Maria McKee - In het diepe
Om half elf in de ochtend zit Maria McKee er al dressed to kill bij. Strak getailleerd mantelpakje, bijpassende zwarte stola, haren opgestoken, knallende lippenstift. En klaarwakker, al doet die joekel van een zonnebril op het eerste gezicht anders vermoeden. Rusteloos op de bank heen en weer schuivend, ratelt ze meteen vanaf het begin als een mitrailleur, nu en dan uitbarstend in een schelle lach. Typisch zo’n geval van een grote mond en een klein hartje. En ze weet het. Ergens midden in een woordenstroom ontvalt het haar ineens: “Eigenlijk ben ik een ontzettende zenuwpees.”
Ze maakt het zichzelf niet gemakkelijk, Maria McKee. Met enige goede wil had ze het immers allang tot wereldster kunnen schoppen. Vijf jaar geleden scoorde ze in Europaeen monsterhit met Show Me Heaven, een aanstekerballade waar iemand als Mariah Carey een moord voor zou plegen. Maar ja, de compositie was niet van eigen hand en het liedje zat bovendien in de publieksfilm Days Of Thunder, dus artistiek gezien legt zoiets bitter weinig gewicht in de schaal. “En ik ben nu eenmaal behoorlijk ambitieus.” Daarbij wil ze door zowel de kritiek als het publiek op handen worden gedragen. Wanneer een van de twee niet thuis geeft, iets dat tot nu toe keer op keer gebeurde, raakt ze totaal van slag. “Dan denk ik altijd bij mezelf: misschien heb ik wel geen recht van bestaan.”
Ze barst van de onzekerheid, dat geeft ze ruiterlijk toe. Want een album maken is bepaald geen sinecure. Aanvankelijk loopt alles van een leien dakje. Je schrijft een stapel liedjes en de betere pik je er zelf zo uit. Maar vervolgens moet je ze nog gaan opnemen. En hoe pak je dat aan? Voor welke stijl kies je? Je kunt zoveel verschillende kanten op dat je er gewoon niet uitkomt. Ten einde raad laat je je vertrouwensman bij de platenfirma de knoop doorhakken en op diens advies ga je in zee met een of andere producer “Voor de resultaten heb ik me nooit hoeven schamen. Alleen kreeg ik na verloop van tijd telkens het gevoel dat die muziek niet echt van mij is.”
Sinds kort valt ze onder de hoede van iemand anders en die persoon maakte aan haar eeuwige getwijfel resoluut een eind. Als te doen gebruikelijk had ze van een aantal nieuwe nummers een ruwe versie op de band gezet. Zij zingend en gitaar spelend plus de violen en cello’s uit de synthesizer van haar muzikale rechterhand. Prachtig, vond die man het, in die geest wilde hij het album hebben. Om het geheel met al die strijkers niet walgelijk gelikt te laten klinken, besloten ze voor het idiosyncratische effect de producer van The Breeders als technicus aan te trekken. Het pakte allemaal wonderwel uit, durft ze gerust te beweren, zeker na de eerste bemoedigende reacties. “Op Life Is Sweet hoor je eindelijk de ware Maria McKee. Eigenlijk ben ik nu pas echt begonnen.”
Maar hoe begon het nou werkelijk? Hm, eens kijken. Een jaar of zeven zal ze geweest zijn, nu dus pakweg een kwart eeuw geleden, toen ze op een keer tijdens muziekles voor de klas werd gehaald om een psalm te komen zingen. Die bewuste ochtend op zondagsschool realiseerde ze zich voor het eerst: “Dit is blijkbaar iets dat ik beter kan dan de anderen.” Thuis werd overigens altijd veel gospel gedraaid, al was haar diepgelovige moeder werelds genoeg om ook een zwak te koesteren voor musicals vol glitter en glamour. Samen keken ze naar klassieke Hollywood-films met sterren als Shirley Temple en Judy Garland, die van het zingen een heel theater plachten te maken. “In zo’n show te mogen optreden leek me gewoon het einde.”
Het eerste popconcert zag ze als baby, zo is haar verteld. Haar halfbroer Bryan MacLean zat speelde namelijk in de legendarische hippiegroep Love, vandaar dat ze door haar ouders weleens werd meegenomen als hij in Los Angeles optrad. Later luisterde ze als elke rechtgeaarde tiener wanneer mogelijk op haar kamertje naar de radio. Niets raakte haar recht in het hart, totdat ze op zekere dag bij toeval afstemde op een station dat uitsluitend oude blues, soul en doowop uitzond. “Ik werd op slag een vinyljunkie.” Hoeveel uren ze niet gepassioneerd met platen heeft meegezongen. net zo lang tot ze iemand pertect kon imiteren. “Ach, op de keper beschouwd doe ik tot op de dag van vandaag niet veel anders.”
Op haar zestiende formeerde haar broer een groep, waarmee ze allerlei pseudohitjes van zijn hand moest zingen. “Hij zag in zijn vroegrijpe zusje waarschijnlijk een popster in spe, maar ik wist hem aan het verstand te brengen dat ik daar absoluut niets voor voelde.” Op eigen kracht wist ze zich als zangeres van Lone Justice op te werken in het clubcircuit van Los Angeles. Amper negentien stond de wereld voor Maria McKee plotseling wagenwijd open: ze had de platenfirma voor het uitkiezen, ze kreeg een topproducer toegewezen, Tom Petty deed haar een prachtliedje cadeau en tijdens de opnamen kwam niemand minder dan Bob Dylan poolshoogte nemen.
Ze werd meteen in het diepe gegooid. Pal na het verschijnen van het titelloze debuutalbum medio jaren tachtig stond Lone Justice als voorprogramma van U2 in gigantische zalen over heel Amerika. En toen plotseling begon het gedonder: de een vond het verstandig als ze voortaan geen nummers van de bassist meer opnam, de ander raadde haar aan een nieuwe drummer te zoeken, de derde adviseerde haar de gitarist te vervangen, de vierde zus, de vijfde zo. “Totaal murw gebeukt, liet ik me alles welgevallen.” Er kwam nog een tweede plaat, het half mislukte Shelter, gevolgd door weer een tournee met U2, maar daarna werd het haar te veel. “Ik gooide het bijltje er gewoon bij neer. Ze konden allemaal de kolere krijgen.”
Nee, het fiasco met Lone Justice is haar allesbehalve in de koude kleren gaan zitten, zo blijkt. Na het hele relaas te hebben opgerakeld, valt ze warempel voor een moment stil. Enfin, ze moest hoognodig weg van alles en iedereen, vertelt ze verder, vandaar dat ze onderdook in New York. waar ze onbehoorlijk de beest uithing. Desondanks kwam ze er toch nog toe nieuw repertoire te schrijven, al zou haar titelloze solodebuut pas eind jaren tachtig het licht zien. Tja, wat zal ze ervan zeggen? “Als ik die plaat nu terughoor, klink ik in mijn oren als een eloquente vrouw van veertig. Wat niet wegneemt dat sommige nummers me tot tranen toe kunnen ontroeren.”
Na het floppen van dat eerste album onder eigen naam verloor ze haar zelfvertrouwen en trok ze zich terug in haar tweede woning in Dublin. Ver weg van Los Angeles raakte ze allengs vervuld van heimwee, waarbij de muziek van The Jayhawks de druppel bleek die de emmer deed overlopen. Eenmaal weer thuis maakte ze samen met het centrale duo van die groep plus drie oud-leden van Lone Justice het album You Gotta Sin To Get Saved, een weergaloze mengeling van rock, country, soul en gospel. “Wat destijds voelde als een nieuw begin, zie ik nu als een terug naar af.”
Compromisloos, stoutmoedig en allesbehalve vrijblijvend, dat is wel het minste wat je over haar nieuwe soloplaat kan beweren, wat je er ook verder van mag vinden. Want dat de meningen over Life Is Sweet sterk uiteen zullen lopen, daar durft Maria McKee wat om te verwedden. De theatrale muziek vol neopsychedelische erupties laat zich immers niet zo gauw doorgronden, om maar te zwijgen van haar indringende gezang, waar menigeen het van op de zenuwen schijnt te krijgen. Kortom, wie er niet goed voor gaat zitten, wil er na één keer luisteren nooit meer van horen. “Mij best. Wat verwacht je anders? Dat ik mezelf een oor afsnij?”