Los Lobos - Verdampte tijd
Om 23.35 uur mailt hij vanuit Nashville of morgenmiddag twaalf uur lokale tijd schikt om te bellen. Op het jazeker volgt 25 minuten later een reactie: “Cool. It’s 3:14 am, I can go to sleep now.” Ook als hij niet met Los Lobos overzee in de kleine uurtjes met het thuisfront communiceert, is Louie Pérez kennelijk een nachtbraker. “Klopt, ja. Want alleen dan kan ik een tijdje op mezelf zijn. Ik heb zo mijn rust en stilte nodig.”
We schrijven Prinsjesdag. Voor morgen vermeldt de agenda een optreden op het Americana Fest, bij welke gelegenheid de groep waar alle Mexicaanse Amerikanen trots op zijn een Lifetime Achievement Award zal worden uitgereikt. En vanavond is het uitzonderingsgewijs repeteren geblazen teneinde een paar nummers in te studeren van het kersverse album Gates Of Gold. Niets nieuws onder de zon ditmaal, zo op het eerste gehoor, al laat het uit de losse pols klinkende geheel goed beluisterd evenmin iets te wensen over. Neem alleen al het superieure spel, gegarandeerd 100% clichévrij, zelfs het gesoleer in de beide bluesexercities van Cesar Rosas, die met een swingende cumbia en een zwierige ranchera als vanouds de publieksprijs in ontvangst mag nemen. Alhoewel: wat te denken van aanvoerder David Hidalgo, wiens Too Small Heart warempel klinkt als een hidden track van Are You Experienced.
“Over Jimi Hendrix gesproken. Bij die legendarische show in de Hollywood Bowl, daar was ik van de partij. Ik had mijn moeder tot gek wordens toe gesmeekt of ik alstublieft mocht gaan. Zij kon zelf niet autorijden, dus heeft ze nog de buurman moeten inschakelen. Ik was toen veertien,” vertelt Louie Pérez, thans 62. “Na het halen van mijn rijbewijs ging ik samen met David vaker naar Hollywood voor concerten. Wie hebben we daar al niet zien optreden? Derek & The Dominos, Led Zeppelin, noem ze maar op. In die tijd schreven we ook al samen liedjes, die werkelijk alle kanten opvlogen, want we hielden van zowel Fairport Convention als Stevie Wonder. We bezaten een paar goedkope gitaren en nog wat andere instrumenten en maakten opnamen met zo’n grote spoelenrecorder. Popmuziek had mijn leven in beslag genomen, mag ik gerust zeggen, al zag ik er voor mijzelf geen toekomst in weggelegd. Ik had überhaupt geen stappenplan. Ik zette de ene voet voor de andere. En in zekere mate doe ik dat nog steeds.”
Louie Pérez groeide op in Oost-Los Angeles, de latino-wijk ‘aan de overkant van de rivier’, zo dichtbij en toch zo ver weg van Hollywood. Als kansarme Chicano verloor hij zich nochtans niet in een of andere Amerikaanse Droom, zoals Evangeline uit het gelijknamige liedje van Los Lobos op How Will The Wolf Survive? – hun eerste meesterwerk dat in de lijst van de honderd beste albums van de jaren tachtig volgens het gezaghebbende tijdschrift Rolling Stone op plaats dertig staat. “Afgezien van het overlijden van mijn vader op mijn achtste heb ik een gelukkige jeugd beleefd. We hadden het thuis allesbehalve breed, maar als kind wist ik niet beter – ik kende geen verschil tussen arm en rijk. Voor mijn gevoel ontbrak het mij aan niets. Ik kon tekenen en schilderen, mijn moeder kocht een gitaar voor mij, kunstboeken en literatuur leende ik uit de bibliotheek. Zo had ik alles wat ik wou en alles wat ik nodig had.”
Goed en wel van de middelbare school af startte Pérez samen met comrades David Hidalgo, Cesar Rosas en Conrad Lozano een folkloristisch orkestje voor bruiloften en partijen. Eenmaal getrouwd verlegden Los Lobos het werkterrein om den brode naar Mexicaanse restaurants in de wijde omgeving. De gitaren werden versterkt, er kwam een accordeon bij en zelfs een drumstel, waarbij ’s avonds laat de Tex-Mex-krakers steeds vaker werden afgewisseld met rootsrock uit eigen koker. Begin jaren tachtig klopten Pérez en Hidalgo op een avond bij The Blasters op de kleedkamerdeur om een cassette af te geven, wat resulteerde in een uitnodiging om een keer hun voorprogramma te komen vullen. “De Lobos waren ronduit sensationeel. Iedereen binnen de scene kon er maar niet over uit, zelfs degenen die er in de Whiskey A Go Go niet bij waren geweest”, aldus saxofonist Steve Berlin, die de groep van de broers Alvin luttele jaren later zou verruilen voor el banda del Este de Los Angeles.
Dankzij het wereldwijde succes van La Bamba stroomde er eind jaren tachtig genoeg geld binnen om met hun gezinnen te kunnen verkassen naar een eigen woning buiten de barrio. Huize Pérez staat na Laguna Beach en Yorba Linda momenteel in San Juan Capistrano, een Spaanse missiepost tussen Los Angeles en San Diego die in de loop van twee eeuwen uitgroeide tot een pittoreske stad. In zijn buurt van herkomst heeft hij weinig meer te zoeken. “Familie woont er niet meer, alleen nog een oude vriend, de eigenaar van een winkel in auto-elektronica om de hoek van mijn ouderlijk huis. En wanneer er een geldinzamelingsactie is voor een of ander sociaal-cultureel project zet ik mij daar met liefde voor in. Ik wil graag iets teruggeven. Alles wat ik doe vloeit namelijk voort uit mijn jeugdjaren. Niet alleen heeft die kleine, hechte gemeenschap mij gevormd, ik heb mijn ogen en oren ook altijd opengehouden voor wat er in de wijk gebeurde, wat mij tot op de dag van vandaag stof voor teksten oplevert. In mijn hart ben ik er nooit weggegaan.”
Met een besloten buurtfeestoptreden in cultureel centrum El Gallo Plaza in hartje Oost-Los Angeles vierden Los Lobos op de laatste dinsdag van september het verschijnen van Gates Of Gold. De opnamen vonden begin dit jaar plaats in een studio in Santa Ana, waar ze nu eens een weekend, dan weer een dag of vijf neerstreken. “Een plaat maken moet bij ons tussen de bedrijven door gebeuren, want de optredens lopen continu door,” zegt Louie Pérez. “We beginnen praktisch vanaf nul. Cesar komt meestal wel met een paar kant-en-klare liedjes aanzetten, maar David en ik gaan pas ter plekke aan de slag met een ongesorteerde verzameling invallen en opzetjes. Een nogal inefficiënte en gezien de tijdsdruk vooral ook stressvolle werkwijze. Soms moet ik een tekst ’s nachts in een paar uur zien af te schrijven, omdat we anders de volgende ochtend niet verder kunnen. Voor voortschrijdend inzicht ontbreekt gewoonweg de tijd – al maakt eindeloos knutselen het resultaat er vaak ook niet beter op.”
Which way do we go? I can’t say that I know, verzucht de jonge vader in het titelnummer, dat gaat over een Mexicaans gezin op weg naar het beloofde land. Mama, come gently rock my soul and tell me please what we’ll find behind these gates of gold. Waarbij de gouden poort uiteraard verwijst naar Californië, bijgenaamd The Golden State, al doelt Pérez evengoed ook op de pearly gates, de hemelpoort. “Is er een hiernamaals na de rock ’n’ roll?” vraagt hij zich retorisch af. “Met pensioen gaan, zit er voor ons in ieder geval niet in. En aan de horizon zien we de sterfelijkheid opdoemen. We zijn onderhand middelbare mannen af. Fysiek behoorlijk afgetakeld en psychologisch en emotioneel flink afgemat – zoals iedereen met eigen ogen kan vaststellen wanneer we de tourbus uitstappen. Ruim dertig jaar inmiddels trekken we de halve wereld over. Hoeveel keren heb ik wel niet bij de voordeur afscheid genomen?”
Doorgaans een weekje op, in het buitenland dikwijls langer, dan een dag of wat af – zo ziet het schema van Los Lobos er al sinds jaar en dag uit. “Thuis kom ik zelden of nooit aan schrijven toe, ik moet bijkomen en ontspannen. Eigenlijk wil ik dan alleen maar boeken lezen of wat schilderen,” vertelt Pérez. “Niet dat ik zou durven klagen, we hebben tenslotte het mooiste beroep ter wereld. Plus dat we een bescheiden bijdrage hebben mogen leveren aan de cultuur van Spaanstalig Amerika. Mij past enkel dankbaarheid. Dit gezegd hebbende: ik heb de afgelopen dertig jaar al te veel tijd laten verdampen. Vroeger kon iets gewoonlijk wel wachten, tegenwoordig moet ik voor iets tijd inruimen – terwijl ik daar helemaal niet goed in ben. Toch is voor mij nou de kardinale vraag: waaraan en aan wie zal ik de dagen die mij nog resten gaan wijden? Mijn vrouw Mary vindt dat lichtelijk morbide gedacht, maar de tijd ligt nu eenmaal niet meer voor het oprapen.”