Zuidwaarts
Zij bleef in Memphis voor een dagje joggen en shoppen, wij drieën togen op pelgrimage naar Clarksdale, bijgenaamd de geboorteplaats van de blues. Want John Lee Hooker komt er vandaan, en ook Son House, Eddie Boyd, Junior Parker, Ike Turner en Sam Cooke, om ze lang niet allemaal te noemen. Muddy Waters groeide er op, W.C. Handy woonde er, evenals de überlegendarische Robert Johnson, die volgens de mythe zijn ziel aan de duivel verkocht in ruil voor een virtuoze gitaartechniek, wat zou zijn gebeurd op het kruispunt van Highway 61 en 49, nog iets preciezer, daar waar Desoto Avenue en State Street elkaar snijden.
Eenmaal in Clarksville op naar het Delta Blues Museum, gevestigd in het gerenoveerde goederenstation, een ontroerend ratjetoe aan instrumenten, kledingstukken en parafernalia plus een stel kunstwerken. Nee, dan toch liever het Rock & Blues Museum, bestierd door de Hollander Theo ‘Boogieman’ Dasbach, een hokkerig pandje tjokvol orgineel vinyl, platenhoezen, bladmuziek, affiches, contracten, gesigneerde gitaren en wat dies meer zij, een adembenemende collectie met aan het begin een Edison-grammofoon uit 1905 en op het eind de lithografieserie Bag One van John Lennon uit 1970.
Tussen de bedrijven door een tasty burger verorberd in de Ground Zero Blues Club, die qua vintage design onwillekeurig deed denken aan Se7en, de bloedstollende film starring mede-eigenaar Morgan Freeman. Turend naar het kleine podium verzuchtte de voorman van de groep waar Limburg trots op is: “Wat zou ik hier graag een keer optreden.” Naar het afsluitende pijpje pils in Red’s Blues Lounge konden we fluiten: de onwaarschijnlijk authentiek ogende juke joint was nog niet open.
Vanaf Memphis, Tennessee naar Clarksdale, Mississippi is het een kleine tachtig mijl zuidwaarts rijden, goeddeels over Highway 61, voor mijzelf niets minder dan een minisensatie. Ongeveer halverwege ligt Tunica, a sleepy little town down by the Mississippi River, aldus Tony Joe White, die daar graag een hengel mag uitwerpen. Begin jaren negentig schreef hij Tunica Motel, de opener van Closer To The Truth, vooral mogelijk gemaakt dankzij Tina Turner, wier kaskraker Foreign Affair liefst drie nummers van zijn hand bevat, waaronder de hitsige hit Steamy Windows. In dat hotelliedje nu kruipt The Swamp Fox in de huid van een wanhopige man. Head out on the highway, cruising way down south. I knew a little place where I might could work it all out. Om er deadpan aan toe te voegen: I’m so tired of fighting with myself.
Voorbij Tunica wordt Highway 61 smaller, het landschap troostelozer. Midden op de achterbank staarde ik naar die weg, kaarsrecht, zonder glooiingen. Om met de Talking Heads op het medio jaren tachtig verschenen Little Creatures te zingen: We’re on a road to nowhere. En zoals David Byrne in de bijbehorende video sur place schijnbaar tegen de wind in holt, zo konden wij net zo goed niet rijden, maar stilstaan ergens in het midden van nergens. Het leek wel de slotscène van een film uit de vroege jaren zestig. Dan bevriest het beeld en ja hoor, daar doemen ze vanuit de verre horizon op, die zes letters: THE END.