Parquet Courts - Americana Punk
“Hier is de derde keus,” meldt de bassist van Parquet Courts zich meesmuilend. De beide voormannen, die normaliter het woord voeren, geven deze kletsnatte zomermiddag namelijk niet thuis. Wie weet houden ze zich gedeisd op hun hotelkamer, aldus de jonge Vlaamse tourmanager, al kunnen ze hem net zo goed de stad in zijn gesmeerd. Zo blijkt maar weer: eens een punker, altijd een punker. Die avond in de Paradiso toont de band uit Brooklyn zich niet minder rebels. Een onhandige crowdsurfer krijgt na het omstoten van een microfoonstandaard van drie kanten de wind van voren, terwijl een biergooier de huid wordt volgescholden door die ene voorman met naast zich onder het toetsenbordje een fles rode wijn. Centraal op het podium staat de noten vretende bassist tussen de nummers door al even woest blikjes pils soldaat te maken. Het lijkt warempel wel veertig jaar terug in de tijd, ware het niet dat Parquet Courts er ongemeen strak en straf op los speelt en daarbij toch kans ziet om zo nu en dan uit te pakken met een oorverdovende gitaareruptie. Twintig liedjes in vijf kwartier jast het viertal er in volle concentratie doorheen. En daar zal het bij blijven. Niks geen toegift. Zaallichten gelijk aan.
Het optreden in de hoofdstedelijke poptempel geldt volgens de bassist als het hoogtepunt van hun Europese trektocht, die vrijwel de gehele maand juni in beslag zou nemen, waarna ze liefst zes weken lang konden uitblazen. “Een ongekende luxe. Ik kijk er wel naar uit, want ik loop ondertussen op mijn tandvlees. Gisteren hadden we toevallig onze tweede vrije dag tijdens deze tour. Ik heb zo’n vijftien uur als een blok geslapen. Ergens kun je beter gewoon door blijven jakkeren, anders begin je toch maar je vermoeidheid en stijve rug te voelen,” klinkt het monter. “De planning voor dit jaar steekt echt goed in elkaar. Tot voor kort was het, pak ’m beet, vijf weken op, twee dagen af, vervolgens drie weken op, acht dagen af, enzovoorts. Eén keer hebben we zelfs vier maanden lang onafgebroken getourd, waarbij we de halve wereld zijn over gereisd. Dat was echt gekkenwerk. Gelukkig kunnen wij vieren het uitstekend met elkaar vinden. We vormen een soort broederschap.”
Sean Yeaton luidt de naam van de bassist, de beide voormannen heten Austin Brown en Andrew Savage, diens jongere broer Max Savage is de drummer. Parquet Courts bestaat ondertussen een jaar of zes. Debuut American Specialties werd oorspronkelijk alleen op cassette uitgebracht. Met opvolger Light Up Gold maakten ze naam in de indiewereld. Sunbathing Animal, vernoemd naar het schilderij Het Zonnedier van Karel Appel, bracht de groep bovengronds. Onder het pseudoniem Parkay Quarts verscheen luttele maanden later het zonder de ritmetandem op vier sporen opgenomen Content Nausea. Dit voorjaar kwam dan Human Performance, een veelzijdiger, consistenter en gestileerder geheel. Professioneler klinkend ook, al zal die kwalificatie de zelfbenoemde Americana punks ongetwijfeld in het verkeerde keelgat schieten. Voor wie de gloriedagen van post-punk en new wave mee beleefde, wekt dit pakkende album bovendien een keur aan associaties op: The Modern Lovers, Television, The Feelies, Wire, Sonic Youth, Pavement. Dus wie weet: indierockplaat van het jaar?
De opnamen voor Human Performance kregen hun beslag in drie verschillende fases verspreid over het afgelopen jaar. Voor de eerste sessie togen ze naar Sonelab in westelijk Massachusetts, bestierd door een bevriende technicus. Vervolgens konden ze dankzij een royaal voorschot van hun label drie weken bivakkeren in Dreamland, een luxueuze studio gevestigd in een ontzielde pinksterkerk nabij Woodstock. En tot slot trakteerden ze zichzelf op drie dagen The Loft, het muzikale laboratorium van Wilco in Chicago. “Voor een beetje muzikant een waar eldorado. Een betrekkelijk kleine ruimte boordevol instrumenten en apparatuur waarmee je elk denkbaar geluid kunt produceren,” vertelt de bassist opgetogen. “En wat we zo geweldig vonden: Jeff Tweedy hing er de hele tijd rond. Meestal zat hij in de controleruimte op de leren bank, een gitaar in zijn handen, een microfoon naast zich om af en toe een compliment te geven of een suggestie te doen. Zonder zich er echt mee te bemoeien, hebben we toch het nodige van hem opgestoken. Wat een inspiratievolle man.”
Voor Parquet Courts fungeert Wilco evenals Sonic Youth als een rolmodel, waar beide indiebands een duurzame carrière wisten op te bouwen zonder zichzelf artistiek te hoeven verloochenen, niet in de laatste plaats omdat ze het ook zakelijk op een verstandige manier aanpakten. “We zouden het liefst alles in eigen hand houden, maar op een gegeven moment moet je gewoon taken gaan uitbesteden, anders blijf je op een bepaald niveau hangen,” weet de bassist. “Zo gauw we enige aandacht begonnen te trekken, kwamen er op ons gmail-account plotseling berichten binnen van allerlei ons onbekende gasten die iets voor ons konden betekenen. Dat soort figuren mijden wij dus als de pest. Geholpen door een basaal wantrouwen voelen we instinctief aan met wie al dan niet in zee moeten gaan. Inmiddels hebben we een deugdelijk team om ons heen verzameld, inclusief een bonafide platenlabel. Vanuit onze achtergrond als paranoïde punk kids hebben we behendig leren navigeren in de muziekindustrie.”
De vier kunnen aardig rondkomen van Parquet Courts, zij het dat de financiële situatie per persoon verschilt. Zo blijkt de drummer, verreweg de jongste van het stel, pas sinds kort samen te wonen met zijn vriendinnetje, terwijl de dertigjarige bassist er een gezin met twee kinderen op nahoudt. “Vorig jaar zijn we noodgedwongen verhuisd naar Philadelphia, waar de familie van mijn vrouw woont. Wij hokten met ons zoontje en een hond in een even piepklein als peperduur appartement. Het kon zo niet langer. Ik mis New York wel, moet ik zeggen, ook al breng ik er nog steeds aardig wat tijd door.” Oorspronkelijk afkomstig uit Boston liep hij in de stad die nooit slaapt negen maanden stage bij het blad Spin, de alternatieve tegenhanger van Rolling Stone. Eenmaal afgestudeerd ging hij eind jaren nul op kamers in Brooklyn om daar drie ‘verdwaalde cowboys’ uit Denton, Texas tegen het lijf te lopen. Die ene van de Teenage Cool Kids wou met een studievriend een nieuwe band beginnen met zijn broertje als drummer en hij vroeg hem, de gitarist van Daniel Striped Tiger, als bassist. Koud twee weken na dato gaven ze hun eerste optreden.
Parquet Courts kan dreinerig, furieus en uitzinnig klinken, waarbij de teksten zich lang niet altijd even makkelijk laten doorgronden. Dat ze het leven in de hectiek van New York reflecteren, laat zich nochtans raden, al was het maar vanwege de gearceerde tekening van een uitzicht op Manhattan op de hoes van Content Nausea, dat opent met de worden: Everyday it starts – anxiety. And I never sleep, but I go to bed. Op Human Performance wemelt het van de neurotische, depressieve en sardonische personages. Zo ziet de ene voorman het fijnstof door alle naden, kieren en gaten van zijn appartement dringen: Suffocate, suffocate – breath! Dust is everywhere – sweep! De andere voorman verslaat en becommentarieert de dubbelmoord op twee agenten, terwijl hij elders bezingt hoe de kakofonie van straatgeluiden iemand met misofonie tot waanzin drijft. En de bassist op zijn beurt ziet tot zijn ontsteltenis dat het Chinese restaurant in hun oude wijk van de ene op de andere week de deuren heeft gesloten. “Alles verandert zo snel,” mijmert hij. “Mijn toekomst ook. Onbereikbare wensdromen lijken nu opeens niet meer zo onhaalbaar. Maar je weet het gewoon niet: voor hetzelfde geld stort morgen mijn wereld in.”