Doug Sahm - Texas Tornado

December 1980

“Zonder dit spul zou mijn geest nooit op gang komen,” zei Doug Sahm, terwijl hij zijn eerste pijpje van die dag rookte. “En niet alleen dat, ik zou ’s nachts ook geen rust vinden. Buiten hasjiesj en marihuana gebruik ik trouwens niets. Ik rook geen tabak, ik slik niet, ik spuit niet, ik drink nauwelijks alcohol. Moet je eens zien....” Hij pakte een toilettas van het bijzettafeltje, trok de rits open en toonde de inhoud: ruim tien medicijnachtige flesjes. “Allemaal vitaminen,” verduidelijkte hij. “Alle soorten die er bestaan. Voor mijn gezondheid, begrijp je, want dat voedsel dat je tegenwoordig in restaurants krijgt voorgeschoteld....” Hij zweeg een seconde veelbetekenend. “Hé, weten jullie misschien hier in de buurt een reformwinkel? Ik heb allerlei spullen nodig: tijgerbalsem voor mijn neus, keeltabletten, mondwater, een paar flessen mineraalwater. Eén dag in Nederland en ik ben al snipverkouden.”

Het opgeruimde humeur van Sahm kon die middag van het heerlijk avondje niet stuk. Na elf jaar was hij eindelijk weer eens in zijn geliefde Amsterdam. En niet zomaar als toerist, maar als zakenman. Het voormalige Magisch Centrum was het begin- en eindpunt van een ruim twee weken durende handelsreis door verscheidene Europese landen. Doel was het verkopen van Border Wave, zijn veertiende album dat zijn jarenlang verwaarloosde carrière een fikse impuls moet geven. Vandaar ook dat hij had besloten nieuw leven te blazen in het Sir Douglas Quintet, dat als het voorprogramma van The Pretenders meteen weer voor volle zalen stond. Het repertoire varieerde van oude krakers als She’s About A Mover, Mendocino en Dynamite Woman tot nieuwe liedjes als Down On The Border en Sheila Tequila, afgewisseld met Texaanse blues- en countryklassiekers.

Na die Amerikaans herfsttournee dook het vijftal een New Yorkse studio in, hetgeen resulteerde in een voor zijn doen verrassend gedisciplineerd uitgevoerd album. “Veel tijd en geld heeft het allemaal niet gekost,” haastte Sahm zich te verklaren. “Maar dankzij die serie optredens waren we prima op elkaar ingespeeld. En daarbij: gemotiveerd! Ik was onderhand knap pissig op al die figuren die goede sier maken met het geluid van het Sir Douglas Quintet.” Waarmee hij uiteraard doelde op de karakteristieke klank van door Augie Meyers gepopulariseerde Vox Farfisa-orgeltje door onder anderen Elvis Costello & The Attractions en Joe ‘King’ Carrasco & The Crowns. “Wat een slappe aftreksels. Als je ons hoort spelen, dan besef je pas dat wij het neusje van de zalm zijn.”

Sahm veinsde getergd te zijn en diep in zijn hart was hij dat misschien ook wel een beetje. Niet voor niets citeerde hij een zinsnede uit het titelstuk van Border Wave: You get a little new wave and you get a little permanent wave and then you’re down to see that there ain’t no roll like the border soul. “Kijk, popmuziek staat voor mij gelijk aan lol en amusement,” begon Sahm de filosofie achter de border wave, zijn alternatief voor de new wave. “Ik hou niet van artiesten die hun publiek minachten. Die Costello heeft onlangs bij ons in Austin opgetreden. Een aardige vent, daar niet van, ik heb een tijdje met hem gepraat. Maar hij stond amper drie kwartier op het podium. En chagrijnig dat hij deed, niet te geloven. Wie haalt het nou in hemelsnaam in zijn hoofd om in Texas nog niet eens een uur te spelen! Er kwamen nog mensen de zaal binnen toen het al was afgelopen. Het had niet veel gescheeld of ze hadden hem gelyncht.”

Van de nieuwe popmuziek heeft hij geen hoge dunk, zo bleek al snel. Sahm vertelde over zijn bezoek de vorige avond aan Paradiso, waar de Engelse reggaegroep UB40 geen noemenswaardige beweging had weten weten te krijgen in het toegestroomde publiek. “Af en toe rolden ze een jointje of dronken ze een plastic bekertje pils, maar voor het overige keken ze moedeloos en verveeld uit de ogen. En als je iemand een vriendelijke klap op zijn schouders verkocht, reageerden ze als door een adder gebeten. Niet dat ze van zins waren te gaan vechten, ze wilden alleen maar de indruk wekken. Zoiets hoef je in Texas niet te proberen, dan krijg je onherroepelijk een mes tussen je ribben.”

Kom bij Sahm niet aan met de economische recessie: hoe de hoge werkloosheid de jeugd het uitzicht op een hoopvolle toekomst ontneemt. “In Mexico hebben de mensen ook geen geld en desondanks zijn ze gelukkig,” reageerde hij. “Kort voordat ik hier naar toe afreisde, ben ik er nog geweest. Op een gegeven moment zat ik in een bus toen er een jongetje van een jaar of tien instapte. Hij was zo kaal als een luis: hij had gaten in zijn schoenen, gaten in zijn broek, gaten in zijn hemd. Het enige dat hij had was een transistor, een aftands ding weliswaar, maar er kwam geluid uit. Het luidsprekertje hield hij tegen zijn oor gedrukt. En hij zong mee. Hij voelde zich goed. Ik bedoel, als je je gelukkig wilt voelen, dan ga je je vanzelf gelukkig voelen.”

We gingen de stad in. Al uiensoep lepelend, vertelde Sahm wat hij de afgelopen jaren zoal had uitgevoerd. “Voornamelijk honkbal gespeeld. En de nodige optredens gedaan in de danszalen van Austin en omgeving.” De schoorsteen moet tenslotte roken, al verzekeren de auteursrechten van het handvol hits uit de tweede helft van de jaren zestig hem tot op de dag van vandaag van een aardig basisinkomen. Schatrijk had Sahm kunnen zijn, als hij maar aan het handje van platenfirma en management had gelopen, zo beweerde zijn goede vriend Freddy Fender onlangs nog. “Maar wat heb je dan?” vroeg Sahm retorisch. “Veel geld geeft nu eenmaal beslommeringen. Arme Freddy, hij heeft geen lol meer in de muziek en het leven.”

In één adem door kwam Boz Scaggs opeens ter sprake. “Ze hebben van hem een ster weten te maken. Enkele maanden terug liep ik hem voor het eerst sinds tijden weer eens tegen het lijf. Keurig in het pak gestoken, stropdas om. Ik zei: ‘Hé Boz, wat is er met je gebeurd, kerel? Weet je nog vroeger, hoe je er toen uit zag, hoe we samen de blues speelden en wat voor een plezier we hadden.’ En als Joe Carrasco zo doorgaat, helpt hij zichzelf ook de vernieling in. Ik heb hem al diverse malen gewaarschuwd, maar hij vertikt het om naar me te luisteren. Hij is veel te hongerig. Hij wil, koste wat het kost, een ster worden. Waarom zijn mensen toch altijd zo hebzuchtig?”

Aan erkenning ontbreekt het Sahm zelf overigens niet. Zo werd zijn lied Chicano door de Mexicaanse Texanen zelfs tot officieuze hymne verheven, een wapenfeit waarop hij als blanke volkomen terecht zo trots als een pauw is. Die opwekkende meezinger van een jaar of zeven geleden staat op het album Texas Tornado, dat een monumentaal tweeluik vormt met Doug Sahm And Band, opgenomen met een keur aan muzikanten onder wie Bob Dylan en Dr. John. Tex-Mex-accordeonist Flaco Jimenez uit San Antonio hield er warempel een internationale carrière aan over, nadat Ry Cooder hem drie jaar na dato rekruteerde voor zijn multiculturele meesterwerk Chicken Skin Music.

“Kijk, ik wil populair zijn, natuurlijk, maar nooit ten koste van mezelf,” aldus Sahm. “Vandaar dat ik mijn eigen zaken behartig. Momenteel ga ik er weer hard tegen aan. Maar als ik te veel tegen mijn zin moet doen, hou ik er net zo gemakkelijk weer subiet mee op.” Hij vertelde over Shawn, zijn vijftienjarige zoon die bij tijd en wijle met zijn bijna veertigjarige vader meespeelt: hoe verrukt deze was geweest toen hij Gene Simmons van Kiss de hand had mogen schudden. Zo praatte Sahm uren achter elkaar onafgebroken door, zelfs toen hij met zijn handen vol aan de kassa van de reformwinkel stond. “Mensen vinden vaak dat ik me opgefokt gedraag,” had hij eerder die middag op zijn hotelkamer bedachtzaam gezegd. “Maar ik ben helemaal niet opgefokt, ik ben uitgelaten. Ik geniet van het leven. En ik wil graag dat iedereen zich zo voelt als ik. Dat is eigenlijk het enige wat ik met mijn muziek wil bereiken. Meer niet.”