Suzanne Vega - Langs de horizon

Januari 2014

“De ouderdom komt nu eenmaal met pijntjes en kwaaltjes, dus je doet wat je kunt: volop bewegen, veel water drinken, meer groenten en minder vlees eten, al dat soort dingen,” zegt Suzanne Vega (54) op verrassend montere toon door de telefoon vanuit huis in New York. “Flexibel blijven, daar gaat het om, niet alleen lichamelijk maar evengoed geestelijk. Eigenlijk voel ik me momenteel lichter en vrijer dan in mijn jonge jaren. Wat mezelf nogal verbaast, want van nature ben ik allesbehalve zorgeloos. Ik heb nog nooit een moment van perfectie gevoeld.”

Nadat ze bij haar titelloze debuut medio jaren tachtig gelijk de hemel was ingeprezen, scoorde de muurbloemige neo-folkie met het van de opvolger Solitude Standing getrokken Luka een onwaarschijnlijke hit, die de weg plaveide voor een stoet aan vrouwelijke singer-songwriters. Een kwart eeuw later maakte ze een tussenbalans op middels Close-Up, een thematisch vierluik met sobere uitvoeringen van eerder op de plaat gezet materiaal. Haar zeven reguliere albums, die evenzoveel miljoen exemplaren verkochten, variëren van ingetogen folkrock tot eclectische semipop met daartussenin een sonisch experimentele fase. Bovendien tonen weinig tekstdichteressen zich thematisch en stilistisch zo veelzijdig en precieus, net zoals haar verbeeldingskracht en inlevingsvermogen zeldzaam mogen heten. Een kleine zeven jaar na het gesjeesde meesterwerk Beauty & Crime ligt er nu het alleszins gevarieerde Tales From The Realm Of The Queen Of Pentacles, gemaakt met haar huidige rechterhand en vaste gitarist Gerry Leonard, die eerder werkte voor onder anderen David Bowie, Laurie Anderson en Rufus Wainwright. “De Tarotkaart van de Koningin van de Pentakels staat voor wereldse zaken als hebzucht, hedonisme, volharding en realiteitszin, de onderwerpen waarover ik ditmaal hoofdzakelijk zing.”

De opnamen vonden plaats in New York, Chicago, Los Angeles, Londen en Praag met een fiks aantal muzikanten. Dat lijkt gecompliceerd.

“Ach, wat heet gecompliceerd. Ik zou het eerder versnipperd willen noemen. In de goede oude tijd werkte je twee maanden lang in een en dezelfde studio en liet je muzikanten van heinde en verre invliegen. Tegenwoordig moet het allemaal zo goedkoop mogelijk. Dus toen Gerry voor optredens in Tsjechië zat, huurde hij daar een plaatselijk kamerorkest in om de strijkersarrangementen uit te laten voeren. Zo zijn er diverse partijen ter plekke ingespeeld, waardoor er de nodige tijd overheen ging. Maar eigenlijk is een plaat maken nu bij lange na niet meer zo ingewikkeld als vroeger. Dankzij de huidige technologie kun je veel flexibeler, mobieler en goedkoper werken.”

Het album klinkt wel als een ouderwetse productie, in de zin van vrij groots opgezet.

“De kwestie is: vanuit welke optiek leg je de nummers vast? Meestal werkt men het ene na het andere instrument af om te eindigen met de zangpartij. Die fragmentarische werkwijze kun je moeilijk spelen noemen. Gerry en ik wilden eerst het gevoel van het lied te pakken te krijgen voordat we zouden gaan opnemen. We hebben de nummers op tournee uitgetest om ze vervolgens eindeloos fijn te slijpen: melodie, toonsoort, tempo, teksten, alles eigenlijk. Pas daarna begonnen we aan de instrumentale invulling te werken. Wat niet wegneemt dat ik tijdens het schrijven al iets van een arrangement in mijn hoofd hoor. Vaak blijk ik dat alleen in versimpelde vorm op gitaar te kunnen voorspelen en wordt hetgeen ik bedoel soms op een volstrekt andere manier geïnterpreteerd. Inmiddels weet ik dat je af en toe over je eigen schaduw heen moet springen, al ben ik uiteindelijk toch stellig in wat ik goed en slecht vind.”

Je twee meest experimentele albums maakte je met Mitchell Froom.

“Ach, wat een geweldig avontuur was dat toch, ik kan niet anders zeggen. Onze ontmoeting bracht een explosie in mijn leven teweeg, ook op het persoonlijke vlak, want anders was hij wel niet de vader van mijn dochter. Ik vond het een heerlijke tijd, waaraan jammer genoeg al te vroeg een einde kwam, maar ik koester er die korte periode er niet minder om. Ruim twintig jaar later mag ik 99.9 F° nog steeds graag horen. Die plaat hebben we in twee weken tijd gemaakt, terwijl we elkaar pas kenden. Ik kon gewoon niet geloven hoe goed we bij elkaar pasten. Nine Objects Of Desire was een wat minder makkelijke bevalling. De wittebroodsdagen lagen toen zogezegd al ver achter ons, maar samen aan muziek werken ging nog best.”

Sommige nummers op de opvolger Songs In Red And Gray verwijzen naar die periode, terwijl je tot dan toe niets leek te willen weten van bekentenisteksten.

“Nou, het hangt er helemaal vanaf hoe het wordt gedaan. Ik heb Leonard Cohen een paar keer mogen spreken en bij een van die gelegenheden vroeg ik hem of hij dacht dat hij in zijn muziek de waarheid vertelde. Hij antwoordde dat hij al het noodzakelijke deed om het lied goed te laten werken. Of je nu de volle waarheid vertelt of er van alles en nog wat bij verzint of er zelfs op los liegt, het mag volgens hem allemaal zolang het lied er wel bij vaart. Al moet het moet wel geworteld zijn in de werkelijkheid, anders voel je als luisteraar dat het niet waarachtig is. Ik houd het er maar op dat je een beetje fantasie nodig hebt om een lied rond te kunnen breien.”

Je teksten lijken het werk van een perfectionist.

“Klopt, ik blijf net zo lang aan een tekst schaven tot ik er eindelijk helemaal tevreden over ben. Elke zin moet precies betekenen wat ik bedoel, waarbij de woorden in een magische volgorde horen te staan. Alles is door en door overdacht. Zelfs een ogenschijnlijk eenvoudige tekst als I Never Wear White laat zich niet makkelijk schrijven. Zo moet ik eerst bedenken wie zoal zwart dragen en wie er in het wit gekleed gaan en vervolgens met wie ik me al dan niet kan vereenzelvigen. Een priester bijvoorbeeld steekt altijd in het zwart, maar voor de rest hebben we weinig tot niets gemeen.”

Je liedteksten laten zich vaak lezen als gedichten.

“Ik houd van poëzie op een manier die maakt dat ik niet altijd evenveel voel voor liedteksten. Tegelijkertijd zou ik geen pure dichteres willen zijn, hoe mooi ik het beeld ook vind van Emily Dickinson die thuis in afzondering heftige verzen zit te schrijven over haar zieleroerselen. Ik wil nu eenmaal optreden en ik ben echt dol op touren. Toen ik begin twintig was, had ik als vriendje een professioneel gitarist die constant klaagde hoe verschrikkelijk geestdodend en vermoeiend al dat rondreizen wel niet was. Mij klonk het juist opwindend in de oren, ik was nog nooit ver van huis geweest en stond te trappelen om zelf op pad te gaan. Ik had geen flauw idee waar die drang vandaan kwam, totdat ik eind jaren tachtig mijn vader voor het eerst ontmoette en hij me vertelde dat zijn beide ouders rondtrekkende muzikanten waren geweest, die elkaar ergens in de jaren dertig onderweg hadden leren kennen. Het zit kennelijk in mijn bloed.”

Het laatste liedje van het album, Horizon (There Is A Road), gaat over politiek idealisme. Moet je eerst dat beeld hebben om überhaupt over zo’n retorisch onderwerp te kunnen schrijven?

“Ik realiseerde me pas waar het over ging toen de tekst al bijna af was. Voor  mijn geestesoog zag ik een weg en daarachter liep er parallel nog eentje. Ik begreep niet waarom ik dan een afslag zou nemen, want wat maakte het nou uit over welke weg ik reed? Voor de duidelijkheid besloot ik het te schetsen. Op een bepaald punt kwamen die twee wegen samen en werd het één lijn. Vervolgens tekende ik daar spontaan een rijzende zon boven. En toen moest ik plotseling denken aan Václav Havel, die als dissident in de gevangenis schreef: ‘God is de horizon’. Op dat moment daagde het me dat het niet ging om twee wegen, maar om de weg langs de horizon.”

Zie jij retoriek als een valkuil?

“Je komt er moeilijk onderuit, geloof ik. Kijk, bij retoriek in de popmuziek denk ik automatisch aan Bono met zijn groots en meeslepend verkondigde denkbeelden. Op zich heb ik niet echt iets tegen die bijbelse gezwollenheid, waarvan ook een jongere groep als Mumford & Sons zich bedient. Zelf heb ik me daar altijd verre van proberen te houden, maar dan moet je weer goed oppassen dat je niet blijft steken bij private liedjes over nietige kwesties. Inmiddels sta ik wat opener tegenover retoriek, ik haal nu als het ware wat dieper adem. Paul Simon kan als geen ander het persoonlijke en het universele verenigen. Neem Bridge Over Troubled Water, een zeldzaam ontroerend lied, geschreven vanuit een breed perspectief en toch vol prachtige details.”

Wat was eigenlijk de gedachte achter het vierluik Close-Up?

“Die serie werd min of meer uit nood geboren. Een kleine zeven jaar geleden verscheen Beauty & Crime, dat lovende recensies kreeg en zo’n honderdduizend exemplaren verkocht. Desondanks zette mijn nieuwe platenfirma me tegen alle verwachting in aan de kant. Een nieuw groot contract kon ik gevoeglijk vergeten, vreesde ik, dus koos ik voor het onzekere bestaan van kleine zelfstandige. Mijn hoofd stond alleen niet naar schrijven, maar om toch alvast wat ervaring op te doen met het bestieren van een eigen label ontstond het idee om oud repertoire in een kleine bezetting te hernemen. De fans van het eerste uur konden zodoende veel van die vergeten nummers herontdekken, terwijl de jongeren de gelegenheid kregen er voor het eerst kennis van te nemen. En ook hoopte ik zo de nodige aandacht te genereren voor een echt nieuw album.”

Heb je tijdens dat project nog iets ontdekt over jezelf als singer-songwriter?

“Eigenlijk vooral dat ik enkele vaste thema’s heb, vandaar die vier delen. Naast de romantische liefde zing ik veel over allerlei vormen van innerlijke onrust en verder zijn er nogal wat journalistiek getinte teksten. In de overige nummers zag ik tot mijn stomme verbazing telkens wel ergens een of andere familielid opduiken. Mijn schrijfstijl is door de jaren heen niet wezenlijk veranderd. Wel gebruik ik tegenwoordig wat vaker majeurakkoorden, die ik tot voor kort al te corny vond, maar zoals Paul Simon me recentelijk mailde: vreugde en geluk zijn aboluut niet oubollig. Vroeger luidde mijn credo: de mysteries van het leven openbaren zich in A-mineur. En in driekwartsmaat, zou ik er nu nog aan willen toevoegen.”

Je hebt ooit gezegd: “Artiesten als Bob Dylan en Joan Baez droegen een zekere verantwoordelijkheid en ik wilde ook graag iemand worden met zo’n verantwoordelijkheid.” Wat bedoelde je met verantwoordelijkheid?

“In de jaren zestig en zeventig waren sommige muzikanten, de groten onder hen,  spirituele boodschappers. Hun muziek stemde tot nadenken en discussiëren. Er zat een zekere vrijgevochtenheid achter, zowel politiek als artistiek en seksueel. Ze waren bij wijze van spreken de stopcontacten waar onze stekker in werd gestoken. You don’t need a weatherman to know which way the wind blows, zong Bob Dylan. Een paar jaar later noemde een revolutionaire communistische groepering in Amerika zich The Weatherman. De muziek uit die tijd bezat een enorme overtuigingskracht, ze was niet alleen bedoeld om op te dansen, te drinken en te vrijen. The Rolling Stones net zo goed als Bob Dylan verkondigden radicale opvattingen en dat bleef niet zonder gevolgen. Dat bedoelde ik met verantwoordelijkheid. En nee, ik weiger domweg te geloven dat popmuziek vandaag de dag alleen nog maar dient om in extase te raken.”