Wilco - Stromend bloed
Met de onbetwiste klassieker Yankee Hotel Foxtrot bombardeerde Wilco zichzelf begin deze eeuw ongewild tot de Amerikaanse tegenhanger van Radiohead. Inmiddels is de voormalige alt-countrygroep via het min of meer miskende Sky Bly Sky met het eerder dit jaar verschenen Wilco (The Album) weer helemaal terug bij het ouderwetse liedje. Voorman Jeff Tweedy heeft zichzelf een tijdelijk spreekverbod opgelegd, maar bassist van het eerste uur John Stirratt (41) blijkt wel bereid om terug te blikken op vijftien jaar Wilco. “Uit onszelf zouden we daar niet zo gauw bij stilstaan. Wij kijken liever vooruit naar wat komen gaat.”
Het is toch vreemd te bedenken dat Wilco ooit uit noodzaak geboren is.
“Ja, Jeff werd voor het blok toen gezet toen Jay Farrar het bij Uncle Tupelo plotseling voor gezien hield om met Son Volt voor zichzelf te beginnen. Weliswaar hadden we de bui al ettelijke maanden zien hangen, maar ergens waren we er niet echt op voorbereid. We zijn in ieder geval niet bij de pakken gaan neerzitten. Begin mei waren de laatste optredens van Uncle Tupelo en medio juni begonnen we al met de eerste repetities voor Wilco. Zonder Jay bleek het ook best aardig te lukken, dus besloten we gewoon door te gaan, zij het dan onder een andere naam. Aan nieuwe liedjes ontbrak het Jeff bepaald niet en daarbij had de platenfirma van Uncle Tupelo hem een contract aangeboden.”
Hadden jullie vanaf het begin goede hoop dat het wat zou worden met Wilco?
“Nou, de platenfirma zag het wel zonnig in. Volgens hen zou er best eens een radiohit tussen het nieuwe materiaal kunnen zitten. Halverwege de jaren negentig leek immers alles mogelijk, want zelfs Sonic Youth werd op de college stations gedraaid. Er is dan ook behoorlijk wat tijd gestoken in de mixage om het zo radiovriendelijk mogelijk te laten klinken. Tot onze grote teleurstelling kreeg A.M. een lauwe ontvangst, zeker vergeleken met Trace van Son Volt, wat trouwens ook inderdaad een schitterende plaat is. Nee, we hadden het zeker niet gemakkelijk na die voorspoedige start. Het voelde als één stap vooruit, twee stappen achteruit. Achteraf gezien was Wilco in die beginperiode ook nog niet een volwaardige groep, niet in de laatste plaats omdat we niet eens een vaste sologitarist hadden. Pas toen Jay Bennett erbij kwam, vonden we onze draai."
Van de plaatverkoop heeft Wilco het pakweg de eerste vijf jaar niet moeten hebben, maar aan optredens was er nooit echt gebrek.
“We hebben het overleefd zonder ooit een hit te scoren, ja. Wat dat betreft ben ik wel eens jaloers geweest op groepen als de Beastie Boys en Radiohead, die al in een vroeg stadium van hun carrière hun bestaanszekerheid veilig wisten te stellen. Aan de andere kant hebben wij vrij ongestoord onze eigen gang kunnen gaan, omdat wij niet aan commerciële verwachtingen hoefden te beantwoorden, terwijl we wel steeds genoeg werk hadden om rond te kunnen komen. Toevallig hebben we laatst van ons management allerlei cijfers gekregen, waaruit bleek dat we in de vijftien jaar van ons bestaan gemiddeld 88 optredens per jaar hebben gegeven. Tegenwoordig zitten we tussen de 75 en 80 shows, wat betekent dat we jaarlijks ruim honderd dagen van huis zijn. Grootscheepse wereldtournees hebben we gelukkig nooit hoeven ondernemen. Bij ons is het meestal drie of vier weken op en dan twee weken of soms een maand af. Zo’n werkschema is goed te doen en je kunt er nog een vrij normaal gezinsleven op nahouden ook.”
Is geregeld optreden noodzakelijk voor de levensvatbaarheid van een rockgroep?
“In het geval van Wilco absoluut, dat weet ik wel zeker, al geldt het volgens mij ook in zijn algemeenheid. Hoe groter je carrière, hoe vaster het patroon. Je brengt als groep na het nodige geploeter een album uit en vervolgens tour je je een ongeluk om daarna de hele zaak voor minimaal een jaar stil te leggen. Verschrikkelijk lijkt me dat. Een groep voor langere tijd op non-actief stellen, ondermijnt de eenheid en saamhorigheid, daar ben ik vast van overtuigd. Om een of andere reden is Wilco al die vijftien jaar in staat gebleken om zonder al te lange tussenpozen te blijven optreden. Geregeld spelen houd je als groep bij elkaar. Bloed moet nu eenmaal stromen. We repeteren zelden of nooit, maar tijdens soundchecks zijn we vaak wel creatief bezig. Daarnaast hebben we allemaal onze eigen nevenprojecten, waardoor iedereen van ons zijn ei kwijt kan. Want hoeveel inbreng we alle vijf ook hebben, Wilco is uiteindelijk het vehikel van Jeff.”
Met Yankee Hotel Foxtrot heeft Wilco popgeschiedenis geschreven, maar het opnameproces ging nou niet bepaald van een leien dakje.
“Al met al zijn we er zo’n anderhalf jaar praktisch onafgebroken mee bezig geweest. We hadden toen net The Loft betrokken, die we ook als opnamestudio konden gebruiken, dus we hoefden niet langer op een uur meer of minder te kijken. Aan gebrek aan inspiratie lag het overigens niet, we wisten alleen niet precies waar we met de muziek precies naar toe wilden. Daarbij speelde het buitensporig drugsgebruik van sommigen een zekere rol. Efficiënt werken kon je het beslist niet noemen, maar ondanks alles hadden we er wel degelijk plezier in. Van elk nummer en dat waren er nogal wat, bestaan minstens drie, vaker vier of vijf en soms zelfs acht totaal verschillende versies, die meestal ook nog eens tientallen sporen telden. We zochten naar een rode draad, die we maar niet konden vinden. Uiteindelijk zaten we opgescheept met een enorme berg materiaal, waar we ons eigenlijk geen raad mee wisten. Toen hebben we Jim O’Rourke gevraagd ons uit de brand te helpen. Pas na zijn eindmix van het eerste nummer, waarbij hij overigens de nodige sporen had weggegooid, begon het album definitief gestalte te krijgen.”
Met het volgende album gingen julle nog een stap verder.
“Bij A Ghost Is Born fungeerde Jim feitelijk als producer. Jeff zat in die periode continu onder de medicijnen, waardoor hij niet meer goed kon functioneren en iemand naast zich moest hebben om de opnamesessies te leiden. Ook muzikaal was het een behoorlijk extreem album. Het was in alle opzichten een keerpunt. Jeff liet er zich bovenop helpen en de groep vond zijn huidige bezetting. We groeiden uit tot een fantastisch ensemble, mag ik wel zeggen, vandaar dat we toen graag een organischer album wilden maken: met zijn zessen in The Loft in een kring bijelkaar zitten en lekker samen met muziek bezig zijn. Zo landde Wilco met Sky Blue Sky weer terug op aarde, om het zo maar eens te zeggen. Van Jeff zijn kant bezien is het trouwens ook een heel openhartige plaat, waarop hij het een en ander van zich heeft afgeschreven. En het is bovendien een ondergewaardeerd album, vind ik eerlijk gezegd.”
Opmerkelijk genoeg is jullie nieuwste album goeddeels in Nieuw Zeeland opgenomen.
“Soms lopen de dingen nu eenmaal anders dan je had gepland. Vorig najaar hadden we tijdens de nodige sessies in The Loft alle nummers al helemaal uitgeschetst, maar over de opnamen waren we absoluut niet tevreden. We kregen het gewoon niet goed voor elkaar, wat misschien wel kwam omdat we onder tijdsdruk moesten werken. Twee van ons hadden in de wintermaanden hun eigen verplichtingen, terwijl de overige vier in Auckland verwacht werden voor 7 Worlds Collide, dat project van Neil Finn. Het was hoog zomer in Nieuw Zeeland en we zaten in een werkelijk fantastische opnamestudio en toen kregen we opeens de geest. In amper twee weken hebben we alle nummers opnieuw opgenomen, waarna de anderen later thuis in Chicago hun partijen hebben toegevoegd. Het resultaat is eigenlijk een staalkaart van alle stijlen die we de afgelopen vijftien jaar hebben beoefend. Als geheel doet het album zeker recht aan de diversiteit van Wilco, al had het naar mijn smaak best wel wat gewaagder gemogen. Ik mis het muzikale avontuur een beetje en daar zal ik me bij de volgende gelegenheid in ieder geval sterk voor maken.”