Achteraf

Oktober 1992

“Soms denk ik: ik lijk wel stapelgek dat ik dit blijf doen. Tenslotte loop ik al tegen de vijfenveertig. Aan de andere kant: wat moet ik anders? Het is het enige waar ik een beetje goed in ben,” verzucht John Lyon, jeugdvriend van Bruce Springsteen en diens rechterhand Steve Van Zandt.  Vorig jaar nog hielpen The Boss en Little Steven hun bloedbroeder eindelijk weer eens aan een meesterwerk, het niet voor niets nostalgisch getitelde Better Days.

Vanaf het moment dat hij met zijn zevenkoppige orkest The Asbury Jukes die avond rond tienen in de Tivoli van start gaat, zet Southside Johnny er zogezegd de beuk in. Na ruim twee uur dampende soul, rock en blues werpt hij een blik op zijn polshorloge. “Nog maar twintig minuten,” constateert hij met enig leedwezen.

Op slag van half een, het tijdstip waarop de vergunning voor levende muziek in de Utrechtste poptempel afloopt, eindigt de laatste toegift. Wanneer het publiek niet ophoudt te applaudisseren, komt de zanger hoogstpersoonlijk even uitleg geven. “Ik wil wel, dolgraag zelfs, maar het mag niet,” klinkt het bijna hulpeloos.

Een kwartiertje later meldt zich backstage een van de meiden die door hem op de bühne werden gehesen om voor één nummer als achtergrondkoortje te fungeren. Ze vraagt naar gitarist Bobby Bandiera. De twee zonderen zich af in de dode ruimte tussen het kantoor en het gangetje naar het podium. Binnen de kortste keren staan ze heftig te tongzoenen.

Southside Johnny valt nergens meer te bekennen. Hij blijkt zich te hebben teruggetrokken in het halletje om de hoek vlak bij de uitgang, waar men niet zo gauw een mens zal vermoeden. Op zijn hurken zit hij tegen de muur geleund, zijn hoofd tussen de gebogen schouders naar beneden hangend – bekaf als een wielrenner na een bergetappe.