James Taylor - Voor eeuwig en altijd

Maart 1986

“Prachtig, die stapelwolken. En dan dat eigenaardige zonlicht.” James Taylor staat voor het raam van zijn kamer op de bovenste verdieping van een Amsterdams hotel. Wel een halve minuut lang staart hij zwijgend naar buiten en ziet wat de Hollandse meesters ooit plachten te schilderen. Onbewust beantwoordt hij zo aan het beeld dat zijn muziek altijd van hem heeft opgeroepen: een melancholieke singer-songwriter op wie als geen ander de uitdrukking ‘stille wateren hebben diepe gronden’ van toepassing is. Hoewel uiterst minzaam, toont hij zich al even bedachtzaam, waarbij midden in een antwoord nogal eens een in langdurige stilte wil vallen.

Fortune and fame’s such a curious game, perfect strangers can call you by name, heet het in het titelstuk van That’s Why I’m Here en gelijk heeft hij. Zelfs zijn er volslagen vreemdelingen die hem beroepshalve het hemd van het lijf mogen vragen. En te vragen valt er meer dan genoeg, want het is algemeen bekend dat zware depressies Taylor in het verleden herhaaldelijk in psychiatrische klinieken deden belanden. Depressies die hij later zelf met behulp van drugs en alcohol trachtte te verdrijven, een kwakzalverachtige methode die hij met de dood dreigde te moeten bekopen. Op de cruciale momenten herkreeg hij echter steeds de controle over zichzelf en zo kan het gebeuren dat hij voor het eerst in zijn ruim vijftienjarige carrière die stormachtige voorjaarsavond een Nederlands podium zal betreden.

Beter lang gewacht dan nooit gekomen, maar in het geval van James Taylor is het zeker niet eigenlijk té laat. Integendeel, zijn ettelijke maanden geleden verschenen album That’s Why I’m Here kan artistiek wedijveren met prachtplaten als Sweet Baby James uit 1970, Mud Slide Slim And The Blue Horizon uit 1971, JT uit 1977 en Dad Loves His Work uit 1981. Welbeschouwd is Taylor de enig overgeblevene van zijn generatie die de bekentenispopmuziek uit de jaren zeventig levend houdt en hij doet dat zonder met zijn tijd mee te willen gaan. Des te opmerkelijker is het dan ook dat het concert in Carré zou uitwijzen dat zijn werk geenszins verouderd klinkt. Het was zo'n zeldzame avond waaraan de oudere jongeren onder ons eindelijk weer eens hun hart konden ophalen. En de gezongen overpeinzing It seems ‘learn not to burn’ means to turn on a dime and walk on if you’re walking even if it’s an uphill climb konden we ons collectief in de oren knopen: laten we toch vooral blijven proberen ervan te maken wat er nog van te maken valt.

*******

James Taylor zit er niet mee dat hij tot de laatsten der singer-songwriters behoort. Anders dan bijvoorbeeld zijn goede vriendin Joni Mitchell heeft hij zijn stijl weliswaar niet weten te verbreden, maar hij is er daarentegen in geslaagd zichzelf binnen het genre te verdiepen. “Mijn artistieke mogelijkheden zijn beperkt,” geeft hij ruiterlijk toe. “Ik moet roeien met de riemen die ik heb. Denk nou niet dat ik mij daarover beklaag, ik constateer gewoon een feit. Ik weet dat ik geen formidabele stem heb. Niet alleen is mijn bereik tamelijk beperkt, daarbij zou ik liever een halve octaaf hoger zitten, want mijn zang correspondeert soms wat lastig met mijn gitaarspel. Die gitaarstiji op zijn beurt is als het ware verankerd in de folkmuziek, wat met zich meebrengt dat ik gebonden ben aan een bepaald concept, waar ik niet al te veel kanten mee uit kan. Vandaar dat mijn muziek in wezen altijd is gebleven wat ze van oorsprong al was.”

Als muzikaal autodidact doet Taylor alles op het gehoor. Dat hij ondanks zijn beperkte stem van lieverlede is uitgegroeid tot een voortreffelijk vocalist is dan ook niet te danken aan professionele zanglessen. Simpelweg door te luisteren naar grootheden als George Jones, Nat ‘King’ Cole en, niet in de laatste plaats, Sam Cooke heeft hij geleerd hoe zijn techniek te verbeteren teneinde zijn mogelijkheden optimaal te kunnen uitbuiten. Zijn gitaarspel heeft zich eveneens haast als vanzelf ontwikkeld. Naar eigen zeggen keek hij als tiener van iemand enkele accoorden af, een ander bracht hem het zogeheten fingerpickin’ bij, waarna hij de rest er al oefenend zelf bij heeft verzonnen. Taylor beschouwt zichzelf als een folkartiest, maar zijn muzikale interesse houdt bepaald niet bij dat genre op. “Als kind luisterde ik vooral naar wat mijn ouders draaiden,” vertelt hij. “Musicals, licht klassiek, calypso en wat dies meer zij. Via mijn broer Alex raakte ik in de ban van de rhythm ’n’ blues. Maar Kootch, Danny Kortchmar, heeft mij pas echt in de zwarte muziek ingewijd.”

De vriendschap tussen Taylor en Kortchmar, momenteel de muzikale partner van de uitgevlogen Eagle Don Henley, dateert al vanaf de vroege jaren zestig. Het tweetal ontmoette elkaar op Martha’s Vinyard, een eiland voor de kust van Massachusetts, waar het gezin Taylor de zomervakantie placht door te brengen. “Samen met Kootch maakte ik uitstapjes naar Boston, want daar was toentertijd een bloeiende folkscene,” vertelt hij. “Mensen als Dave Van Ronk, Tom Rush, Paul Siebel, Jesse Colin Young en John Hammond traden er in koffiehuizen en clubzaaltjes op. Zo’n leven wilden wij ook. Een paar jaar later trok Kootch naar New York, waar hij met enkele anderen een groep probeerde op te zetten. Hij wist mij over te halen de studie te laten voor wat ze was. Zo is de bal aan het rollen gegaan, want diep in mijn hart zag ik in de muziek geen toekomst voor mij weggelegd.”

Het voorgevoel leek Taylor aanvankelijk niet te bedriegen. The Flying Machine, zoals de groep van hem en Kootch heette, viel al vrij snel uit elkaar. Ontmoedigd besloot hij zich te vestigen in Londen, waar hij als romantisch troubadour met het spelen op straat en in cafés de schamele kost verdiende. Zonder veel hoop nam hij een proefbandje op, waarmee hij uiteindelijk bij Peter Asher belandde, die wel iets in hem zag. In 1969 verscheen zijn titelloze debuutalbum, nota bene op Apple, het label dat The Beatles destijds pas in het leven hadden geroepen. Tegen het einde van dat jaar zat hij samen met Asher, die overigens tot op de dag van vandaag zijn manager is, in Californië.

Nadat Taylor bij een nieuwe platenmaatschappij onderdak had gevonden, maakte hij samen met onder meer Kortchmar en diens werkgeefster Carole King en opnieuw onder productionele leiding van Asher Sweet Baby James, waarvan de single Fire And Rain in de nazomer van 1970 de eerste plaats van de Amerikaanse hitlijsten zou bereiken. Het jaar daarop verscheen Mud Slide Slim And The Blue Horizon, dat mede dankzij het door King gecomponeerde You’ve Got A Friend het commerciële succes wist te continueren.

“Het was een droom die werkelijk was geworden,” aldus Taylor, gevraagd naar zijn toenmalige reactie op de hem zo onverwacht ten deel gevallen roem. “Ik ervoer het echt niet als vervreemdend, zoals je zo vaak over anderen leest. Ook van de druk om met een gelijkwaardige opvolger van een gouden plaat te komen, heb ik eigenlijk geen last gehad. Ik vond juist dat ik in een bevoorrechte positie was komen te verkeren. Voortaan kon ik doen wat ik werkelijk wou, zonder dat ik mij zorgen over geld hoefde te maken. Mijn toekomst als artiest was zo goed als veilig gesteld. Ik voelde mij gezegend man.”

*******

In de geschiedenisboeken van de popmuziek wordt James Taylor, samen met zijn vrouwelijke tegenhanger Joni Mitchell, bestempeld tot de pioniers van de singer-songwriters, een categorie zingende liedjesschrijvers die, muzikaal voortbouwend op de folktraditie, in hun teksten openhartig verslag geven van hun particuliere zielenleven. “Dat heeft mij altijd te veel eer geleken,” zegt Taylor. “Neem alleen al de blues, die gaat toch ook hoofdzakelijk over persoonlijke problemen. Daarbij had ik zelf in mensen als Tom Rush en Jesse Colin Young grote voorbeelden, een feit dat er op wijst dat er anderen waren die eerder dan ik met hetzelfde bezig waren. Om maar te zwijgen van Bob Dylan. Diens werk kan dan misschien in strikte zin niet als autobiografisch worden betiteld, maar dat neemt nog niet weg dat zijn teksten wel steeds vanuit een sterk persoonlijk oogpunt zijn ontstaan. Doordat hij een bredere kijk op allerlei zaken heeft dan mensen zoals ik, pakt zijn muziek gewoon niet zo sterk egocentrisch uit.”

Een niet onbelangrijk punt dat Taylor al dan niet onbewust vergeet aan te roeren, is de omstandigheid dat zijn teksten onthullender lijken dat ze in wezen zijn, dit als gevolg van enkele geruchtmakende interviews, waarin hij op haast therapeutische wijze zijn private leven openbaarde. Die mededeelzaamheid is ook de oorzaak van het misverstand als zou zijn muziek een en al depressiviteit uitstralen, terwijl heel wat van zijn liedjes juist het kleine geluk verheerlijken. Rainy day man, he don’t like sunshine, he don’t chase rainbows, he don’t need good times, zong Taylor weliswaar op zijn titelloze debuutalbum, maar op Mud Slide Slim And The Blue Horizon verzuchtte hij reeds: I have wasted too much time just to sing you this sad song, I’ve done been this lonesome picker a little too long. Om ten slotte op That’s Why I’m Here bijna laconiek te concluderen: Hundreds of hopes in the past, nevertheless it was never the last. Hold on strong or you fade out fast.

Zo’n vijftien jaar geleden prijkte Taylor’s geschilderde portret op de omslag van het alom gerespecteerde weekblad Time. In het bijbehorende verhaal kwam niet alleen de hechte familieband ter sprake, ook werd uitvoerig gewag gemaakt van hoe de door zware depressies geplaagde tweeëntwintigjarige superster verslaafd was aan de heroïne. In de loop van de jaren zeventig deed Taylor in het geronommeerde tijdschrift Rolling Stone tot enkele malen toe een boekje open over zijn turbulente huwelijksleven met Carly Simon, dat nogal te lijden had onder zijn bij tijd en wijle excessieve gebruik van drugs en alcohol.

“Nu je het zo zegt,” reageert Taylor op de toch min of meer retorische vraag of hij door zijn openhartigheid het beeld dat zijn publiek van hem heeft niet mee heeft helpen vertekenen. “Ik ben in het verleden misschien wat al te loslippig geweest. Maar mijn liedjes, en dan in het bijzonder Fire And Rain, waren kennelijk zo persoonlijk van aard dat ze bepaalde vragen over mijn privéleven opriepen en die vragen heb ik altijd zonder enige aarzeling of terughoudendheid beantwoord. Ik heb die belangstelling voor de schaduwkanten van mijn bestaan trouwens altijd heel legitiem gevonden, want de media zijn nu eenmaal van nature alleen maar geïnteresseerd in de sensationelere aspecten van iemands persoonlijkheid. In werkelijkheid zijn de problematische periodes in mijn leven echter veruit in de minderheid. Ik ben niet onafgebroken depressief, ik ben hoogstens onveranderlijk melancholiek.”

*******

James Taylor mag dan in zijn persoonlijke leven de nodige stormen hebben moeten trotseren, zijn carrière kent daarentegen een aanmerkelijk gelijkmatiger verloop. Het merendeel van zijn dozijn officiële albums is met goud bekroond, terwijl ook de daarvan afkomstige singles het in de Verenigde Staten goed deden. Met Her Town Too, geschreven en gezongen in samenwerking met John David Souther, scoorde hij in 1981 zelfs weer eens een dikke hit. De ruim viereneenhalfjaar die liggen tussen Dad Loves His Work en That’s Why I’m Here zijn bovendien bedrieglijk, aangezien Taylor in de tussentijd regelmatig op de planken heeft gestaan. Overigens maakte hij die veelal korte tournees tussen de bedrijven door, want hoewel hij sinds het einde van de jaren zeventig van de heroïne af was, had hij nog af te rekenen met zijn afhankelijkheid van de alcohol. Daarbij moest hij zijn scheiding van Carly Simon verwerken, een proces dat getuige zijn recente huwelijk met actrice Kathryn Walker inmiddels is afgesloten.

“Ik moest orde op zaken stellen, vandaar dat ik lange tijd niet echt aan muziek maken ben toegekomen,” verklaart Taylor. “En tot overmaat van ramp kreeg ik te kampen met een creatieve blokkade, gevolgd door een paar valse starts in de opnamestudio toen ik eindelijk voldoende materiaal voor een nieuw album bij elkaar had geschreven. Maar vanaf het moment dat het eenmaal liep, ging het ook van een leien dakje. Dat de plaat in andermans oren voor mijn doen relatief positief klinkt, heeft niet zozeer te maken met een optimistischer levensinstelling als wel met het feit dat ik andersoortige gevoelens naar buiten heb willen brengen. Ik heb niet langer de behoefte mij zo te uiten als vroeger. Los daarvan vind ik helemaal niet dat mijn muziek zich wezenlijk heeft veranderd.”

Niettemin lijkt Taylor plotseling wat opgeluchter in het leven te staan. Hij heeft vuur en regen gezien, maar hij kan het tenminste navertellen in zijn almaar rijper wordende muziek. That’s why I’m here: singing tonight, tomorrow and everyday, heet het op opgeruimde toon. “Op mijn tweeëntwintigste kon ik mij met geen mogelijkheid voorstellen dat ik er zo tegenaan zou kijken,” zegt hij. “Zelfs op mijn dertigste dacht ik nog dat ik hooguit tot mijn vijfendertigste met een gitaar op het podium zou staan. Intussen ben ik die grens alweer drie jaar geleden gepasseerd en sindsdien ga ik er vanuit dat ik dit vak zal blijven uitoefenen tot de dag dat er niemand meer over is die naar mij wil luisteren.”

De houdbaarheidsdatum waar Taylor zich tot voor kort als artiest voor gesteld meende te zien, hing samen met zijn visie op ouder worden. “Niet alleen de popmuziek, de hele Amerikaanse cultuur kent dan ook hoegenaamd geen precedent wat betreft ouderdom,” legt hij uit. “Maar de babyboomgeneratie, waaruit de popmuziek is voortgesporten, heeft een stempel op de hedendaagse cultuur gedrukt en over vijfentwintig jaar zal er in de Verenigde Staten een totaal ander waardeoordeel over mensen op leeftijd bestaan.” Een kwarteeuw klinkt nog als een eeuwigheid, terwijl het toch als de dag van gisteren lijkt dat Fire And Rain voor het eerst op de radio te horen was. “De jaren vliegen inderdaad om,” beaamt Taylor met zijn typische laconieke berusting. “We zijn oud voordat we het weten.”