The Hold Steady - Barrock uit Brooklyn
Tussen twaalf en half een ’s middags tikken Craig Finn en Tad Kubler ieder twee Bloody Mary’s weg, terwijl ze een enorme clubsandwich en een al even imposante kom tomatensoep soldaat maken. “Ah, jij neemt alles met groente, zie ik,” zegt de een tegen de ander. “Zeker vanwege de vitaminen.” Ondanks een merkbaar slaaptekort tonen de voorman en de gitarist van The Hold Steady zich goedgeluimd, wat eigenlijk niet hoeft te verbazen, want tenslotte zien de beide dertigplussers momenteel hun grote jongensdroom in vervulling gaan. De hele maand februari mogen ze door Europa trekken om zichzelf in de vaart der volkeren op te stoten, waarmee hun groep de undergroundstatus definitief is ontstegen. Sterker nog, als de voortekenen niet bedriegen, zal de grote doorbraak niet lang meer op zich laten wachten.
Amper een week na het bliksembezoek zijn Finn en Kubler samen met toetsenist Franz Nicolay, bassist Galen Polivka en drummer Bobby Drake terug in Amsterdam voor hun Nederlandse podiumdebuut. Praktisch iedereen uit het wereldje die de vinger aan de pols wenst te houden, lijkt die zaterdagavond present in de uitpuilende bovenzaal van de Paradiso, waar een zeldzaam verwachtingsvolle sfeer hangt. Het kan dan ook bij voorbaat al haast niet misgaan. En inderdaad, geholpen door een surplus aan elan en bravoure geeft de allesbehalve flitsend ogende rocksensatie uit New York een hemelbestormend optreden van ruim vijf kwartier, ondertussen de nodige pijpjes pils en een fles rode wijn naar binnen klokkend.
The Hold Steady horen is geloven. Niet voor niets schreeuwde het gezaghebbende Rolling Stone zo’n anderhalf jaar terug al van de daken: ‘How can any band be this good?’. Die extatische woorden staat nu gestickerd op het doosje van Boys And Girls In America, zo’n zeldzaam album waar de commerciële potentie werkelijk aan alle kanten van afspat. Dat de barrockers branden van de ambitie, ligt er dan misschien al te dik bovenop, maar ze hebben wel degelijk ook het heilige vuur in zich. “We doen niets liever dan muziek maken en bier drinken,” beweert Craig Finn. “Vanuit dat idee zijn we een jaar of vijf geleden begonnen in een krot van een repetitiehok in Brooklyn. We leefden absoluut niet in de verwachting dat we ooit heel Amerika zouden doorkuisen, laat staan dat we op een dag het buitenland zouden aandoen. En kijk nou eens: dit jaar zullen we naar schatting tweehonderd optredens geven. De roem lijkt ons vooruit te snellen. Overal waar we komen, worden we enthousiast ontvangen. We hebben tot nu toe niets hoeven afdwingen.”
De inspiratie komt The Hold Steady kennelijk al evenzeer aangewaaid, want Boys And Girls In America is alweer het derde album in evenzoveel jaar. “Ach, vroeger was het de gewoonste zaak van de wereld om elke twaalf maanden een plaat af te leveren,” weet Tad Kubler. “En niet zelden waren ze stuk voor stuk fenomenaal. Neem Led Zeppelin III en Led Zeppelin IV. Of Beggars Banquet en Let It Bleed van de Stones, gevolgd door Sticky Fingers en Exile On Main Street, die zo mogelijk nog beter waren. Ons kost het vooralsnog niet echt moeite om elk jaar een album te maken. Craig schrijft constant en ik zit nooit om opzetjes voor nieuwe nummers verlegen.” Waarop Finn aanvult: “Met een gestage productie haal je voor jezelf ook de druk van de ketel. Als een opvolger vier jaar op zich laat wachten, worden de verwachtingen wel erg hooggespannen en kun je maar beter met een meesterwerk op de proppen komen.”
Craig Finn en Tad Kubler kennen elkaar uit Minneapolis, de ‘eerste westerse stad van de Verenigde Staten’, waar ze eind jaren negentig met Lifter Puller ‘een soort arty postpunk’ maakten. Op de middelbare school waren hun helden lokale groepen als The Replacements, Hüsker Dü en Soul Asylum, die achteraf gezien de brug tussen punk en grunge hebben geslagen. Ook na hun gloriedagen bleef de muziekscene in de Twin Cities onverminderd levendig met als epicentrum First Avenue, de club uit de Prince-film Purple Rain. “Het is een klein wereldje, waar zelfs de plaatselijke hiphoppers toe behoren. Iedereen gaat even amicaal met elkaar om,” aldus Kubler. “Plus dat je er als beginnende groep vrij makkelijk aan de bak komt, want in Minneapolis gaan jongeren meer dan elders graag naar optredens.”
Rond de eeuwwisseling kwam er een eind aan Lifter Puller, waarop Finn op de bonnefooi naar New York trok. Kubler op zijn beurt koos voor Los Angeles, maar zocht na een paar jaar alsnog zijn heil in The Big Apple. Het tweetal besloot een nieuwe groep te beginnen, die zich losjes zou baseren op het classic rock-idioom. “Toen Craig en ik op een avond naar The Last Waltz zaten te kijken, werden we getroffen door het vakmanschap, de veelzijdigheid en vooral ook de interactie van The Band,” vertelt Kubler. “Ze bleken zo perfect op elkaar ingespeeld, dat ze zich een zekere losheid konden permitteren. Als ze een refrein vier maten langer wilden trekken, kon dat zonder dat de boel in het honderd liep. Wat een verschil met al die jonge bandjes van tegenwoordig, die zich beperken tot het bijna verbeten reproduceren van hetgeen ze zo ijverig hebben ingestudeerd. Samenspelen kun je het eigenlijk niet eens noemen, terwijl je op het podium juist naar elkaar moet luisteren, anders gebeurt er muzikaal nooit iets verrassends.”
The Hold Steady kreeg in Amerikaanse undergroundkringen meteen de handen op elkaar met het debuut Almost Killed Me, gevolgd door het niet minder overtuigende Separation Sunday, een heus conceptalbum over een losgeslagen tienermeisje in conflict met haar katholieke opvoeding. Met Boys And Girls In America heeft de groep haar eclectische stijl nagenoeg geperfectioneerd. Instrumentale subtiliteiten als klokkenspel en lap steel worden effectief gecombineerd met loodzware elektrische gitaren, terwijl tal van breaks nog eens voor extra dynamiek zorgen. De gelijkenis met Bruce Springsteen in zijn begindagen valt niet te loochenen, al doet zich daarnaast bijna even sterk de invloed van Thin Lizzy gelden. “Geen wonder, we zijn namelijk enorme fans,” reageert Kubler enthousiast. “Vooral in de periode van Jailbreak met Brian Robertson waren ze werkelijk fantastisch. Marshall-versterkers en Gibson Les Paul-gitaren, daar kan moeilijk iets tegenop.” Heftig knikkend betuigt Finn met de mond vol chips zijn instemming.
The Hold Steady maakt nu al drie platen lang grootse en meeslepende muziek over hedonistische scholieren aan de drank, de drugs en de seks, waarbij voor Craig Finn zijn levendige herinneringen aan zijn jeugd in Minneapolis een schier onuitputtelijke goudmijn blijken. Toch slaat hij nimmer een nostalgische toon aan, eerder integendeel, de teneur is soms zelfs lichtelijk moralistisch. The ’80s almost killed me, let’s not recall them quite so fondly, heet het meteen al in het eerste nummer van het debuut. En het meest recente album opent niet minder veelzeggend met een verzuchting van Sal Paradise, de verteller van On The Road, de ultieme beatnikroman van Jack Kerouac: Boys and girls in America have such a sad time together. Tegelijkertijd appelleren de epische teksten met literaire inslag, die onwilleurig aan Greetings From Asbury Park, N.J. van Bruce Springsteen doen denken, aan een romantisch levensgevoel, dat ergens onderweg naar de volwassenheid samen met de onschuld verloren is gegaan.
“Nee, ik heb niet de minste neiging mijn uitspattingen van vroeger te verheerlijken, al heb ik er ook absoluut geen spijt van. Bovendien was ik best een brave jongen, in die zin dat ik het op school redelijk goed deed,” vertelt Finn. “Ach, die tijd van de beest uithangen hoort nu eenmaal bij het leven, het is een fase waar elke gezonde tiener gewoon doorheen moet. Natuurlijk bestaat er het gevaar dat je in de drugs en alcohol blijft hangen, maar dat overkomt slechts een enkeling. Weekend na weekend het heimelijk op een feesten zetten om je de volgende dag zo beroerd als een hond te voelen, slaat eigenlijk helemaal nergens op. Er zit op een vermakelijke manier iets belachelijks in, wat je toen uiteraard niet wilde en kon zien. Pas als je de dertig gepasseerd bent, krijg je jezelf als zeventienjarige min of meer door. Die wijsheid achteraf behoedt mij er nu voor om het Amerikaanse tienerleven rooskleuriger voor te stellen dan in werkelijkheid het geval is. In wezen zijn het een soort waarschuwingsliedjes. Het draait bij mij allemaal om het gegeven dat je op die jonge leeftijd over de hoogste bergen en door de diepste dalen denkt te gaan. Niets is belangrijker dan wat jijzelf op dat moment voelt.”