Counting Crows - Een oester zonder parel

Mei 2012

Zet alle vooroordelen tegen coveralbums even opzij. Dat ze veelal dienen om contracten vol te maken. Of dat ze anders wel een creatieve impasse moeten verhullen. En dat ze sowieso nooit aan de originelen kunnen tippen. Want nu ligt er eindelijk weer eentje om geen genoeg van te krijgen: Underwater Sunshine van Counting Crows. Maar toch: vijf studioplaten in bijna twee decennia, waarvan de laatste alweer van vier jaar terug dateert – het lijkt ze allesbehalve makkelijk af te gaan. Ware het niet dat aanvoerder Adam Duritz in al die tijd nog nooit heeft gerept van creatieve bloedarmoede, wat wel iets wil zeggen voor iemand die in het openbaar graag naar hartelust mag klagen over zijn spleen. “Ergens kan het me niet schelen dat ik me doodongelukkig voel, zo lang ik maar muziek kan maken. En dat mijn liedjes blijkbaar ook nog eens iets betekenen voor wildvreemden, geeft mijn leven eigenlijk al genoeg zin.”

Een muziekgek, zo noemt hij zichzelf. En de zes anderen in Counting Crows zijn van hetzelfde slag. Niet voor niets kunnen ze het touren niet laten en zijn hun concerten zo meeslepend, om niet te zeggen verheffend – en dat terwijl ze naar eigen zeggen juist grossieren in whiny ballads. Mazzelaars, dat vinden ze zichzelf ook. Niet dat ze die twintig miljoen verkochte albums niet zouden hebben verdiend, maar volgens Adam Duritz had dat megasucces net zo goed een van die duizenden andere popgroepen in de schoot kunnen vallen. Vandaar dat Counting Crows van de zomer opnieuw door de Verenigde Staten trekt met in het voorprogramma een trits obscure indiebands. En vandaar ook Underwater Sunshine, waarbij de ondertitel Or What We Did On Our Summer Vacation er geen misverstand over laat bestaan: het betreft hier a labour of love.

Naast rockiconen als Fairport Convention, The Byrds en Big Star en mindere goden als Pure Praire League, Faces en Teenage Fanclub covert Counting Crows roemloze helden als Tender Mercies, Sordid Humor en The Romany Rye. Maar overbekend of ongekend, het klinkt allemaal alsof het uit eigen koker komt. En alleen al hoe de drummer hongerig als een wolf Return Of The Grievous Angel van Gram Parsons aftelt, doet het hart op slag sneller kloppen. Geen wonder dat Adam Duritz in de uitvoerige toelichtingen vol smakelijke anekdotes tot tweemaal toe jubelt: ‘This is what it feels like to play in a band!’. Waarbij hij als elke grote artiest zonder een spoor van afgunst de kunst van het bewonderen verstaat. “Zelfs al zou ik nooit meer zelf een liedje schrijven, dan nog konden we tot in lengte van dagen platen blijven maken – de fantastische liedjes liggen gewoon voor het oprapen.”

Smiling in the bright lights, coming through in stereo ‒ when everybody loves you, you can never be lonely.

Als de dag van gisteren kan hij zich nog voor de geest halen hoe hij thuis voor de spiegel met een tennisracket als gitaar Can’t Buy Me Love van The Beatles stond te zingen. Waar andere Amerikaanse jochies later graag astronaut of honkballer wilden worden, fantaseerde Adam Duritz over een glamoureus bestaan als popidool. Eenmaal op de universiteit struint hij met een vriend de clubs in Berkeley af om bandjes te zien spelen, ondertussen glurend naar de mooie meiden aan de bar die ze in een handomdraai zouden kunnen versieren als ze maar rocksterren waren. Die bitterzoete herinnering zal hem jaren na dato inspireren tot het schrijven van Mr. Jones, waarin hij plompverloren bekent zo graag Bob Dylan te willen zijn.

Begin jaren negentig komt zijn groep Counting Crows van de grond en dan is het een kwestie van tijd voordat ze worden ontdekt. Het contract is koud ondertekend of ze mogen al het voorprogramma van Bob Dylan verzorgen. En op voorspraak van Robbie Robertson, de gewezen leider van The Band, vallen ze ettelijke maanden later op het jaarlijkse inauguratiegala van de Rock And Roll Hall Of Fame in voor Van Morrison. Pas een klein jaar daarop, in de nazomer van 1993, verschijnt August And Everything After en vervolgens duurt het nog een half jaar voor het met lof overladen album opeens hard begint te lopen. Want tot ieders verrassing scoort Counting Crows dankzij de steun van MTV een monsterhit met uitgerekend Mr. Jones. En Adam Duritz, dan bijna dertig, is als bij toverslag een ster.

Hoe onvoorspelbaar ook, het verkoopsucces van August And Everything After laat zich niet moeilijk verklaren. Te pas en te onpas vergeleken met Bob Dylan, Van Morrison en The Band, appelleert hun neotraditionele muziek aan de smaak van vijfendertigplussers, die eindelijk weer eens iets nieuws van hun gading horen. Dat de grungegeneratie zich kennelijk niet stoort aan het retrogeluid mag dan verbazen, al die stinkverwende lanterfanters kunnen zich daarom nog wel laven aan de permanente klaagzang over de ondraaglijke lichtheid van het bestaan.

It’s 4.30 a.m. on a Tuesday. It doesn’t get much worse than this in beds in little rooms in buildings in the middle of these lives which are completely meaningless. Help me stay awake ‒ I’m falling.

“Uiteindelijk heeft het leven geen enkele zin, maar door er over te schrijven en te zingen, geef ik betekenis aan de zinloosheid. Wat ik gewoon niet begrijp, is dat al die mensen vrijwillig de route hebben gevolgd zoals hun ouders die voor ze hebben uitgestippeld. Hoe kunnen ze in hemelsnaam vrede vinden met zo’n middelmatig bestaan? Want diploma’s halen, carrière maken, gezinnetje stichten ‒ wat stelt het eigenlijk allemaal voor?” Al ontpopt de dagdroom om als gevierd zanger van een popgroep de halve wereld rond te reizen zich als een harde werkelijkheid, zo zal Adam Duritz binnen de kortste keren tot zijn leedwezen ondervinden.

Wie zonder de nodige routine en conditie maandenlang praktisch onafgebroken op tournee moet, raakt vroeg of laat onherroepelijk de uitputting nabij, niet in de laatste plaats als gevolg van al dat doorzakken. En ook al verried de ironische ondertoon van Mr. Jones dat niemand hem hoefde te vertellen dat roem niet gelukkig maakt, Adam Duritz had kennelijk niet het flauwste  vermoeden dat je geleefd gaat worden zo gauw je als onnozele hals plotsklaps succes krijgt. “Als ik één ding heb geleerd, dan is het wel dat je in zo’n situatie haast geen greep meer hebt op je bestaan. Ik heb het gevoel dat ik op het punt sta overgenomen te worden, dat er binnenkort iemand anders aan het roer zal staan.”

Wanneer de tot zestien maanden verlengde tournee achter August And Everything er eindelijk op zit, toont Adam Duritz zich allerminst opgelucht. “Ik ben muziek gaan maken om de eenzaamheid te verzachten. Als mijn verlangen naar erkenning zou worden vervuld, hoopte ik, dan voelde ik me vast niet meer zo verdomd alleen. Maar nu is er praktisch niemand meer die me nog bejegent als een normaal mens. Ik wil niets liever dan me zo snel mogelijk uit de voeten maken ‒ weg van iedereen. Ik heb mijn ziel gegeven en wat heb ik er voor in ruil gekregen? Niets.” The bottom line is: you don’t know how much I feel, zingt hij op This Desert Life uit 1999. You say you see, but I don’t agree. You don’t know how I feel.

These days I feel like I’m fading away, like sometimes when I hear myself on the radio, heet het op het drie jaar eerder verschenen Recovering The Satellites, dat in het teken staat van de verdwazing en de ontgoocheling, die Adam Duritz samen met de roem overvielen. En in A Long December, misschien wel hun allermooiste liedje, verzucht hij: This feeling that it’s all a lot of oysters, but no pearls. This Desert Life begint daar waar Recovering The Satellites eindigt: de lokroep van het nachtleven in Hollywood. Oh, this desert life, this high life here at the dying end of the day. I wasn’t made for this scene, baby, but I was made in this scene. And baby, it’s just my way. Weer drie jaar verder op het bedrieglijk lichtvoetiger klinkende Hard Candy is het opnieuw een komen en gaan van vriendinnetjes: American girls, all feathers and cream, come into bed so edible. Maar het is een vreugdeloos soort genieten: I’ve been up for 38 hours and it don’t look like sleep’s coming soon. En ook op het veelzeggend getitelde Saturday Nights & Sunday Mornings van vier jaar terug gaat het nog altijd even genotzuchtig door, zij het dan steeds meer tegen beter weten in: This dizzy life of mine keeps hanging me up all the time.

This lithium is like heroin to me. It makes it all withdraw, all the anger and loss, but it all keeps coming back in the morning.

“De een zijn ellende is de ander zijn vermaak, daar komt het toch op neer,” meent Adam Duritz. “Wie niet verbergt dat hij zich ongelukkig voelt, roept voyeuristische neigingen op. Tegelijkertijd kunnen mensen zich aan zo iemand spiegelen, letterlijk zelfs ‒ zoals ik vroeger als jochie met een tennisracket op mijn kamertje The Beatles stond na te doen. Die droom is voor mij werkelijkheid geworden, dus in zekere zin leef ik nu in een droom. Ik zit opgesloten in een luchtkasteel.”

Dat het leven voor hem geen werkelijkheid lijkt, dat hij zich soms helemaal van de wereld voelt, zit tussen zijn oren, zal Adam Duritz jaren later te horen krijgen. “Ik lijd aan een dissociatieve stoornis, veroorzaakt door angst,” vertelt hij ten tijde van Saturday Nights & Sunday Mornings. Waar men hem vroeger lukraak een of ander antidepressivum liet slikken, hangt er nu dankzij een uitgedokterde medicijnencocktail tenminste niet meer zo’n dikke mist in zijn hoofd. Alleen met frisse moed de dag instappen is er nog steeds niet bij. “Ik voel me gewoon altijd somber.”

Wide awake, there’s some pills that I shouldn’t take, zingt Adam Duritz op Underwater Sunshine zijn vriend Coby Brown na. Honest to God, I got to get it off my chest I don’t want to stick around, ’cause I don’t need this suffering. En dus moet hij hoognodig van al die pillen af – wat gemakkelijker blijkt gezegd dan gedaan: liefst acht maanden vergt de ontwenningskuur. Ondertussen schrijft hij de liedjes voor een theaterstuk om vervolgens meteen te gaan werken aan hun coveralbum. Een weekje de opnamestudio in, een maand later nog eens tien dagen, en de klus is min of meer geklaard. “Ik stond te trillen en te schokken als als een gek, maar zelden heb ik me zo goed kunnen concentreren.”

Underwater Sunshine klinkt niet alleen typisch Counting Crows, veel teksten lijken ook uit het leven van Adam Duritz gegrepen. Neem nou die nooit op plaat uitgebrachte ballade van Dawes, de groep van Taylor Goldsmith, nog zo’n geboren somberman: May my demon reveal itself tenderly and may he not leave me broken – may he leave me to be. Dat er toch eerst en vooral euforie uitgaat van zulke emotioneel zo heftige liedjes, bewijst eens te meer de heilzame werking van muziek. “De meeste mensen willen zo ontzettend graag gelukkig zijn dat ze er wel hun hele leven op zouden willen afstemmen,” zegt Adam Duritz. “Maar omdat je toch nooit constant gelukkig kunt zijn, heb ik het zelf eigenlijk nooit nagejaagd. Ergens maakte het mij niet uit hoe ik me voelde, zo lang ik me maar in de muziek kon uitleven. Muziek als surrogaat voor het leven – het is gewoon te gek voor woorden.”