Jackson Browne - Op weg naar het einde
“Sorry, I’m ramblin’ on,” onderbreekt Jackson Browne zichzelf als hij tijdens een ellenlang antwoord weer eens te ver afdwaalt. Kort van stof blijkt de Californische singer-songwriter nog steeds niet, vandaar ook dat we hem pas ruim een half uur later dan afgesproken aan de lijn krijgen. Zo overschrijdt hij al even royaal de ons toebedeelde tijd van dertig minuten, want van buitenaf kan kennelijk niemand hem daar op die hotelkamer in New York tot stoppen manen. Aanleiding voor onze zogeheten phoner is het verschijnen van Standing In The Breach, zijn eerste studioplaat in zes jaar en zonder twijfel zijn beste sinds het ruim twee decennia oude I’m Alive, waarop hij het stuklopen van zijn turbulente relatie met filmster Daryl Hannah verwerkte. Naast een handvol nederige liefdesliedjes bezingt Browne ditmaal met onwaarschijnlijk slijtvaste stem op ambachtelijk gecomponeerde en onberispelijk uitgevoerde muziek tussen hoop en wanhoop in de onzekere toekomst van het mensdom en de planeet aarde, zoals in deze min of meer willekeurig gekozen passage: And though the earth may tremble and cast our works aside, and though our efforts resemble the fluctuating tide, we rise and fall with the trust and belief that love redeems us each, and bend our backs and hearts together standing in the breach. Wat overigens retorischer leest dan het in de oren klinkt.
Als coverbeeld voor Standing In The Breach koos Browne een persfoto van twee overlevenden tussen de puinhopen van een verwoeste wijk in Port-au-Prince na de ondiepe aardbeving op Haïti. “Het is inderdaad een nogal dramatische visualisatie van de muziek, maar het symboliseert wel treffend de huidige toestand van de mensheid,” licht hij toe. “Als je er even nuchter over nadenkt, moet je er ernstig rekening mee houden dat het misschien wel nooit meer goed komt. Een wezenlijk deel van onze levensvreugde op latere leeftijd danken we aan ons vermogen tot het negeren van het macabere feit dat we op weg zijn naar de dood. Waarbij we de schoonheid van ons alledaagse bestaan in belangrijke mate ontlenen aan de leefbaarheid van onze wereld, die tegenwoordig toch beduidend minder is dan in mijn kindertijd. Wij woonden in een best wel ruige buurt van Los Angeles, maar toch was het daar toen veilig genoeg om van en naar school te lopen. In mijn late tienerjaren reisde ik overal liftend naar toe en zelfs als je door een of andere halve gestoorde werd meegenomen lukte het je nog vrij makkelijk de situatie onder controle te houden.”
Browne valt een seconde stil. “Niet dat vroeger nou alles rozengeur en maneschijn was, maar goed, ik wou er eigenlijk op wijzen dat de wereld ook nog op een heel andere, volstrekt nieuwe manier aan het veranderen is. De klimaatverstoring begint nu serieus het leven op aarde te bedreigen. We zijn op een cruciaal moment in de geschiedenis beland. Het is vijf voor twaalf, dewereld staat op instorten. Natuurlijk, onze tijd zal het vast nog wel duren, wat niet wegneemt dat de overlevingskansen voor toekomstige generaties in onze handen liggen. Als we geen manier vinden om het milieu te sparen, halen we naar alle waarschijnlijkheid de volgende eeuw niet eens meer.Kijk, muziek leent zich bij uitstek om voor even te ontsnappen aan de grimmige werkelijkheid, dat besef ik terdege. Dat ik desondanks mijn werk gebruik om zulke harde waarheden te verkondigen, doe ik alleen om mensen aan het denken te zetten voor het geval ze er nog niet over nadenken.”
People go just where they will, I never noticed them until I got this feeling that it’s later than it seems, zong Jackson Browne begin jaren zeventig al vroegwijs in Doctor My Eyes. In de tweedelige documentaire History Of The Eagles herinnert Glenn Frey zich hoe dat liedje gestalte kreeg. Vers in Los Angeles gingen hij en John David Souther hun huurhuisje in Echo Park om bezuinigingsredendelen met hun nieuwe kameraad. Ergens in de eerste week werden de twee op een ochtend rond negenen gewekt door de fluitketel van hun benedenbuurman, die vervolgens achter de piano tientallen keren een couplet plus een refrein begon te herzingen teneinde het kloppend te krijgen. Daarna hoorden ze hem een verse pot thee zetten en even later boog hij zich over het tweede couplet, waarop hij eenmaal content nog eens tot in den treure het geheel ging perfectioneren. “Aha,” dacht Frey, “dus zo schrijf je nou een nummer.”
“Het vergt nu eenmaal de nodige inspanning om een lied deugdelijk in elkaar steken,” zegt Browne. “Het idee komt je natuurlijk altijd aanwaaien en de basisversie heb ik over het algemeen betrekkelijk snel klaar, maar bij het uitwerken stuit je steevast op een cruciaal probleem. De enige manier voor mij om zo’n probleem aan te pakken is het nummer net zo lang te blijven spelen en zingen tot de oplossing zich als het ware vanzelf aandient. Het kan ook niet anders dan hardop gebeuren, want anders hoor je gewoon niet hoe het klinkt. Zo’n proces vraagt dan ook om afzondering, want niet alleen werk je anders iedereen in de directe omgeving op de zenuwen, bovendien is het in wezen ook een intieme bezigheid. Wat dat betreft is het dus maar goed dat ik geen flauw idee had dat Glenn en J.D. mij boven zo goed konden volgen. Overigens vond ik het wel mooi om te horen hoe mijn ijver en doorzettingsvermogen er een klein beetje toe hebben bijdragen dat hij en Don Henley zich hebben ontwikkeld tot zulke briljante liedjesschrijvers.”
Als iedere singer-songwriter weet ook Browne zich schatplichtig aan Bob Dylan, maar hij noemt Judy Collins voor hem persoonlijk van misschien wel even groot belang. “Albums als In My Life en Wildflowers openden zo rond mijn negentiende een hele nieuwe wereld voor mij, waar ze liedjes bracht van Leonard Cohen, Joni Mitchell en Randy Newman, fenomenale talenten die toen zelf hun eerste plaat nog moesten maken. Daarnaast vertolkte ze minder bekende folkzangers als Phil Ochs, Eric Andersen en Richard Fariña, om nog maar te zwijgen van iemand als Jacques Brel. Plus dat ze een fijne neus had voor verborgen juweeltjes, zoals het voor mij onvergetelijke Sunny Goodge Street van Donovan: Violent hash-smoker shook a chocolate machine bobbed in an eating scene. Wat een fantastische zin, al heb ik trouwens nooit van mijn leven een agressieve hashblower ontmoet. Nog zo’n verwoede verzamelaar van nieuwe liedjes van onbekende talenten was Tom Rush, dankzij wie ik voor het eerst iets van James Taylor hoorde.”
The Circle Game luidt de titel van het desbetreffende album, waarbij Browne bescheiden voor zich houdt dat Rush daarop ook een nummer van hem uitvoert. Een jaar eerder, in 1967, stonden er liefst drie liedjes van zijn hand op Chelsea Girl, het sublieme solodebuut van chanteuse noir Nico, die de beeldige jongeling behalve de studio ook het bed had ingesleept. Pas zes jaar later zou Browne These Days zelf opnemen voor zijn tweede album For Everyman, dat opent met het door Frey meegeschreven Take It Easy, waarmee de Eagles de voorafgaande zomer net niet de Amerikaanse toptien haalden. Hem was dat een paar maanden eerder wel gelukt met Doctor My Eyes, de toevalstreffer van zijn titelloze debuutplaat alias Saturate Before Using. Beide albums zouden mettertijd zuiver muzikaal beluisterd interessanter blijken dan de opgekunsteld opgenomen opvolger Late For The Sky uit 1974, die te boek staat als zijn ultieme klassieker. Begeleid door zijn toenmalige podiumgroep liet Browne zijn even bezwerende als monotone voordracht reliëf geven door David Lindley’s lyrische spel op elektrische gitaar, lap steel en viool. Als tekstdichter overtrof hij zichzelf met poëtische bespiegelingen over de ondraaglijke lichtheid van de liefde, wat hem niet verhinderde op spirituele toon zijn geloof in de zin van het bestaan te verkondigen.
“Toen ik Late For The Sky schreef, was ik halverwege de twintig, ik woonde in het huis van mijn grootvader waar ik mijn kinderjaren had doorgebracht en ik was pas zelf vader geworden, wat me aan het filosoferen zette over de cyclus van de mens. Zo wou ik proberen op een tijdloze manier het mijne te zeggen over de heersende tijdsgeest,” zegt Browne, die vervolgens gewag maakt van de restauratie van het monumentaalachtige bouwwerk in Highland Park in Los Angeles Noordoost, een abdij inclusief patio met waterput, zoals te zien op de romantische hoesfoto van For Everyman. “Misschien staat die renovatie wel symbool voor mijn streven om mezelf zo lang mogelijk in stand te houden, nadat ik er als zovelen van mijn generatie nogal roekeloos op los heb geleefd.”
Zo mogelijk nog levensechter dan Hotel California van de Eagles verklankt Running On Empty van Jackson Browne het hedonisme gedurende de tweede helft van de jaren zeventig. Opgenomen in de tourbus, op hotelkamers, achter de coulissen en uiteraard op de bühne laat dit zevendubbel platina album over een rondtrekkend rock ’n’ roll-gezelschap zich beluisteren als een onthullende en, meer nog, niets verhullende documentaire. Zo krijgen we mee hoe de sensitieve singer-songwriter op 17 augustus 1977 op kamer 124 in de Holiday Inn van Edwardsville, Illinois na het volbrengen van het loflied Cocaine het laatste lijntje van die doorwaakte nacht wegsnuift.
“Ik zal nooit vergeten hoe ik ergens in die jaren op een dag tijdens een soundcheck op een gegeven moment in de gaten kreeg dat niemand van de band en de crew die nacht het bed had gezien. Dat gaf wel even een shock, want mocht er iets onverhoopts gebeuren, dan kon niemand op iemand rekenen. We waren een stuurloos schip op een kalme zee,” herinnert Browne zich. “Onvoorstelbaar eigenlijk met hoe weinig slaap je in die dagen toekwam. Je leek wel onverwoestbaar. Al waren het beslist niet alleen de drugs die je wakker hielden, het kwam ook door de pure opgewondenheid over wat je zoal klaar kon spelen, iets wat trouwens mede bepalend is voor de kwaliteit van het werk. Je was nog aan het ontdekken waartoe je allemaal in staat bleek, vandaar dat je van geen ophouden wilde weten. Je liet het allemaal maar gebeuren. En dat probeer ik eigenlijk nog steeds.”
Een wake-up-call wil hij het niet direct noemen, al werd Browne wel degelijk op een goede ochtend wakker met het besef dat hij hoognodig zijn levensstijl diende te verbeteren. “Of kwam het misschien omdat ik verliefd was geworden op een jonger iemand,” vraagt hij zich meesmuilend af. “Hoe dan ook, ik wilde er voortaan zijn, voor mijn geliefde en mijn kinderen en, niet te vergeten, mijn muziek. Sindsdien staat mijn leven in dienst van de schoonheid. Van het stukslaan van de nacht zie ik niet langer de romantiek in. Op tournee kan ik me tegenwoordig verheugen op een vrije dag, zeker wanneer ik geen mens onder ogen hoef te komen. Vaak blijf ik dan op mijn hotelkamer hangen om lekker uit te rusten, wat in een goed boek te lezen en een beetje muziek te maken. Zo raak ik meestal vanzelf in een contemplatieve stemming. Ik geniet er dan echt van op mezelf te zijn.”
Resteert de vraag of Jackson Browne, die als vijfenzestigplusser oogt als een niet al te zeer verouderde versie van zijn jongere zelf, weleens wordt geplaagd door het besef van zijn eigen sterfelijkheid. “Eigenlijk alleen in zoverre dat ik er elke dag weer het beste van probeer te maken. Zolang mijn dagen nog niet geteld zijn, kan ik er niet wakker van liggen. Wel heb ik me er inmiddels rekenschap van gegeven, al houdt acceptatie niet automatisch ook verzoening in, zoals je geneigd bent te geloven. Stephen Frears heeft dat geweldig uitgebeeld in The Hit, een film over een gangster die in handen is gevallen van een huurmoordenaar. De man zegt terug te kunnen kijken op een mooi leven en bijgevolg klaar te zijn om ieder moment te sterven, wetende dat hij pas een van de komende dagen zal worden omgelegd. Maar als zijn laatste minuut eenmaal heeft geslagen, probeert hij plotsklaps uit alle macht nog zoveel mogelijk tijd te winnen. Anders dan gedacht blijkt hij dus toch niet voorbereid op het definitieve einde. Zo leven de meesten van ons in de veronderstelling dat we de toekomst best aan kunnen, terwijl we die eigenlijk steeds maar weer een beetje voor ons uit blijven schuiven, tot het moment dat het gewoon niet meer verder kan.”