Elvis Costello - Voor eenzame zielen

Augustus 1998

Wie meent de mens achter de artiest uit zijn tent te kunnen lokken, komt bij hem van een koude kermis thuis. Net zoals het telkens weer verspilde moeite blijkt om vooraf een waslijst met vragen te bedenken. Want eenmaal tegenover hem gezeten, neemt hij er bij het eerste het beste antwoord gelijk al een hele rits mee. Vol enthousiasme gaat hij met het onderwerp aan de haal om er minutenlang over uit te weiden zonder dat er een speld valt tussen te krijgen. Toch laat hij zich wel degelijk leiden door wat er wordt aangekaart, waarbij hij zich niet gauw zal verlagen tot het oplepelen van voorgekookte verhaaltjes. Per slot van rekening overlappen zijn toch talrijke interviews naar aanleiding van het verschijnen van een nieuw album elkaar zelden of nooit noemenswaard. Hij is van nature nu eenmaal een gretig prater, die bovendien kan ratelen als een mitrailleur. In drie kwartier spuit hij net zoveel tekst als menigeen in anderhalf uur. Elvis Costello spreekt bijna sneller dan een normaal mens kan luisteren.

Niet om het een of ander, maar aan hem lijkt een begenadigd popjournalist verloren te zijn gegaan. Toen hij nog doorging voor de angry young man van de Britse new wave schreef hij begin jaren tachtig een hoestekst voor een verzamelplaat van Gram Parsons, de aartsvader van de countryrock. Diens hartverscheurende duetzang met de sirenische Emmylou Harris op de albums GP en Grievous Angel ontlokte hem onder meer de jaloersmakende zinsnede: “Als dit je niet weet te ontroeren, dan zit je met een groot probleem.” Al even bevlogen herdacht hij in het onvolprezen blad Mojo van de zomer Frank Sinatra met een ronduit prachtig verhaal, waarin hij en passant een prangende kwestie uit de wereld hielp: welke albums van The Voice horen nou eigenlijk thuis in de basiscollectie van elke zichzelf respecterende popliefhebber? Wie niet op een geeltje hoeft te kijken, had zich natuurlijk allang die monumentale boxen kunnen aanschaffen, ware dat niet veel teveel van het goede. Vergeet die compilaties, zo adviseerde hij de lezer, en begin met die ‘fantastische trilogie’ uit de tweede helft van de jaren vijftig - In The Wee Small Hours, Only The Lonely en No One Cares. “Er zijn tijden geweest dat ik naar geen andere platen luisterde.”

Op een buiige zatermiddag aan het eind van een verloren zomer herinnert Elvis Costello zich op een Amsterdamse hotelkamer nogmaals hoe hem als baby de weemoedige muziek van Ol’ Blue Eyes met de spreekwoordelijke paplepel werd ingegoten. “Niet voor niets was skin een van mijn allereerste woorden, want volgens mijn moeder kon ik I’ve Got You Under My Skin niet vaak genoeg horen. Toen ik tegen de dertig liep, ben ik pas echt serieus weer naar Sinatra gaan luisteren, bij tijden misschien zelfs tè intensief. In diezelfde periode raakte ik ook in de ban van mensen als Chet Baker, Billie Holiday, Ella Fitzgerald en MeI Tormé. Zo kwam ik tot het inzicht dat die evocatieve muziek niet uitsluitend tot het verleden behoorde, maar net zo goed een plaats in de moderne wereld zou kunnen innemen. Ik liet me er doelbewust door inspireren, in de zin dat niet alle nummers op mijn albums per se met knallende drums en elektrische gitaren hoefden te worden uitgevoerd. Daarnaast greep ik bij het componeren van ballades geregeld terug op dat vroegere idioom, om maar te zwijg en van de diverse covers die ik door de jaren heen heb opgenomen. Al mag de manier waarop mijn liefde voor dat genre zich uiteindelijk manifesteerde nogal curieus heten.”

Want wat wil het geval? Elvis Costello heeft met Painted From Memory, zijn achttiende studioplaat in iets meer dan twintig jaar, zijn eigen Only The Lonely gemaakt. Zelf zal hij het echter nooit met zoveel woorden zeggen, vandaar dat hij een fractie van een seconde lichtelijk verrast reageert wanneer iemand anders het doet. “Een groter compliment zou iemand mij niet kunnen geven. Dat is namelijk net zoiets als van een hedendaags rockalbum beweren dat het dezelfde impact bezit als Revolver van The Beatles. Ik heb Sinatra absoluut niet naar de kroon willen steken, al heb wel degelijk geprobeerd om een melancholieke plaat te maken rond het thema van de verloren gegane liefde, iets dat bij mijn weten al sinds mensenheugenis niet meer is gebeurd. Daarbij waakte ik ervoor om in nostalgie te vervallen, want ik vind het even goedkoop als gemakzuchtig om zo’n in wezen negatieve gemoedsstemming op te roepen. Zo gruw ik niet minder van sentimentaliteit, een soort postpuberale dweperij met verdriet. Bij droefgeestigheid gaat het bovendien om een oneindig complexer gevoel, zo ontdekte ik als volwassen man. Melancholie draag je met je mee, zelfs als je je in de zevende hemel bevindt - het is een karaktertrek van je ziel.”

Om te beginnen wil hij er nog even op wijzen dat hij, Declan MacManus (44), in zijn begindagen als Elvis Costello al I Just Don’t Know What To Do With Myself op het repertoire had staan. Die gouwe ouwe van Dusty Springfield behoort tot de absolute hoogtepunten in het oeuvre van componist Burt Bacharach en tekstdichter Hal David, die gedurende de jaren zestig een indrukwekkende reeks popklassiekers op hun naam schreven. Daarnaast maakte het Amerikaanse duo furore als de producers achter Dionne Warwick, de tante van Whitney Houston, wier rijkelijk georkestreerde hits ondanks hun gesofisticeerde geluid ook de liefhebbers van het ruigere werk destijds niet onberoerd lieten. Ofschoon hun liedjes steevast makkelijk in het gehoor liggen, steken de melodieën dusdanig ingewikkeld in elkaar dat alleen technisch begaafde vocalisten ermee uit de voeten kunnen. Dat samengaan van toegankelijkheid en artisticiteit bewondert Elvis Costello mateloos, temeer daar hij zelf met kunstzinnige albums als Spike en Mighty Like A Rose het grote publiek en zelfs de nodige fans van het eerste uur ongewild van zich vervreemdde. Vandaar dat hij zich de koning te rijk toonde toen hij de buitenkans kreeg om eens met de inmiddels zeventigjarige Burt Bacharach samen te werken.

Zo’n drie jaar geleden werd hij benaderd door de makers van Grace Of My Heart, een bioscoopfilm gebaseerd op het leven van Carole King. Met haar man Gerry Goffin vormde de later succesvolle singer-songwriter tijdens de eerste helft van de jaren zestig een van de vele muzikale koppels, die in het Brill Building aan Broadway in een kantoortje dag in dag uit hits op bestelling fabriceerden. “De regisseuse van Grace Of My Heart kwam op het idee om het min of meer fictieve verhaal op te luisteren met nieuwe pastiche-achtige liedjes, waarvoor schrijvers uit dat gouden tijdvak hun krachten zouden moeten bundelen met contemporaine artiesten. Vooral de combinatie van Burt en mij bleek een schot in de roos. Hoewel we door een belachelijk korte tijdslimiet elkaar vanwege verplichtingen niet konden treffen, lukte het ons om binnen vijf dagen per fax en antwoordapparaat een compositie af te leveren. Vervolgens werd de première van de film uitgesteld, hetgeen ons in de gelegenheid stelde om God Give Me Strength alsnog zelf voor de soundtrack op te nemen. Die samenwerking smaakte voor ons beiden naar meer. En zo gezegd, zo gedaan.”

Zijn stemgeluid mag dan zeker in de uithalen menigeen in de oren klinken als het gekras van vingernagels over een schoolbord, toch bewijst Elvis Costello zich na The Juliet Letters en All This Useless Beauty opnieuw als een heuse balladezanger. Hij toont zich dan ook terecht zo trots als een pauw op Painted From Memory, niet het minst omdat er sprake was gelijkwaardige taakverdeling. “Burt en ik bIeken er geen radicaal verschillende muzikale opvattingen op na te houden, waardoor ik me behoorlijk stoutmoedig durfde op te stellen. Je zou het eindresultaat kunnen omschrijven als een geheel van compositorische dialogen, waarbij we elkaar zittend achter de piano stimuleerden, aanvulden en verbeterden. Zo wilde hij ergens een crescendo inbouwen, terwijl ik bijvoorbeeld voorstelde om de melodie van een bepaald refrein te veranderen. Als alle grote componisten onderscheidt Burt zich door een heldere, universele en tegelijk unieke stijl, die hopelijk ook in mijn teksten voor onze plaat zit. Ik geef ditmaal geen draai aan emoties, elke dubbelzinnigheid of ironie ontbreekt, ik meen ieder woord van wat ik zing. Deze liedjes zijn bedoeld eenzame zielen een hart onder de riem te steken, maar gelukkige mensen kunnen er eveneens baat bij vinden - alsof ze een streng knoflook aan de voordeur hangen om de vampiers buiten te houden.”