Lloyd Cole - Lege levens
“Jackson Browne en Nico? Hebben die ooit een verhouding gehad? Je meent het!” Opperste verbazing bij Lloyd Cole, nadat hij heeft vernomen hoe het kon gebeuren dat de voormalige zangeres van de Velvet Underground in vroeger dagen These Days op haar repertoire had staan. De vraag werd opgeworpen naar aanleiding van Cole’s onthulling dat hij en zijn groep The Commotions het liedje in kwestie onlangs onder handen hadden genomen, maar er niet in waren geslaagd er een eigen draai aan te geven. Heel wat tevredener is hij over hun versie van Glory, zoals die te vinden is op de achterkant van hun recente single Forest Fire. Sterker nog, op het gevaar af arrogant over te komen, stelt Cole dat hun uitvoering het origineel van Television overtreft. De tekst en met name het refrein is hem dan ook op het lijf geschreven. When I see the glory I ain’t got to worry. When I see the glory I ain’t got no worries, zingt hij met een onmiskenbare ondertoon van ironie. Maar dat blijkt dus verbeelding van de luisteraar te zijn.
Toch doet de Schotse groep het voorkomen alsof ze aan den lijve ondervindt wat het is om de tol van de roem te moeten betalen. Eerder die regenachtige decembermiddag vertelden toetsenist Blair Cowan en gitarist Neil Clark hoe je als professioneel popmuzikant net als in willekeurig welk alledaagser beroep in een tredmolen loopt. Zo hebben ze hun eerste grote tournee door Groot-Brittannië als behoorlijk geestdodend ervaren. Die mening kunnen bassist Lawrence Donegan, drummer Stephen Irvine en voorman Loyd Cole alleen maar onderschrijven. De overtuiging van Mick Jagger dat een popgroep regelmatig op het podium dient te staan teneinde haar levensvatbaarheid te behouden, wordt door Cole zelfs als klinkklare onzin bestempeld. “Waren The Beatles in de laatste vier jaar van hun bestaan dan soms geen hecht collectief meer?”
Vorig jaar om deze tijd waren Lloyd Cole & The Commotions nog volslagen onbekend, nu is dank zij het magnifieke debuutalbum Rattlesnakes, met daarop de pakkende singles Perfect Skin en Forest Fire, hun naam inmiddels gevestigd. Vooral onder wat oudere popliefhebbers blijkt hun fris klinkende muziek in de smaak te vallen. Niet zo verwonderlijk eigenlijk, want het vijftal maakt melodieuze folkrock gecombineerd met een aan Lou Reed verwante flegmatieke zangstijl. Des te verrassender is het te vernemen dat de midtwintiger Cole in zijn tienerjaren een fervent aanhanger van T. Rex was. Daarnaast bewonderde hij David Bowie ten tijde van Aladdin Sane om zijn teksten. “In mijn onnozelheid dacht ik dat hij als geen ander de wijsheid in pacht had. Maar daar kwam ik gauw van terug toen ik de stripboekjes eenmaal verruild had voor romans. Want als je ook maar iets van literatuur afweet, heb je voor het gros van de tekstdichters in de popmuziek geen greintje respect meer over.”
Cole behoort ontegenzeggelijk tot de uitzonderingen die de regel bevestigen. Wie zinnen op papier krijgt als We’re living four flights up, but 1 swear, right now it feels like underground en Inside a rented room, coloured deepest blue, I suppose we found some kind of happiness to fill the emptiness mag zonder meer een talentvol singer-songwriter heten. “Ik zou mijzelf nou niet bepaald tot die categorie willen rekenen,” reageert Cole. “Zo iemand doet praktisch alles in zijn eentje, terwijl ik in een groep zit. En daarbij is onze muziek eerder energiek dan verstild. Ik kan mij trouwens zo direct geen fantastische singer-songwriter voor de geest halen, tenminste niet iemand die zonder groep werkte. Bob Dylan was toch op zijn best toen hij met Al Kooper en Mike Bloomfield samenspeelde en hetzelfde geldt voor John Lennon met zijn Plastic Ono Band.”
Lloyd Cole geeft ruiterlijk toe dat in zijn geval de teksten even belangrijk zijn als de muziek, met dien verstande dat het voor het luistergenot niet per se noodzakelijk is het gezongen woord te doorgronden. Eveneens erkent hij dat hij als traditioneel ingesteld tekstdichter binnen zijn lichting weinig concurrentie te duchten heeft. Eigenlijk kan alleen stadgenoot Roddy Frame, die opereert onder de merknaam Aztec Camera, zich met hem meten. “Dat is nou in mijn ogen een typische singer-songwriter,” aldus Cole. “Die kijkt in zijn ziel en geeft uitdrukking aan zijn diepste emoties. Ik daarentegen hou mijn blik op de buitenwereld gericht.”
Hij wordt in het bijzonder gefascineerd door de wereld van jongeren die zich bohémiens wanen. Dat milieu wordt haarscherp getekend in Andy’s Babies, het tweede liedje op de achterkant van Forest Fire. De slotzin It’s eight in the morning, still you can’t get no sleep, on account of perfect day and all this white light white heat laat geen twijfel eer over hun identiteit: het zijn volgelingen van Andy Warhol en de Velvet Underground. “In Glasgow leeft die cultus onder een bepaalde groep jongeren heel sterk,” verduidelijkt Cole. “Ze hebben heimwee naar een tijd die ze nooit bewust hebben meegemaakt. Ze luisteren maar naar die muziek en slikken amfetamine bij de vleet. Absurd gewoon.”
Opvallend is dat diverse liedjes op Rattlesnakes zich afspelen in een of ander souterrain. “Dat is inderdaad geen toeval,” beaamt Lloyd Cole. “Een souterrain is in mijn ogen voor een vermeende bohémien een plaats bij uitstek om te wonen. Het is er meestal schemerig en bedompt, dus daar kan hij zich thuis voelen. Bovendien roept het woord op zichzelf al een scherp beeld op. Ik denk van nature nogal evocatief, vandaar ook dat ik erg visueel schrijf. Mijn teksten zijn als het ware scenario’s voor popmuziek.”
Ter typering van zijn personages strooit Cole royaal met namen uit de wereld van de film en de literatuur. Zo worden op Rattlesnakes onder meer Greta Garbo, Eve Marie Saint, Truman Capote en Simone de Beauvoir genoemd. “Boze tongen beweren dat ik mij bezondig aan namedropping, maar dat is dan toch een misvatting,” zegt de met een licht Schots accent behepte Engelsman. “Als ik zing over een Grace Kelly-auto, dan weet je precies wat voor een model ik bedoel. En als ik iemand Norman Mailer laat lezen, dan zegt je dat iets over de persoon die van dat slag schrijvers houdt. Vooropgesteld natuurlijk dat je wat afweet van film en literatuur, hetgeen bij de meeste mensen niet het geval is, maar moet mij dat er dan van weerhouden?”
Wie meent de literaire voorkeuren van Cole uit zijn liedjes te kunnen distilleren, begaat trouwens een vergissing. “Van de schrijvers die ik noem, heb ik veelal geen al te hoge pet op,” laat hij ongevraagd weten. Wat hem ook van het hart moet, is het misverstand als zouden zijn teksten humorloos zijn. Niet dat je je nou zo nodig op de knieën zou moeten slaan van het lachen, maar daarom hoeft de ironie van een zin als She says all she needs is therapy, yeah, all you need is love is all you need je toch nog niet te ontgaan. “Alsof iets ernstigs niet tegelijkertijd komisch kan zijn,” verzucht Cole. “Per slot van rekening is het de toon die de muziek maakt. Mijn favoriete auteur is Joan Didion. Zij is meesterljk in het beschrijven van deprimerende zaken zonder dat je je al lezende terneergeslagen gaat voelen. Wat betreft zwarte humor is zij mijn grote voorbeeld.”
Lloyd Cole verraadt een verre van zonnige kijk op intermenselijke relaties. De personages in zijn liedjes hebben nooit echt contact met elkaar. Is een verhouding niet van beide kanten op puur egoïstische grondslag gebaseerd, dan heeft de een wel een emotioneel overwicht op de ander. In alle gevallen willen ze eigenlijk niets met de problemen van hun partner te maken hebben, ze willen alleen maar van hun eigen problemen af. Oh, must you tell me all your secrets, when it’s hard enough to love you knowing nothing, heet het in het Dylaneske Four Flights Up. En in 2CV gaat het stel, dat elkaars leegheid met hun beider aanwezigheid hoopte op te vullen in een donkerblauw geschilderde huurkamer, al vrij snel uit elkaar met de constatering dat ze alleen hun smaak voor kleren deelden. We were simply wasting precious time, zo luidt de conclusie. “Vind je dat triest?” reageert Cole verwonderd. “Ik niet. Als twee mensen er achter komen dat ze fout bezig zijn en daaruit lering trekken, noem ik dat een positieve ontwikkeling. Ze hebben zichzelf beter leren kennen.”
Mensen die zich zielsgelukkig voelen, zijn volgens Cole niet helemaal zichzelf. In Are You Ready To Be Heartbroken? beweert hij tegenover zo iemand dat deze er uitziet als een bekeerling, maar zich gedraagt als een ketter, making all your friends feel so guilty about their cynicism. Om zich vervolgens af te vragen: What would it take to wipe that smile off of your face? “Gelukkige mensen hebben meestal een houding van “mij kan niets meer overkomen”,’verduidelijkt Cole. “Onzin natuurlijk. Wanneer je gelukkig bent, kan je alleen nog maar ongelukkig worden. En als je daar geen rekening mee houdt, komt de klap des te harder aan. Daarom kun je er maar beter van uitgaan dat alles in het leven betrekkelijk is. Toch?”