Uitzicht
Randy Newman zeventig. Ja, de tijd, die vliegt als een pijl. Zo dateert mijn eerste interview met hem ook alweer van veertig jaar terug. Ik was amper twintig en nog nooit eerder afgestuurd op een artiest van statuur. De avond voor de vuurdoop trapte ik al schakelend door de versnelling, om na enige capriolen over het fietsstuur heen frontaal op het asfalt te smakken – arm uit de kom, kin in de vernieling. De volgende namiddag met een vriend op de brommer naar Weert en vandaar met de trein naar Eindhoven, alwaar we bij zijn zus op haar studentenkamertje zouden blijven slapen. Het optreden in de stadsschouwburg begon namelijk pas om middernacht en wij mochten ons ruim voor aanvang melden om ‘de zingende Mark Twain’ te helpen met het doden van de tijd. En aldus geschiedde: het was – geen idee meer hoe lang – meer hangen dan praten. Toch al op van de zenuwen en extra onzeker vanwege die loei van een pleister op mijn kin raakte ik uiteindelijk compleet van slag door zijn zelfsarcasme – althans, nu ik er zo over nadenk.
Nee, van die heuglijke uren weet ik mij amper iets te herinneren. Hoe hij na afloop door de kleedkamer en over de gang ijsbeerde, ja, steeds diepere zuchten slakend, terwijl zijn manager en wij hem verzekerden dat de mensen in de zaal het echt waar prachtig hadden gevonden – op dat ene stel na dan, dat het amper twintig minuten onderweg al voor gehoord hield. En vooral ook hoe ver over tweeën er opeens een heel gezelschap opdook – zijn schoonouders met aanhang, zoals tijdens het concert gemeld “all the way from Düsseldorf by Sherman tank”. Zo’n drie jaar later zou Little Criminals verschijnen, met als laatste liedje op de eerste kant In Germany Before The War, een kleine ballade over de seriekindermoordenaar Peter Kürten alias ‘De Vampier van Düsseldorf’. Hoor hem daar zitten aan de oever van de Rijn, op precies dezelfde plek waar hij een poos geleden onder de herfsthemel lag met doodstil naast zich zijn kleine meisje met de gouden haren en de grijze ogen. En wat gaat er nu op dit moment in zijn hoofd om? I’m looking at the river, but I’m thinking of the sea.
Op naar de kust. Daar staat aan de rand van het strand, onder een mistroostige nazomerlucht, starend over het stille water naar de verre einder, Linda Thompson. Een foto schijnt meer te kunnen zeggen dan duizend woorden, maar zo niet dit veredelde vakantiekiekje. Pas met de albumtitel Won’t Be Long Now erbij wordt het een sprekend beeld – beklemmend voor de een, berustend voor de ander, voor een enkeling misschien zelfs wel vertroostend. Life is short and getting shorter, heet het in het gelijknamige liedje, speciaal voor haar geschreven door zoon Teddy. “What’s his point, I wonder.” Want hé, zesenzestig of niet, ze leeft het leven heus niet met de dood in het vooruitzicht. Angst is tenslotte een kansloze emotie, net zoals spijt, om nog maar te zwijgen van hoop. Als beginnend folkzangeres begreep ze al uit die stokoude ballades: je kunt wat je zoal overkomt best stoïcijns ondergaan. Uiteindelijk bezingt ze dan ook de illusieloosheid. Zo opent haar jongste album met de liefdesles: I care only for myself, love’s for babies and fools. Spreek haar erop aan en ze zal wegwuiverig reageren: “Ah joh, het is gewoon een liedje.” Waar ze natuurlijk groot gelijk in heeft – maar ondertussen.