Henny Vrienten - Een zeker vakmanschap
Henny Vrienten doet iets waar de meeste popmuzikanten niet eens over piekeren: hij houdt audiëntie aan huis. Weliswaar niet in de woonkamer, maar toch. Het gesprek vindt plaats in zijn private opnamestudio, die een gehele verdieping beslaat van een prachtig gerestaureerd pand aan een pittoresk grachtje in hartje Amsterdam. “Hier breng ik nou mijn dagen door,” zegt de verbazingwekkend goed geconserveerde muzikant, wiens zestigste verjaardag zachtjesaan nadert. “Ik sta op, ga zwemmen en werk dan meestal tot aan het begin van de avond. Voor zover mogelijk hou ik kantooruren aan. Thuis werken heeft het bekende nadeel dat je ’s avonds makkelijk weer gaat zitten als je in tijdnood komt, maar ik word er steeds beter in om dat niet te doen. En nee, ik heb beslist niet het gevoel dat ik hier in een soort van laboratorium zit opgesloten. Ik maak die muziek uiteraard niet allemaal zelf, dus er komen hier geregeld mensen over de vloer. Maar eigenlijk vind ik het wel fijn om lange periodes in mijn eentje te werken. Die afzondering heb ik ook nodig, anders functioneert mijn brein niet optimaal. Ik ben zeer gedisciplineerd. De neiging om te lanterfanten ken ik helemaal niet. Ik ben een braaf katholiek jongetje, dat doet wat men van hem verwacht.”
Het kan bijna niet anders of Henny Vrienten is een workaholic. Vanaf het midden van de jaren tachtig componeerde hij de muziek voor zo’n tachtig speelfilms, documentaires en televisieseries, waaronder bioscoopkrakers als Spoorloos, Jan Rap En Z’n Maat, Oeroeg, Abeltje, Madelief, Left Luggage, Kruimeltje, The Discovery Of Heaven en Pietje Bell. De opmaat tot deze succesvolle tweede carrière was Amstel Hotel 13.00 Uur, de instrumentale afsluiter van zijn soloplaat Geen Ballade uit 1984, die zich destijds al liet beluisteren als een open sollicitatie. “Het was een klein visje uitwerpen om een grote vis te vangen,” beaamt hij volmondig. “Niet dat ik dat toen woordelijk zo gedacht heb, hoor, ik kan het me althans niet herinneren. Heel veel dingen doe je nu eenmaal intuïtief, maar in je onderbewustzijn gebeurt het wel degelijk doelgericht. Hoe dan ook, regisseuse Vivian Pieters hoorde dat stukje muziek en werd zo op het idee gebracht om mij voor De Prooi te vragen. Met die eerste score won ik meteen een prijs en zo ben ik vanzelf in dat wereldje gerold.”
In de Nederlandse filmindustrie vormde de soundtrack tot voor kort steevast een sluitpost. Sommige producenten van de oude stempel schijnen zelfs tot op de dag van vandaag nog te veronderstellen dat componisten desnoods om niet zo’n opdracht graag willen aannemen. “In Amerika is men er veel sterker van doordrongen wat muziek kan doen met iemand in die stoel in dat donker, dus daar is het vanzelfsprekend om er een flink budget voor uit te trekken,” vertelt Henny Vrienten. Dat de score pas op het eind van van de productiecyclus zijn beslag kan krijgen, zorgt bovendien voor de nodige stress en frustratie. “De premièredatum staat vast, terwijl de deadline voor de eindmontage steeds verder naar achteren schuift, waardoor jouw periode dat je daadwerkelijk spijkers met koppen kunt slaan telkens weer iets korter wordt. Zo kan de orkestrator pas aan de slag als het beeld op slot zit, want anders krijg je immense problemen. Tot die tijd valt er eigenlijk niets tot in detail uit te werken en blijft het vaak bij het neerzetten van een sfeer in de vorm van een soort sjablonen voor het orkest. Tijdens het componeren laat ik het beeld trouwens altijd meelopen. Wat er gebeurt als ik een scène zie, hoe zich dat vertaalt in klanken die ik er bij wil horen – dat associatieve proces in mijn hoofd is, om het in goed Nederlands te zeggen, what makes me tick.”
Naast het componeren van filmmuziek schrijft Henny Vrienten alweer sinds een jaar of tien geregeld liedjes voor de onvolprezen kinderprogramma’s Sesamstraat en Het Klokhuis. “Voor mij gelden daarbij dezelfde wetten als bij popmuziek: heb je een pakkend intro, een lekker in het gehoor liggend refrein, kortom, hoe krijg je het boeiend? Ik probeer gewoon een zo goed mogelijk nummer te maken, al was het maar omdat een liedje voor Sesamstraat dan eerder voor hergebruik in aanmerking komt wanneer er zich weer een nieuwe generatie peuters aandient. Ik ga ook zeker niet op mijn hurken zitten, al heb je je natuurlijk wel aan een voorgeschreven thema te houden, waar je in je eigen bandje een persoonlijk statement kan maken. In de tijd van Doe Maar schreef ik sterk autobiografische teksten, maar met het stijgen der jaren is de behoefte om iets persoonlijks prijs te geven helemaal verdwenen. Het enige wat ik tegenwoordig nog wil tonen, is een zeker vakmanschap.”
Henny Vrienten was de dertig al gepasseerd toen hij toetrad tot Doe Maar, dat vooral dankzij singles van zijn hand begin jaren tachtig uitgroeide tot een voor vaderlandse begrippen ongekend fenomeen. Als tieneridool tegen wil en dank schreef hij nochtans onomwonden over de wederwaardigheden van een volwassen man op drift, net zoals zijn tweede soloplaat Mijn Hart Slaapt Nooit uit 1991 en het reünie-album Klaar van Doe Maar uit 2000 de schaamte voorbij waren waar het ging om de muizenissen van iemand die naar eigen zeggen is waar hij wil zijn. “Het wordt voor mij steeds minder aantrekkelijk om dat soort zaken in liedjes om te zetten, ook al word je mettertijd mentaal misschien juist interessanter. Maar popmuziek heeft zo’n fysieke uitstraling dat het aan alle kanten begint te knarsen als je op een bepaalde leeftijd komt. Tegenover elke waardige bluesman van in de tachtig met een gitaar op zijn buik staat wel een rocker van in de vijftig met geverfd haar en in een te strakke broek. Zit daar iemand op te wachten, denk ik dan. Daarbij ligt mijn hart niet op het podium. Ik hou meer van het ontstaansproces – ik vind het mooi om te zien hoe iets gestalte krijgt. Zo gauw het af is, ebt mijn belangstelling weg. Dat heb ik met alles wat ik ooit gedaan heb. Zelfs het er aan herinnerd worden, ligt ongemakkelijk.”
Het bloed kruipt echter waar het niet gaan kan. Afgelopen najaar stond Henny Vrienten met een gelegenheidsgroep in het Paleis van Schone Kunsten te Brussel, waar hij tot ieders verrassing onder meer een prachtige jazzy versie van de Doe Maar-kraker 1 Nacht Alleen ten beste gaf. Aanleiding voor dat eenmalige optreden was het verschijnen van Nacht. De Soundtrack, een cd annex dvd in nauwe samenwerking met Tom America, Tom Barman van dEUS, Frank Boeijen, Peter Both van Beef!, Def P van de Osdorp Posse, Herman Finkers, Boudewijn de Groot, Henk Hofstede van de Nits, Thé Lau, Jan Rot en Solex. Op twee na traden ze ook allemaal op tijdens dat memorabele galaconcert, dat nog eens extra glans kreeg door de inbreng van de literaire coryfeeën Jules Deelder en Gerrit Komrij – wat toch wel iets zegt over de reputatie van poëziefanaat Vrienten, die bloemlezingen samenstelde van onder meer J. Slauerhoff en De Tachtigers. “Ik ben erg op de schoonheid van de dingen. Het moet allemaal kloppen en op zijn plek zijn. En dat was die avond in Brussel het geval. Het voelde heel goed, moet ik zeggen.”
Henny Vrienten had voor het maken van Nacht een plan bedacht: de gasten werd nadrukkelijk verzocht om met niet méér dan een vaag idee naar zijn studio te komen, waar ze hooguit een dag getweeën aan een liedje zouden werken. Het rudimentaire resultaat bestond veelal uit een zangpartij en een akkoordenreeks op een zogeheten click track, die het vaste tempo van zeventig slagen per minuut aangaf. Met die ruwe opnames ging hij vervolgens alleen verder, waarbij zijn stijl van arrangeren in combinatie met het doorlopende ritme van de nachtelijke hartslag uiteindelijk leidden tot een caleidoscopisch geheel met een dromerige, haast bezwerende sfeer. De opnamesessies werden bovendien door een ingehuurde cameraman geregistreerd om vervolgens door Henk Hofstede te worden gemonteerd tot een split screen-film met de nodige sfeerbeelden. “Alles is uit eigen zak betaald,” zegt Henny Vrienten. “Pas toen het helemaal klaar was, ben ik gaan kijken of er belangstelling voor bestond. Want het plan was heilig, voor één keer.”
Waar veelbelovende concepten in de ontwikkelingsfase vroeg of laat onvermijdelijk beginnen te knellen, gebeurde bij Nacht juist het omgekeerde: het eindresultaat had zelfs in de stoutste fantasie niet mooier kunnen uitpakken. “Nou ja, ik heb natuurlijk ook niet de eersten de besten gevraagd,” reageert Henny Vrienten zonder valse bescheidenheid. “Zelf had ik die spanning nooit zoveel liedjes lang vast kunnen houden. Ik ben nu eenmaal geen tekstschrijver die buiten zichzelf kan treden, ik kan alleen maar een beetje over mezelf murmelen. Vandaar dat ik meteen op de gedachte kwam van die twaalf verschillende invalshoeken, waar ik min of meer terloops mensen voor heb uitgekozen, zonder er rekening mee te houden of iemand zich misschien gepasseerd zou voelen. Diezelfde onnadrukkelijkheid moest ook in de manier van samenwerken zitten: iemand kwam langs en dan zouden we samen eventjes iets maken. Niet voor niets was de oorspronkelijke titel van het project Passanten.”
Wonderlijk genoeg blijkt Henny Vrienten niet echt een fascinatie voor de nacht te koesteren, al ontkiemde het idee wel degelijk tijdens de donkere uren. “Toen ik na twaalf jaar weer zin kreeg om een eigen plaat te maken, vroeg ik me af wat ik nog nooit eerder had gedaan. Ik moest denken aan een plaat met eenzelfde sfeer, waarbij je als luisteraar niet verrast zou worden. Ik weet van mezelf dat ik ’s avonds laat in de auto op weg terug naar huis op de radio telkens zoek naar kalmerende muziek in een tempo dat tegengesteld is aan de snelheid waarmee je je verplaatst. Zo kwam ik vanzelf uit bij het thema van de nacht. Eerlijk gezegd heb ik niet echt iets op met de nacht, ik hou eigenlijk alleen van de overgang: het invallen van de duisternis, het leeglopen van de stad, het indalen van de stilte. De nacht zelf breng ik bij voorkeur slapend door. Ik kan wel eens last hebben van slapeloosheid, maar dan heb ik altijd nog de beste remedie ter wereld bij de hand: poëzie.”