Steve Earle - Een gewaarschuwd man
Tot zijn stomme verbazing stond daar op een dag Townes Van Zandt voor de deur. Niets voor hem om zomaar langs te komen, dus wat verschafte hem de eer? Welnu, de oude bard had van wederzijdse kennissen begrepen dat het niet zo goed ging met zijn jonge vriend. Vandaar dat hij even kwam binnenvallen, want hij begon zich nou toch zo langzamerhand ernstig zorgen te maken. Ze moesten eens hoognodig van man tot man met elkaar praten. Niet dat hij hem de les wou lezen, daar had hij, die zelf niet bij machte bleek de fles te laten staan, immers wel als laatste het recht toe. Maar hij wou hem desondanks iets op het hart drukken: of hij het misschien niet beter wat kalmer aan kon doen met al die drugs. Jezus, dacht Steve Earle geschrokken, zoiets te horen krijgen van iemand die zelf om de haverklap gewaarschuwd wordt - dan mag ik inderdaad wel gaan oppassen.
De datum staat in zijn geheugen gegrift: 13 september 1994. Op die dag namelijk moest hij zich melden bij een gevangenis in Tennessee om een straf van twee maanden uit te zitten wegens het bezit van heroïne. Sindsdien is hij junkie af. Om zich goed en wel op vrije voeten binnen de kortste keren te ontwikkelen tot een workaholic. Of niet dan? “Mijn vriendin vindt ook dat ik veel te hard werk,” antwoordt Steve Earle op zijn hotelkamer in Dublin, vanwaar hij die vrijdagochtend een stel telefonische interviews geeft. “Zelf zie ik dat helemaal niet zo.” Alsof hij niet aan de vooravond staat van zijn derde Europese tournee binnen achttien maanden, om nog maar te zwijgen van het onlangs verschenen El Corazón, zijn derde album in evenzoveel jaar. Zonder meer een magnifieke plaat, net zoals de onvolprezen voorganger I Feel Alright - en opnieuw staan er weer een paar van zijn allermooiste liedjes op. Zo doet hij zich met de opener Christmas In Washington kennen als een waardige erfgenaam van Woody Guthrie, waarbij hij behalve de protestzanger avant-la-lettre onder anderen Malcolm X en Martin Luther King oproept uit het graf te herrijzen. “Want dit tijdsgewricht schreeuwt om een flinke dosis ouderwets radicalisme.”
Hij mag dan weliswaar op Bill Clinton hebben gestemd, de ‘rock ’n’ roll-president’ dreigt volgens hem op te schuiven naar de rechterkant van het politieke midden. Opmerkelijk genoeg steekt de hard-core troubadour de hand echter ook in eigen boezem waar hij zingt: I sold my soul for wheels that roll, now I’m stuck here in this town. “Ik hou mezelf graag voor een activist, terwijl daar in de praktijk bitter weinig van terechtkomt. Het blijft beperkt tot her en der een enkel benefietoptreden, waar ik verder part noch deel aan heb. Ergens voel ik me daar schuldig over, temeer daar het mij financieel voor de wind gaat. Niet dat ik muziek maak om rijk te worden, absoluut niet, maar zo gauw je er meer dan genoeg geld mee verdient, begin je je motieven onwillekeurig in twijfel te trekken. Ik althans.”
Zijn politieke bewustzijn werd gewekt in zijn puberteit toen hij publiekelijk muziek wilde gaan maken. Wettelijk te jong om in clubs te mogen werken, week hij noodgedwongen uit naar de koffiehuizen. Om aan geschikt repertoire te komen, vlooide hij de vroegste platen na van mensen als Phil Ochs, Tim Buckley en uiteraard Bob Dylan. “Dat was heel andere koek dan die good old fashioned pinky folk singers die ik van huis uit kende.” Al schnabbelend in het zuiden van Texas kruiste zijn weg nogal eens die van Townes Van Zandt, voor wie hij onmiddellijk een mateloze bewondering opvatte. Op een verjaardagsfeestje van singer-songwriter Jerry Jeff Walker, waar hij naar binnen had weten te glippen, drong hij zich met succes aan zijn idool op. “Kort daarna kwam hij naar een optreden van mij. Zo dronken als een tor bleef hij tussen de nummers door maar roepen om de Wabash Cannonball. Toen ik uiteindelijk wel moest toegeven dat ik die klassieker niet van buiten kende, sneerde hij: 'En zo iemand noemt zichzelf een folkzanger!' Waarop ik hem van repliek diende door Mr. Mudd & Mr. Gold te spelen, die talking blues van hem met die ellenlange tekst. Vanaf dat moment waren we dikke vrienden.”
See you when I get there, maestro, zo luidt de opdracht in het boekje bij El Corazón, dat afsluit met het ronduit ontroerende Ft. Worth Blues, het beste liedje dat zijn maat en mentor zelf nooit schreef. De zinsnede Amsterdam was always good for grieving blijken we overigens met een korreltje zout te moeten nemen. “Op tournee door Europa vluchtte ik daar altijd naar toe om te ontsnappen aan de mensen die ervoor dienden te zorgen dat ik ook daadwerkelijk deed wat ik geacht werd te doen. Voor junkies is het een ideale stad om onder te duiken. Tegenwoordig kijk ik wel uit om er zonder begeleiding naar toe te gaan, net zoals ik me nooit meer in mijn eentje in New York en Los Angeles waag. Ik vertrouw mezelf nog steeds niet helemaal.”
Wie op twee stoelen tegelijk wil zitten, komt op de grond terecht. Vraag het maar aan Steve Earle (42), die opgroeide in een modelgezin, maar van nature een bohémien bleek. Hij probeerde zich naar eigen zeggen met alle geweld te conformeren, hetgeen uitdraaide op liefst zes huwelijken met vijf verschillende vrouwen. Plus een van kwaad tot erger wordende verslaving, waarmee hij zichzelf aan het begin van de jaren negentig van de wal in de sloot hielp. Toen hij in 1976 zijn opwachting maakte, gold hij samen met neo-traditionalist Dwight Yoakam als de grootste hoop van de country. Zijn sublieme debuutalbum Guitar Town zette in Nashville zelfs de toon voor de toekomst, totdat met het fenomenale succes van Garth Brooks het genre opnieuw verbasterde. Zijn eigen muziek had zich ondertussen danig verhard, al viel er op de kwaliteit van een album als Copperhead Road moeilijk iets af te dingen. Wat hem de das om zou doen, was zijn destructieve levensstijl, die steeds meer ten koste ging van zijn discipline. Een reeks van arrestaties maakte hem ten slotte tot een verschoppeling met wie niemand nog wou samenwerken.
‘Mijn vakantie in het getto,’ zo omschrijft hij de periode van 1991 tot 1994, waarin van muziek maken allengs niets meer terechtkwam. Per dag spendeerde hij naar schatting een slordige achthonderd dollar aan heroïne en cocaïne, totdat hij op een gegeven moment op zwart zaad zat. “Mensen beseffen gewoon niet hoeveel energie en tijd het een junkie in zo’n situatie kost om te overleven. Als je ’s morgens opstaat, moet je eerst zien te scoren, voordat je überhaupt tot iets anders in staat bent. En hoe moeilijker het wordt om genoeg drugs te bemachtigen, des te minder kom je aan andere dingen toe. Natuurlijk knaagde het aan me dat ik mijn talent zo schandalig verwaarloosde - dat maakte het eigenlijk alleen nog maar erger.” I took my pistol and a hundred dollar bill. I had everything I needed to get me killed, heet het op I Feel Alright in het ijzingwekkende South Nashville Blues, verwijzend naar de zwarte achterbuurt waar hij zijn heil placht te zoeken. And I won’t be satisfied until they lock me up again. Na een zoveelste arrestatie kon hij een voorwaardelijke straf wel vergeten, maar eenmaal achter de tralies vond hij uiteindelijk de kracht om de vicieuze cirkel te doorbreken.
Zijn verblijf in de gevangenis werd onderbroken voor een ontwenningskuur in een kliniek, waar hij een uur per dag de beschikking kreeg over een gitaar. Hij hield er het schrijnende liedje Goodbye aan over, dat een plaats vond op het door een onafhankelijk label uitgebrachte Train A Comin’. Hoewel eigenlijk bedoeld als vingeroefening leverde die akoestische plaat hem meteen voldoende krediet op om zijn carrière weer van de grond te tillen, hetgeen op zijn beurt de nodige orde en regelmaat in zijn bestaan terugbracht. Zijn ouders wonen tegenwoordig zelfs bij hem in, vertelt hij met de hem kenmerkende jachtigheid, evenals de oudste van zijn drie kinderen, een jongen van vijftien, die hij op El Corazón een nummer heeft laten meespelen. Als veel afgekickten refereert hij te pas en te onpas aan zijn donkere dagen, maar vraag hem liever niet hoe moeilijk het is gebleken de pijn bij zijn naasten weg te nemen. “Met mijzelf heb ik in ieder geval niet de minste compassie. Ik moet alleen donders goed oppassen dat ik niet opnieuw in de fout ga. Want ook al weigeren veel mensen het te geloven, sinds 13 september 1994 heb ik echt nooit meer gebruikt.”