compositieleer ging studeren. Ondertussen verruimde hij al schnabbelend zijn horizon in theaters, clubs en cabaretgezelschappen. Eenmaal afgestudeerd aan het conservatorium koos Joe Jackson welbewust voor de rock ’n’ roll. “Mijn talent was nog lang niet voldoende ontwikkeld om een wezenlijke bijdrage aan de zogenaamd serieuze muziek te kunnen leveren. Bovendien voelde ik me als onstuimige jongere in die wereld als een kat in een vreemd pakhuis, ik wilde midden in het bruisende leven staan.”

In de luwte van de punk debuteerde hij in 1979 met het fenomenale Look Sharp!, dat evenals het werk van Elvis Costello en Graham Parker ettelijke jaren eerder de al wat oudere popliefhebbers het geruststellende gevoel gaf dat ze het best nog allemaal konden volgen. Na een tweede album vol puntige popliedjes met neo-realistische teksten verbreedde hij zijn karakteristieke stijl met reggae, jive en latin, wat in 1982 uitmondde in het meesterlijke Night And Day. Die standaardplaat mocht hij dan nooit meer weten te evenaren, zijn werk bleef een hoge standaardkwaliteit houden, zoals eens te meer blijkt uit het recent verschenen dubbelaar This Is It, een onberispelijk samengestelde en derhalve essentiële compilatie. Met als opmaat een aantal soundtracks waagde hij zich tussen de bedrijven door aan semi-klassieke muziek om nu met Heaven & Hell definitief afstand te nemen van de rock ’n’ roll. Over het onthaal van die prestigieuze suite, waaraan naast Suzanne Vega, Jane Sibery en Brad Roberts van de Crash Test Dummies ook operazangeres Dawn Upshaw en violiste Nadja Salerno-Sonnenberg hun medewerking verleenden, maakt hij zich niet de geringste illusies. “Men zal het vol afgrijzen verwerpen als een onzalig huwelijk tussen pop en klassiek, een soort muzikaal monster van Frankenstein. En ik kan het ze niet eens kwalijk nemen.”

Joe Jackson wil niet snobistisch klinken, maar ongeschoolde muzikanten, zeker als ze technisch niet bijzonder onderlegd zijn, gaan onbewust uit van het principe ‘God zegene de greep’. Dat kan fantastische dingen opleveren, daar niet van, al blijft het iets onbeholpens en gemakzuchtigs houden. “In plaats van eerst de regels te leren en uit te vinden waarom ze eigenlijk bestaan en vervolgens uit te zoeken hoe je ze kunt doorbreken, begin je volgens het rock ’n’ roll-ethos met te bepalen dat er helemaal geen regels bestaan. En dat terwijl de popmuziek ironisch genoeg als misschien wel geen andere kunstvorm van conventies aan elkaar hangt. Neem alleen al de concerten, die negen van de tien keer volgens een vast patroon verlopen, omdat anders het publiek zich misschien niet op zijn wenken bediend voelt. Nee, het is een bij uitstek conservatief genre.” Hetgeen overigens niet betekent dat hij er nu na al die jaren vol walging op neerkijkt. “Waarom zou ik? Zonder de popmuziek zou ik zowel artistiek als materieel gezien immers nooit zo veel hebben kunnen bereiken.”

*******

Wat je ook van Heaven & Hell mag vinden, het is in ieder geval een interessant werkstuk. Dat lijkt een vreselijke dooddoener, ware het niet dat het gaat om een heus conceptalbum rond een klassiek thema. Het draait in deze cyclus namelijk allemaal om de Zeven Hoofdzonden, te weten gulzigheid, onkuisheid, gierigheid, traagheid, gramschap, nijd en hovaardigheid. Hoewel de liedjes muzikaal naadloos op elkaar aansluiten, vertellen de teksten opmerkelijk genoeg geen doorlopend verhaal. Zo is er een nummer ontleend aan het sprookje van Assepoester en een ander gebaseerd op de Griekse mythe over Daedalus, terwijl de ene keer de burgeroorlog in Bosnië het decor vormt en dan weer de decadente filmwereld van Hollywood. Waarom nu heeft Joe Jackson ervan afgezien om de beproefde eenheid van tijd, plaats en handeling te hanteren? “Alleen op die manier bleek het me te lukken om de paradoxen en contrasten tussen het goede en het kwade uit de verf te laten komen.”

Nu wil het toeval dat een week voor zijn bezoek aan Nederland op de Achterpagina van NRC Handelsblad een stukje van de hand van Rudy Kousbroek te lezen viel over uitgerekend hetzelfde onderwerp als Heaven & Hell. “Het is niet waar!” Joe Jackson veert op. “En wat staat er zoal in?” Nou, om te beginnen vraagt de toch voor hoogst erudiet doorgaande auteur zich hardop af hoe de Zeven Hoofdzonden zich verhouden tot de Tien Geboden. “Kan hij dat echt niet bedenken? En het antwoord is nog wel zo simpel. Kijk, de Tien Geboden zijn een stel regels, die ooit in een anarchistische tijd werden opgelegd om zodoende te voorkomen dat de samenleving in een complete chaos zou ontaarden. En de Zeven Hoofdzonden, zoals opgesteld door een filosoof in de derde eeuw voor Christus, zijn de grondeigenschappen die kunnen leiden tot het overtreden van die Tien Geboden.” Waarvan akte.

“Wat schrijft hij verder nog meer?” Dat hij altijd al heeft gevonden dat moord en doodslag eigenlijk de grootste zonden zijn. “Die man haalt oorzaak en gevolg door elkaar. Je maakt iemand koud om de een of andere reden, bijvoorbeeld woede of afgunst. Met wat nuchter redeneren laten alle kwalijke daden en trekken zich zo vermoedelijk terugvoeren tot een of meer van de Zeven Hoofdzonden.” Als proef op de som kan meteen het rijtje alternatieven aan het slot van de column dienen. En inderdaad, het lukt Joe Jackson moeiteloos om ze stuk voor stuk te herleiden, zelfs schijnheiligheid, ‘een hele goeie’, die volgens hem een combinatie is van trots en traagheid. Alleen met de laatste weet hij zich eventjes geen raad: “Ongemanierdheid. Tja. Eh, ik geloof niet dat je dat een zonde kunt noemen.” Kortom, een luie denker, die Rudy Kousbroek. Slordig ook, getuige het feit dat hij zich bij de opsomming van de Zeven Hoofdzonden niet houdt aan de traditionele rangorde. “Terwijl die juist zo belangrijk is, want het loopt van kwaad tot erger. De eerste drie zijn de zonden van het vlees, de laatste drie die van de geest en middenin zit de zonde die tot geen van beide behoort. Traagheid is in wezen helemaal niets: inertie, de totale negativiteit.”

Hovaardigheid, daar laat Joe Jackson zelf zich na beluistering van Heaven & Hell nogal gemakkelijk van beschuldigen. Wie zich ambitieus toont, lijkt immers al gauw ook pretentieus. “Alsof een single van drie minuten niet net zo goed kan barsten van de pretenties. Denk maar eens aan Prince, overigens met alle respect voor diens grote talent. Ach, ik weet best dat ik word bekritiseerd als zijnde een zelfingenomen eclecticus, al zul je zoiets merkwaardig genoeg nooit over Björk horen. Weet je wat het hele eieren eten is? Als mensen zich niet de moeite willen nemen om iets te begrijpen, noemen ze het gewoon pretentieus en daarmee is voor hen dan de kous af.”