The Jayhawks - Terug in de tijd

Augustus 2011

Kijk hem daar nou eens staan glunderen, waar de laatste keer juist het chagrijn van zijn gezicht afstraalde. Kort daarop zou hij er dan ook de brui aan geven, maar zestien jaar na dato lijkt uitgerekend Mark Olson (50) het meeste plezier te beleven aan de langverwachte comeback. Zijn muzikale kompaan Gary Louris (56) weet van pure dankbaarheid haast niet hoe bescheiden hij zich moet opstellen nu The Jayhawks eindelijk weer terug in de race zijn. Geen spoor van triomfantelijkheid dan ook tijdens hun eerste reünieconcert op Nederlandse bodem, waar de alt.countryrockers uit Minneapolis volgens eigen zeggen altijd al hartelijk welkom zijn geheten.

“Ongelooflijk, dat dit nou al nostalgie is,” verzucht een gewezen popjournaliste na afloop in de hal van een langzaam leeglopend Paradiso. Louris daarentegen had die middag nadrukkelijk gesproken van ‘een onafgedane zaak’, wat overigens zeker geen boude bewering is getuige het als een vervolg klinkende Mockingbird Time, dat behalve meer van hetzelfde wel degelijk ook nog iets anders biedt. “We gaan gewoon verder waar we indertijd zijn opgehouden,” aldus een opgeruimde Olson. “Er is kennelijk vraag naar ons, anders hadden we er niet eens over gepiekerd om weer te beginnen. Ik zie dit in alle opzichten als een serieuze herkansing.”

Halverwege de jaren nul had Louris besloten The Jayhawks tot nader order op non-actief te stellen. Bijna een decennium lang had hij de kar in zijn eentje moeten trekken na de desertatie van Olson. Aanvankelijk had hij zich nog artistiek kunnen bewijzen met Sound Of Lies en Smile, twee knap in elkaar gestoken popplaten die bijna demonstratief afweken van het countryrockpad. Des te verrassender klonk Rainy Day Music, waarmee Louris stilzwijgend op zijn schreden terugkeerde. Inmiddels hadden de twee zich alweer in stilte verzoend. “Kort na 9/11 werden we benaderd of we met z’n tweeëen niet een liedje voor een film wilden maken,” vertelt Louris. “Ik ben Mark in zijn huisje in de Californische woestijn gaan opzoeken en daar hebben we op therapeutische wijze eerst alles uitgepraat.” Binnen de kortste keren begonnen ze als gelegenheidsduo op te treden om uiteindelijk voor de dag te komen met het nostalgisch stemmende Ready For The Flood.

Een kleine drie jaar geleden hadden The Jayhawks zonder enige ruchtbaarheid een paar verrassingsoptredens in Spanje gegeven, afgelopen zomer gevolgd door een viertal clubconcerten in hun thuisbasis Minneapolis. En in januari maakten ze een korte Amerikaanse tournee ter opluistering van de heruitgave van Hollywood Town Hall en Tomorrow The Green Grass, hun vergeten klassiekers uit de vroege jaren negentig, die nu overal ronkende recensies genereren. “We waren toen gewoon niet bijdetijds genoeg,” zegt Olson schouderophalend. “Het waren de hoogtijdagen van de grunge,” vult Louris voor alle duidelijkheid aan. “Maar onze muziek heeft de tand des tijds goed doorstaan, dat mogen we nu gerust wel stellen.”

De vijftien optredens in Spanje, Groot-Brittanië, de Lage Landen en Scandinavië vormen de opmaat tot een vooralsnog zes weken durende tournee door Noord-Amerika. “Wat er voor het komend jaar in de planning staat, hoef ik voorlopig niet te weten. Ik kijk niet meer zo ver vooruit,” vertelt Olson, die destijds voor zijn eigen bestwil besloot te kappen met het rock ’n’ roll-bestaan. “Tot nu toe trek ik het allemaal zonder problemen, zeker hier in Europa, waar je veel met de trein kunt reizen. Ik ben benieuwd hoe het straks thuis zal gaan. Niet dat ik me nou echt zorgen maak, maar toch. In ieder geval zie ik er nu al naar uit om met Kerstmis weer in de woestijn te zitten.”

*********

Juni 2008

Het loopt tegen half vijf als Gary Louris een flinterdun shagje opsteekt en zich een bodempje whiskey inschenkt. Over een kleine tien minuten moet hij op in de bovenzaal van de Paradiso, die op deze ideale zondagmiddag in juni toch nog aardig vol is gelopen. Liefhebbers van The Jayhawks zijn namelijk hondstrouw, zoals eerder al was gebleken bij de talrijke optredens van Mark Olson. Sinds enige tijd opereren de beide voormannen van de semilegendarische countryrockgroep trouwens als gelegenheidsduo, al lijkt met het album Ready For The Flood en een Europese tournee voor de boeg het vrijblijvende er inmiddels een beetje af.

Na de stille dood van The Jayhawks blies Louris eerst nieuw leven in zijn hobbyproject Golden Smog. Wat ooit voor de grap begon als een min of meer thematische coverband, die bijvoorbeeld eens een heel optreden wijdde aan het zo verfoeide repertoire van de Eagles, werd plotsklaps een serieuze onderneming. Daarnaast hield hij zich onledig als muzikale klusjesman, wat hem vooral als co-componist voor de Dixie Chicks geen windeieren legde. “En verder heb ik vooral veel tijd doorgebracht met mijn gezin, waarbij ik eindelijk weer eens toekwam aan normale zaken als het gazon maaien, kruiswoordpuzzels oplossen en televisie kijken,” vertelt Louris. “Ik had helemaal geen klagen over mijn bestaan als huisman in St. Paul, die zijn vrouw genereus in staat stelde de nodige tijd en energie te steken in haar eigen winkel. Twee tot drie maanden per jaar trekken we ons terug in het zuiden van Spanje, waar we een huis hebben in het plaatsje Puerto de Santa Maria.”

Bijna vijf jaar na de zwanenzang van The Jayhawks, het miskende Rainy Day Music, kwam Louris enkele maanden terug voor de dag met Vagabonds, een allesbehalve behaagzuchtig album over de ‘de viering van de pijn van het zijn’. “Ik heb het er best moeilijk mee om weer van voren af aan te moeten beginnen,” geeft hij ruiterlijk toe. “Van The Jayhawks konden we namelijk prima leven, dus wat dat betreft was er geen enkele reden om de groep op te doeken. Natuurlijk hebben we bij lange na niet aan de commerciële verwachtingen voldaan, terwijl er achteraf bezien ook artistiek beslist meer in had gezeten, ware het niet dat Mark er zo nodig vroegtijdig de brui aan moest geven. Maar na zo’n tien jaar in dezelfde bezetting was de rek er voor mij helemaal uit. En om nou alleen omwille van de inkomsten The Jayhawks in stand te houden, was mijn eer toch te na.”

December 2007

Alweer bijna vijftien jaar geleden maakten The Jayhawks hun Nederlandse podiumdebuut, dat los van de geweldige muziek een ongebruikelijk laag volume kende. Tijdens de navolgende tournee bleek de melodieuze countryrock nogal wat aan subtiliteit te hebben ingeboet en toonde Mark Olson zich nog chagrijniger dan de vorige keer. “De lol ging er voor mij bliksemsnel af,” herinnert hij zich. “Het werd al gauw meer rock dan folk. Plus dat de muziek echt veel te hard was. Dat knallende drumgeluid bij concerten, welke idioot is daar ooit mee begonnen? Ik kon er na verloop van tijd ook fysiek gewoon niet meer tegen. Daarbij zette het vele reizen onze vriendschap zwaar onder druk. Vier of vijf volwassenen die constant met elkaar moeten optrekken, dat is gewoon geen gezonde situatie.”

Met zijn twee muzikale begeleiders, een Noorse en een Italiaan, is Olson zojuist per trein vanuit Keulen in Amsterdam gearriveerd. In het café beneden in de Paradiso benadrukt hij het graag zo kleinschalig mogelijk te willen houden. “Persoonlijk hoefde ik niet zo nodig carrière te maken, maar de andere jongens in The Jayhawks hadden die ambitie wel degelijk. Zo verwerd de groep tot een machinerie, die mij persoonlijk geen enkele bewegingsvrijheid meer gunde. Ik werd er langzamerhand knettergek van.”

Met echtgenote Victoria Williams aan zijn zijde begon Olson opnieuw onder de naam The Original Harmony Ridge Creek Dippers, later ingekort tot The Creekdippers. Hun zeven albums vol rustieke countryfolk waren eigenlijk stuk voor stuk verkapte soloplaten, maar op het podium had hij juist de neiging zichzelf weg te cijferen ten gunste van zijn vrouw. “Victoria is nu eenmaal een geweldige singer-songwriter, die het verdient uitgebreid aan bod te komen.” Tot stil ongenoegen van het publiek overigens, dat bovendien wel wat nummers van The Jayhawks had willen horen. En toen bleek het halverwege de jaren nul opeens over en uit tussen het zo onafscheidelijk lijkende koppel. Met het album The Salvation Blues pakte Olson een kleine twee jaar later de draad weer op, eerder gelouterd dan ouder, triester en wijzer.

Mei 1997

Met het onverhoedse vertrek van Mark Olson na de doodgeboren hit Blue leek het einde oefening voor The Jayhawks, maar mooi dat de overgebleven voorman Gary Louris en bassist van het eerste uur Marc Perlman hier nu vol goede moed zitten te praten over hun doorstart. Wat blijkt? De twee hadden zich alleen maar even hardop afgevraagd of ze eigenlijk wel onder dezelfde vlag door konden blijven varen nou ze een nieuwe koers gingen volgen. Want met het donker gestemde Sound Of Lies blijkt Louris de countryrock opeens mijlenver voorbij.

Met het meesterlijke Hollywood Town Hall en het zo mogelijk nog betere Tomorrow The Green Grass golden The Jayhawks als de troonopvolgers van semilegendarische groepen als The Flying Burrito Brothers en Poco. “Ik heb er vroeger nooit van gedroomd om in hun voetsporen te treden,” laat Louris weten. “Pas via Mark ben ik met dat soort muziek in aanraking gekomen en hij bepaalde dan ook feitelijk onze stijl. Sinds ik me niet langer naar hem hoef te voegen, maken we vanzelfsprekend andersoortige muziek, al klinken we daarom nog niet meteen onherkenbaar. Dat mensen de oude Jayhawks missen, vind ik overigens een positief teken. Het bewijst namelijk dat we echt iets voor anderen betekenen.”

Een popgroep met twee voormannen laat zich vergelijken met een huwelijk, aldus Louris. Waar de beide partners in de ogen van de buitenwacht een steeds hechtere eenheid lijken te vormen, belemmeren ze in werkelijkheid veelal elkaars ontwikkeling. Bovendien verhuisde Olson na zijn huwelijk met singer-songwriter Victoria Williams naar Californië, terwijl Louris inmiddels al enige jaren in New York woonde. “De doodsteek voor onze samenwerking, ware het niet dat we voor Tomorrow The Green Grass al praktisch alle nummers apart hadden geschreven,” klapt Louris uit de school. “Desondanks besloten we het opnieuw als duo te proberen, maar we bleken elkaar absoluut niet meer aan te vullen. Rigor mortis was ingetreden.”

Februari 1995

Midden in een antwoord onderbreekt hij zichzelf. “Met zo’n kletskoek kom ik natuurlijk niet weg.” Even later dient Gary Louris zichzelf opnieuw tot de orde te roepen. “Wat zit ik nu toch weer te bazelen?” Een schaapachtige grijns. “Zwaar getafeld gisteravond en daarbij iets diep in het glaasje gekeken.” Nee, beleefd is het nou niet bepaald, dat praten op de automatische piloot, maar begrijpelijk wel als je de godganse dag journalisten te woord moet staan. De bel voor de volgende ronde van The Jayhawks heeft namelijk geslagen. Hun vierde album Tomorrow The Green Grass staat op uitkomen en met de gegarandeerde hitsingle Blue moet het in de Verenigde Staten dan eindelijk gaan gebeuren.

Ook al maken ze dan geen ‘muziek met de vuist in de lucht’, er ligt wat in het verschiet voor The Jayhawks, daar is Louris heilig van overtuigd. Niet voor niets nam hij een jaar of drie jaar terug ontslag bij het architectenbureau voor projectonwikkeling, terwijl hij nota bene op het punt stond compagnon te worden. “Mijn hart lag er niet in. Ik kon goed organiseren en aardig ontwerpen, daar niet van, maar mij ontbrak het aan visie. Mijn talent ligt in de muziek. Bij The Jayhawks kan ik tenminste vanuit het onderbewuste werken.”

Zo is de organische duetzang, het handelsmerk van de groep, als het ware vanzelf ontstaan. “Een hoge en een lage stem, zo’n combinatie kan haast niet mis. We hebben niets hoeven ontwikkelen. Kennelijk voelden we gewoon aan hoe het moest. Binnen de kortste keren kenden we elkaars frasering door en door, dus daar konden we qua timing al snel vrijuit mee variëren,” legt Louris uit. “Diep nadenken over onze muziek doen we in ieder geval niet. We lijken wel een stelletje leeghoofden en wie weet zijn we dat ook.”

Maart 1993

“Misschien klinken we wel niet puberaal genoeg,” gist Mark Olson. “In ieder geval appelleren we kennelijk niet aan de mentaliteit van de moderne Amerikaanse student.” Hoe dan ook, The Jayhawks komen op de smaakmakende college radio vooralsnog niet aan bod. In Nederland daarentegen scoorden ze met Take Me With You (When You Go), de eerste single van hun afgelopen herfst verschenen album Hollywood Town Hall, inmiddels al een bescheiden hit. Zodoende raakte de Melkweg in Amsterdam ruim van tevoren uitverkocht voor een ouderwets goed optreden, waarbij de klok soms meer dan twintig jaar werd teruggedraaid.

De melodieuze en toch robuuste countryrock van The Jayhawks ligt in de traditie van klassiekers als From The Inside van Poco en Everybody Knows This Is Nowhere van Neil Young & Crazy Horse, terwijl de organische duetzang van Olson en Gary Louris schatplichtig klinkt aan Gram Parsons en Chris Hillman op het onvolprezen The Gilded Palace Of Sin van The Flying Burrito Brothers. Al deed het eerste Nederlandse optreden van The Jayhawks qua magie en potentie eigenlijk nog het sterkst denken aan het legendarische podiumdebuut van de absolute hoogvliegers in het genre: de Eagles.

Na gedane arbeid hebben The Jayhawks zich in het Amsterdamse nachtleven gestort, vandaar dat Olson deze zonnige ochtend zo lodderig in een soepkommetje zwarte koffie zit te staren. Met frisse tegenzin vertelt hij hoe de vier elkaar een jaar of zeven geleden hebben weten te vinden. “Ach, hoe gaat zoiets? Je kent mekaar van gezicht, je raakt op een goede avond aan de praat en dan blijk je er dezelfde afwijkende muzikale voorkeuren op na te houden.”

The Jayhawks kenden een lange aanloopperiode. Spelen deden ze vooral in de oefenruimte, want meer dan eens in de twee weken voor een habbekrats optreden in een kleine club in hun woonplaats Minneapolis zat er niet in. Noodgedwongen hielden ze er allemaal een baantje op na, waardoor ze wel over de nodige financiën beschikten om in eigen beheer een album op te nemen. Eind jaren tachtig verscheen bij een lokale platenfirma hun tweede album, Blue Earth, dat het balletje eindelijk aan het rollen bracht.

The Jayhawks konden gaan touren, zij het voor een habbekrats, waarbij ze zich elke luxe moesten ontzeggen. Zo hebben ze nog eens overnacht op de vloer in de huiskamer bij Jay Farrar en Jeff Tweedy, die later met Uncle Tupelo furore zouden maken als de aanvoerders van de alt.countrybeweging, maar destijds nog hoog tegen hen opkeken. Zo kan het verkeren. En toen op een gegeven moment belde de producer van The Black Crowes met de baas van hun label, terwijl deze toevallig Blue Earth op had staan. De rest is zogezegd geschiedenis. Waarop Olson triomfantelijk besluit: “Is dat een sterk verhaal of niet?” Om vervolgens luidruchtig zijn keel te schrapen en een nieuwe sigaret op te steken.