Randy Newman - Hors concours

Januari 2000

Al om een uur of negen Californische tijd hangt hij op het kantoor van zijn platenfirma fris en monter aan de telefoon. Behoorlijk matineus voor iemand die in de bloei van zijn leven bij voorkeur de godganse dag languit op de bank voor de televisie lag. Een aartsluiaard, die Randy Newman, zo wilde hij iedereen en vooral zichzelf graag doen geloven. Maar wat hem er werkelijk van weerhield om aan het werk te gaan, bleek niets anders dan faalangst. Want sinds het voor hem stilaan kort dag begon te worden, lijkt hij bevangen door een zekere gedrevenheid.

Goed en wel over de grens van het nieuwe millennium kan het dan eindelijk officieel de geschiedenisboeken in: als geen ander heeft Randy Newman (57) in zijn muziek de gehele twintigste eeuw weten te omvatten. Als componist en arrangeur put hij inspiratie uit een keur aan stijlen, variërend van de naar klassiek neigende ragtime uit het allereerste decennium via de rhythm ’n’ blues uit New Orleans en de Broadway-musicals van rond de Tweede Wereldoorlog tot aan de filmmuziek uit de gloriedagen van Hollywood en de Californische decadentiepop uit het posthippietijdperk.

“Traditie ligt er voor het oprapen, dus ik heb zonder er bij na te denken steeds dankbaar gebruik gemaakt van al dat culturele erfgoed,” verklaart hij. “Alleen daarom al heb ik helemaal niet het gevoel dat ik te laat geboren ben, zoals men wel eens verondersteld. Bovendien zou ik met mijn kraaienstem in de dagen van Irving Berlin, George Gershwin en Cole Porter nooit de kans hebben gekregen om op te treden, iets wat ik toch sterk zou hebben gemist. Wat overigens niet wegneemt dat ik me liever spiegel aan zo’n goede oude liedjesschrijver achter de schermen dan aan een of andere popartiest op leeftijd die zichzelf op het podium te kijk zet als een hopeloos pathetisch geval.”

Randy Newman speelt in de popwereld eigenlijk hors concours mee. Hoewel zijn populariteit buiten Nederland allesbehalve overhoudt, geniet hij meer dan voldoende krediet om voor een gevestigde maatschappij albums te kunnen blijven maken. Dat Short People ruim twee decennia geleden hoog in de Amerikaanse hitlijsten belandde en I Love L.A. ettelijke jaren tot lijflied van de plaatselijke honkbalclub werd gebombardeerd, zal hijzelf als eerste relativeren als hoogstens hilarische wapenfeiten.

“Ik ben een bevoorrecht artiest,” weet hij. “Mijn oudste zoon werkt momenteel voor Glen Ballard, toch niet de eerste de beste producer, dus ik krijg alle horrorverhalen over de muziekindustrie uit de eerste hand te horen. Zelf ben ik in al die dertig jaar nog nooit door zo’n bemoeizuchtig type terug de studio ingestuurd omdat hij tussen het nieuwe materiaal geen uitgesproken single kon ontdekken. En dat zoiets niet alleen de kleinsten overkomt, daar schijnt zelfs iemand als Eric Clapton over te kunnen meepraten.”

Zijn artistieke onafhankelijkheid dankt Newman aan enkele geestverwante platenbonzen, onder wie zijn jeugdvriend Lenny Waronker, wiens zus overigens getrouwd is met Ry Cooder. Samen met Van Dyke Parks vormde dit drietal eind jaren zestig een klein genootschap, dat als excentriek gold hoewel men paradoxaal genoeg teruggreep op uit zwang geraakte muziekgenres. Zo ademde Randy Newman Creates Something New Under The Sun met zijn dramatische orkestraties de sfeer van klassieke Hollywood-films. Dat hij ooit in de voetsporen zou treden van zijn gelauwerde ooms Alfred, Lionel en Emil viel dan ook te verwachten.

Met de soundtrack van Ragtime gaf Newman begin jaren tachtig zijn visitekaartje af, waarna de muziek voor The Natural hem een Grammy Award opleverde, gevolgd door liefst twaalf Oscar-nominaties. “Een hele eer, want tenslotte word je voorgedragen door gerenommeerde vakbroeders,” zegt hij met oprechte trots. “Los daarvan is het ondanks alle dwingende wensen van de meeste regisseurs bevredigend werk, want ik hou er nu eenmaal van om voor een groot orkest te schrijven. Bovendien betaalt het steeds beter, terwijl ik met mijn reguliere platen ternauwernood iets verdien. Toch is dat niet de reden waarom ik me de afgelopen jaren tot soundtracks heb beperkt, al zou ik dat best als geldig excuus kunnen aanvoeren. Maar eerlijk gezegd was ik gewoon te bang dat ik niets relevants meer te melden zou hebben om eindelijk weer eens aan iets eigens te beginnen.”

Zo’n elf jaar na het bijna ouderwets goede Land Of Dreams ligt er nu dan eindelijk een nieuw album, tenminste als men net als de maker zelf zijn eindelijk voltooide musicalversie van Goethe’s Faust niet meerekent. Bad Love luidt de omineuze titel en de twaalf liedjes worden als vanouds bevolkt door beurtelings sarcastische, ironische, verbitterde, rancuneuze, wreedaardige, gefrustreerde, scheldende en depressieve personages, die hoe degoutant en gênant ook tegelijk op de lachspieren werken. “Ik beschouw mijn werk op de eerste plaats als een soort van vermaak, vandaar dat ik er altijd een geestige draai aan probeer te geven,” zegt hij. “In tegenstelling tot de meeste andere vormen van massacultuur kent popmuziek merkwaardig genoeg praktisch geen humor. Misschien wordt het wel als een teken van gemakzucht gezien, terwijl ik het juist razend moeilijk vind om echt grappig uit de hoek te komen. Daarentegen vind ik het helemaal niet zo’n kunst om de gevoelige snaar te raken.”

Voor een melodramatische ballade van de hoogste graad hoeft Randy Newman inderdaad zijn hand niet om te draaien, zo bewijst Bad Love eens te meer, al blijkt het miniatuurtje I Miss You van een geheel andere orde: een open liefdesverklaring annex spijtbetuiging, vijftien jaar na dato, aan zijn eerste echtgenote, waarin hij zich de schaamte voorbij toont. I’d sell my soul and your soul for a song, so I’ll pour my heart out, voert hij tussen neus en lippen als verontschuldiging aan. “Ik meen het uit de grond van mijn hart: ik geef bitter weinig om de gevoelens van anderen. Ergens betekent het schrijven van liedjes voor mij méér dan mensen van vlees en bloed, mijzelf niet uitgezonderd. Niemand in mijn omgeving lijkt er in zijn omgang met mij kennelijk rekening mee te houden dat ik op papier tot van alles in staat ben ‒ hoewel er ergens een grens moet liggen die ik niet zal willen overschrijden. Noem het moedig of overmoedig, maar uiteindelijk leg ik toch vooral mijn eigen ziel bloot.”

Als geen andere singer-songwriter laat Newman zien dat beschaving en waardigheid ongeveer even flinterdun zijn als bladgoud. De beide meesterwerken Sail Away en Good Old Boys bezorgden hem alweer ruim een kwart eeuw geleden de reputatie van misantroop en getuige Bad Love schijnt zijn vertrouwen in de wereld sindsdien allesbehalve gegroeid. “Ik denk juist helemaal niet zo negatief over de mensheid, laat staan dat ik er een blinde haat tegen zou koesteren,” werpt hij tegen. “Weliswaar zit er in iedereen een zekere slechtheid, maar bij de meesten komt die toch zelden of nooit naar buiten. Ik probeer alleen maar de hardvochtigheid zichtbaar te maken, niet in de laatste plaats voor mezelf, zodat ik er tenminste voor blijf waken al te zeer de fout in te gaan. Nee, zulke verdorven figuren als in mijn muziek lopen er in werkelijkheid niet veel rond.”