Elvis Costello - Andere tijden

November 1999

Elvis has left the building. Maar anders dan eertijds de koning van de rock ’n’ roll stapt hij niet rechtstreeks vanaf de bühne in een limousine om zich terug naar het hotel te laten vervoeren. Nee, Costello ontvangt amper een kwartiertje na afloop van zijn optreden in het Opera House van Blackpool voor de artiesteningang enkele tientallen aanhangers van het eerste uur. Minzaam keuvelend deelt hij handtekeningen uit en de vrouwelijke fans mogen zelfs een zoen van hem stelen. Every inch a gentleman en met zijn antracietkleurige winterjas, zwarte hoed en fleurige zijden shawl oogt hij ook als zodanig, die eeuwige stoppelbaard van hem even daargelaten. Ziedaar de angry young man van de Britse new wave twintig jaar na dato.

Wie de jeugd heeft, zo heet het, die heeft de toekomst. Aldus beschouwd staan de zaken er voor Elvis Costello niet al te florissant voor. Jonge aanwas kent hij immers nauwelijks, te oordelen althans naar de bezoekers van zijn concerten, waar bovendien alleen bij het oudere werk een herkenningsapplaus opklinkt. Zo is het tenminste in Nederland, want hier in Blackpool blijkt hij zelfs bij de obscuurdere nummers op publieksparticipatie te kunnen rekenen. Daarbij wordt er luidkeels en vrolijk gereageerd op zijn opmerkingen en anekdotes, die hij tussen de bedrijven door met onderkoelde humor uitserveert. Met voortdurend in- en uitlopende mensen hangt er sowieso een opmerkelijk informele sfeer in de voor driekwart gevulde zaal. Wanneer iemand op de voorste rij zich midden in een beladen liedje even moet verontschuldigen, zegt de zanger op het podium hem onder algemene hilariteit met een galante buiging gedag.

De pakweg duizend aanwezigen in het Opera House, een verkleinde en vervallen versie van ons eigen Theater Carré, zien er trouwens allesbehalve uit als doorgewinterde popliefhebbers. Er lijkt eerder sprake van een gezellig avondje uit voor echtparen uit de arbeidersklasse, die voor de kaartjes à raison van twintig pond flink in de beurs hebben moeten tasten. Ze willen in ieder geval waar voor hun geld en krijgen dat ook dubbel en dwars. Begeleid door zijn vaste toetsenist Steve ‘Maestro’ Nieve gaat Costello na de reguliere speeltijd van vijf kwartier met zichtbaar genoegen nog eens zo lang door. Met de microfoon al uitgeschakeld, brengt hij ten slotte voor een muisstil gehoor bij wijze van dagsluiting als extra toegift Couldn’t Call It Unexpected No. 4, dat ‘gebed van een agnosticus’ van zijn gesjeesde meesterwerk Mighty Like A Rose, waarvan de laatste woorden luiden: I can’t believe I’ll never believe in anything again. Want wat anders dan hoop doet ons allemaal leven?

*******

De onappetijtelijke lucht van fish and chips walmt uit de vele familierestaurants aan de pier van Blackpool, die bij donker op feestelijke wijze verlicht wordt als ware het Las Vegas. Met een uitkijktoren, achtbaan en reuzenrad voor de jongsten en speelhallen, kroegen en discotheken voor de ouderen geldt deze kleine stad aan de Ierse zee onder modale Britten sinds jaar en dag als een vakantieparadijs. Niet voor niets wemelt het zelfs medio november op de ellenlange promenade nog van de toeristen, die zich ’s avonds in de music pubs al drinkend en dansend te pletter zullen amuseren.

“Geloof het of niet, maar ik heb als Elvis Costello nog nooit eerder in Blackpool opgetreden,” steekt Declan MacManus die zaterdagmiddag van wal. "Wel mocht ik op mijn zestiende hier een keer meespelen met het orkest van Joe Loss, waarin mijn vader als zanger de kost verdiende. Het was in de Central Club, een naam die ik mijn leven lang niet zal vergeten. Een paar minuten voor het doek opging, vroeg ik de toetsenist om een noot, zodat ik mijn gitaar kon stemmen. Terwijl hij het elektronische orgel inschakelde, sloeg hij een 'e' aan, zonder er bij stil te staan dat het ding eerst nog even moest warmdraaien. Zodoende kreeg ik maar een halve toon, waardoor ik veel te laag kwam te zitten. Er bleef mij niets anders over dan de volumeknop op nul te draaien en de hele avond te playbacken. Een goede voorbereiding op de toekomst, zo bleek later toen ik in Top Of The Pops mijn kunstje moest komen vertonen.”

In huize MacManus draaide schijnbaar alles om muziek. De meest uiteenlopende genres werden er beluisterd, variërend van Johann Sebastian Bach via Thelonious Monk tot aan Grateful Dead toe. Moeder was amateurzangeres en een frequent bezoekster van klassieke concerten. Vader ambieerde eigenlijk een carrière als jazztrompettist, maar om zijn gezin te kunnen onderhouden, had hij tegen wil en dank voor de amusementswereld gekozen. “Dat het artiestenbestaan eerder gepaard ging met bloed, zweet en tranen dan met glitter en glamour, wist ik dus al van jongs af aan,” vertelt de zoon, nu inmiddels halverwege de veertig. “Aanvankelijk was ik er dan ook helemaal niet zo op gebrand om in de voetsporen van mijn pa te treden. Daarbij stond ik tamelijk sceptisch tegenover de commerciële exploitatie van muziek, want ik hield me er van meet af aan zo intensief mee bezig dat ik er haast devoot tegenaan keek. Los daarvan betwijfelde ik of er voor het soort liedjes dat ik schreef wel een publiek bestond.”

Na de middelbare school volgde Costello een computercursus om vervolgens een administratief baantje bij een bank te zoeken. Toen hij zich begin jaren zeventig van Liverpool naar Londen liet overplaatsen, belandde hij op een klein filiaal waar de automatisering nog in het verschiet lag. “Op zekere dag wilden ze me inzetten bij het geldtransport. Ik moest met een fluitje in mijn mond op de uitkijk gaan staan of er geen overvallers aankwamen, maar dat leek me toch een beetje al te link. Kort daarop vond ik werk bij een cosmeticafabriek. Aangezien ik daar als enige met computers kon omgaan, genoot ik er behoorlijk wat aanzien, In mijn witte stofjas liep ik er rond als een of andere wetenschapper. Wisten zij veel dat ik alle tijd van de wereld overhield om liedjes te schrijven. Voor het opnemen van mijn eerste plaat, dat al met al verspreid over zes maanden zo’n twee weken duurde, heb ik me brutaalweg ziek gemeld.”

Met een vrouw en kind thuis piekerde Costello er aanvankelijk niet over om zijn luizenbaantje op te zeggen. Per slot van rekening had het hem een jaar of vier gekost om aan de bak te komen. Bovendien opereerde hij vanuit de periferrie, want hij stond onder contract bij “een door een stel excentriekelingen bestierd label voor tegendraadse artiesten”. Twee hitsingles en een jubelend ontvangen debuutalbum deden hem uiteindelijk van gedachten veranderen. “Eerlijk gezegd werd ik feitelijk voor het blok gezet door de platenfirma, die voor de hele stal een grootscheepse tournee had georganiseerd. Diep in mijn hart koesterde ik in die begindagen niet de minste illusie over een langlopende carrière. Goed beschouwd ben ik niet in het diepe gesprongen, ze hebben me er gewoon ingeduwd.”

*******

Sex and drugs and rock and roll is all my brain and body need, zong Ian Dury met de tong in een wang. Of om met Elvis Costello op het hyperenergieke This Year’s Model te sneren: Pump it up! – when you do you can feel it. Pump it up! – when you don’t really need it. “Met dat nummer stak ik de hand in eigen boezem, iets wat trouwens gold voor een groot gedeelte van dat tweede album,” onthult hij nu. “Het was een indirecte vorm van zelfkritiek. Ik verwierp op woedende toon alle verleidingen die ik niet kon weerstaan. Halverwege de twintig gaf ik me over aan bijna alles waar ik me eigenlijk verre van wilde houden, waarbij ik mijn gezin ernstig verwaarloosde met alle pijnlijke en complexe gevolgen vandien. En dat allemaal niet in de laatste plaats omwille van de muziek. Want volop drank en drugs nemen of je gevoelsleven moedwillig in het honderd laten lopen, kan voor iemand met een zekere mate van creativiteit onvermoede resultaten opleveren. Je moet er wel een hoge prijs voor betalen. Gaandeweg begin je namelijk je eigen emoties te wantrouwen, je verliest allengs de controle over jezelf en op den duur dreig je zelfs verknipt te raken. Zodoende vervreemd je onherroepelijk van de buitenwereld, waardoor de luisteraar je steeds moeilijker kan volgen. Zo verging het mij tenminste. In een helder moment zag ik mijzelf vol walging uitgeput aan de rand van de afgrond staan en ik dacht: ‘Jongen, het is de hoogste tijd dat je eindelijk eens volwassen wordt.’”

Voor wie onversneden punk indertijd al te provocatief in de oren klonk, vormde Elvis Costello naast Graham Parker het redelijke alternatief. Achteraf bezien lijkt diens opgefokt aandoende debuutplaat My Aim Is True in weerwil van de titel trouwens niet van opportunisme ontbloot, al verraden de dertien puntige liedjes tegelijk ook een onmiskenbare urgentie, om maar te zwijgen van het nodige vakmanschap. “Ik stond echt op scherp, dat was absoluut niet gesimuleerd, want daarvoor had ik te lang op mijn kans moeten wachten. Aan de andere kant speelde ik met mijn alter ego doelbewust in op de tijdgeest, dat zal ik zeker niet ontkennen. Ik wilde de muziek per se niet laten swingen, ze moest raggen als de Ramones. Alleen hadden ze me gekoppeld aan Clover, een countryrockgroep uit Californië, die een heleboel van mijn referentiepunten niet eens kenden, laat staan dat ze bijvoorbeeld een Phil Spector-ritmepatroon of een Motown-baslijn konden naspelen. Zodoende interpreteerden ze mijn ideeën op hun manier, waardoor al die invloeden er volstrekt onherkenbaar uitkwamen. Plus dat ik zelf de ervarenheid in de studio miste om pastiches te kunnen maken. Dat het resultaat afweek van al die oerpunk en zelfs redelijk origineel uitpakte, gebeurde dus eigenlijk vooral per ongeluk.”

Costello is een eclecticus bij uitstek. Vrijpostig gebruikt hij uit andermans muziek alles wat maar enigszins van pas komt. Vernieuwend zal hij zichzelf daarom nooit noemen, al ambieert hij wel degelijk iets eigens te creëren. Begeleid door The Attractions en met pubrocker Nick Lowe als producer maakte hij na het veelbelovende My Aim Is True een aantal meeslepende albums, waarop de inspiratiebronnen reikten van The Rolling Stones en Booker T. & The MG’s tot aan David Bowie en nota bene Abba. In latere jaren zouden artistieke krachttoeren volgen als Imperial Bedroom, Spike en Mighty Like A Rose, die evenals het neo-klassieke project The Juliet Letters met The Brodsky Quartet door menigeen kortzichtig werden afgedaan als zijnde pretentieus. Door op gezette tijden met platen als Blood & Chocolate en Brutal Youth terug te vallen op zijn directe stijl van vroeger wist hij zich echter telkens te rehabiliteren.

“Nieuwsgierigheid drijft me voort,” aldus Costello. ‘Ik wil me continu blijven ontwikkelen, maar toch is het niet onverstandig zo nu en dan weer eens die allereerste blauwdruk te gebruiken - als een kompas om ervoor te zorgen dat je de juiste richting bewaart. Voor mij is het verleden altijd het vertrekpunt geweest en dat zal in de toekomst niet veranderen. Maar ik ben nooit op een retrogeluid uit geweest, integendeel, zeker in het begin van mijn carrière wilde ik futuristisch klinken. In tegenstelling tot kunstacademie-punks als Wire en XTC en latere groepen als Soft Cell en de Pet Shop Boys is me dat nooit gelukt. Ik ben meer iemand die steeds weer opnieuw het wiel uitvindt.”

*******

Artistes please note: dressing room lights will be extinguished 45 minutes after the fail of the curtain, meldt een antiek bordje naast de opgang naar de kleedkamers. “Ze hebben de boel daarboven in de verf gezet,” zegt Elvis Costello. “Als we daar gaan zitten praten, barsten we binnen de kortste keren van de koppijn.” Vandaar dat we plaatsnemen in het vervaalde rode pluche van het Opera House, waar luttele uren later tijdens een aantal nummers elektronische drumpartijen zullen galmen. “De interessantste popliedjes van tegenwoordig zijn praktisch allemaal op een of andere wijze aan dance gerelateerd,” zegt de man die van de zomer met zijn versie van de Charles Aznavour-evergreen She eindelijk weer eens de Britse hitlijsten haalde. “Zwartkijkers zien die muziek als een bedreiging voor het klassiek gestructureerde liedje, maar die mensen scheren allerlei subgenres al te kortzichtig over één kam. Toegegeven, pure techno is inderdaad een ware marteling voor de oren, tenminste als je het niet ondergaat in een bomvol pakhuis onder invloed van xtc. Daarnaast gebeuren er op het gebied van met name ritmiek en juxtapositie echter zo onnoemelijk veel vernieuwende dingen, die voor min of meer traditioneel ingestelde artiesten als ik onvermoede mogelijkheden bieden.”

De geschiedenis doet niet anders dan zich herhalen, aldus Costello. Dance blijkt volgens hem nu al net zo’n revolutionaire invloed op de ontwikkeling van de populaire muziek uit te oefenen als eerder swing, bop, rock ’n’ roll en de wisselwerking tussen The Beatles en Bob Dylan. En evenals bij die genres zal die stroming zich in diverse richtingen verder door blijven ontwikkelen, waarbij de makers ervan in toenemende mate inspiratie uit het verleden gaan putten. “Niet voor niets valt er nu al een zekere nostalgie naar de Summer Of Love van 1989 te bespeuren, zodat er binnenkort steeds vaker stijlfiguren uit die tijd zullen opduiken. Met behulp van oude elementen iets nieuws maken, gebeurt al sinds mensenheugenis. Alleen kunnen de meeste dancemuzikanten niet met een instrument uit de voeten, dus in plaats van het na te spelen, zoals de generaties voor hen gewoonlijk deden, kopiëren zij het met behulp van een sampler. Sommige van die geluidscollages mogen zonder meer ingenieus heten, andere zijn weer het werk van sluwe archivarissen, die goede sier maken met andermans creaties. Overigens vind ik de rol van de moderne DJ’s zwaar overschat. Waar in vroeger eeuwen bisschoppen en vorsten grote componisten patroneerden, hebben zij nog nooit iemands carrière van de grond geholpen - behalve dan hun eigen carrière.”

Eenmaal op dreef komt Costello al associërend via via ten slotte uit bij Luigi Nono, een geestverwant van Karlheinz Stockhausen en Pierre Boulez. Kort voor zijn overlijden in 1990 baarde deze Italiaanse avant-gardist opzien met La Iontanza Nostalgica Utopica Futura, een stuk voor elektronisch vervormde viool op acht sporen. “Hij nam zeven verschillende partijen op en mengde die op het podium improviserenderwijs tot een complex geheel, dat elke voorstelling weer totaal anders klonk. Een soort dance-mix, zou je kunnen zeggen, zij het van een beduidend hogere esthetische orde.”

Steve Nieve drentelt intussen al een poos ostentatief over het podium in afwachting van de soundcheck. “Ik kom eraan!” Hetgeen zoveel betekent als: laatste vraag. Welnu dan: heeft Elvis Costello eigenlijk nog wel toekomst? “Reken maar,” zegt hij vol vertrouwen. “Ik kan bogen op een groter publiek dan men algemeen veronderstelt. En jonger ook, zo heb ik onlangs in de Verenigde Staten tot mijn aangename verrassing mogen vaststellen. Naar het zich laat aanzien, zal ik dus wel genoeg platen blijven verkopen om door te kunnen gaan. Voor de rest laat commercieel succes me ijskoud. Het enige dat voor mij telt, is samenwerken met interessante muzikanten, die ik daar graag behoorlijk voor wil betalen, zodat ik ze niet op mijn knieën hoef te smeken om alsjeblieft met me mee te spelen. Nee, ik zie mijn carrière niet langer als iets dat vroeger of later onvermijdelijk afloopt. En stel dat, dan nog zal ik het musiceren niet opgeven. Ik ben nu gewoon niet meer te stoppen.”