Hallo Venray - Neil Young Undercover

Maart 2016

Wat hangt er toch in de lucht? Een stel Nederlandse topmuzikanten onder aanvoering van Bertolf featuring gewezen Daryll-Ann-voorman Jelle Paulusma trekt als Her Majesty met een klinkend eerbetoon aan Crosby, Stills, Nash & Young maandenlang uitverkochte zalen. En op een doordeweekse winteravond loopt de hoofdstedelijke poptempel Paradiso goed vol voor een al te brave uitvoering van de albumklassieker Harvest door het Amerikaanse Blitzen Trapper, waarna Hallo Venray het mag afmaken met een vrijgevochten set Neil Young.

Toevalligerwijs stond het Haagse indierocktrio een paar weken eerder deze winter in het Utrechtse clubzaaltje dB’s zijn eigen undergroundklassieker Vegetables & Fruit nog eens dubbeldik over te doen voor welgeteld honderddertien betalende bezoekers. “Het is de omgekeerde wereld, ja,” verzucht voorman Henk Koorn op montere toon. “De verleiding ligt dan ook op de loer om van dat coveren een main thing te maken. Want wat tot voor een paar jaar terug not done was, kan tegenwoordig zomaar. Ik heb daar een beetje dubbel gevoel over. Zelf steek ik zo in ieder geval niet in elkaar. Of het commercieel nou goed loopt of juist niet, ik zal altijd het hardst bezig blijven voor Hallo Venray.”

Als zoveel nederrockers in their own right vult Henk Koorn de optredens van zijn eigen band aan met zogeheten undercoversessies in muziekcafé’s. “Het is een aardige manier om wat extra brood op de plank te krijgen, laat ik duidelijk wezen. En daarbij blijkt het soms bijzonder leerzaam, zoals in het geval van Townes Van Zandt, al ben ik inmiddels weer vergeten hoe al die tokkeltjes en teksten precies gaan. Dit voorjaar doe ik samen met een gelegenheidsgroep Joy Division en Jonathan Richman. Eigenlijk zou ik me ook nog weleens willen wagen aan Talking Heads en Willie Nelson. Solo cover ik meestal alleen mijzelf en Neil Young. Zijn muziek zit zo in mij gebakken, dat is allang een soort tweede natuur, die werkt als een vluchtheuvel voor mij.”

Henk Koorn was een jaar of twaalf toen Neil Young via zijn oudere broer en zus bij hun thuis kwam binnenzetten. De ultieme klassieker Harvest als eerste, spoedig gevolgd door de voorganger After The Gold Rush. Later werd het natuurlijk Zuma en het vroegere Everybody Knows This Is Nowhere, net zoals de akoestische gitaar onvermijdelijk het veld moest ruimen voor een elektrisch exemplaar. “Alles wat ik in het begin speelde klonk naar Stones en Beatles, ik kon het nooit tot leven krijgen. Bij Neil Young lukte het gelijk veel beter me een nummer eigen te maken. Zijn muziek bleek me goed te liggen en ook onze stemmen lagen elkaar wel. En omdat zijn composities zo simpel zijn, kan je je met de echte zaken bezighouden. Zo kom je er al snel achter dat het niet zoveel zin heeft om zijn solo’s noot voor noot uit te zoeken. Waar Jimi Hendrix als gitarist aanvalt, stelt Neil Young zich open voor wat er al aan de hand is en daar reageert hij dan op, zo lijkt het wel. Mijn stijl van spelen is van begin af aan in die geest. Solo? Nou, zie maar wat je doet.”

Saillant genoeg komt bij Henk Koorn de muziek niet op de eerste plaats. “Ik ben een tekstmens. De kiem van het nummer is bij mij altijd de tekst. De kunst is om de woorden zo achter elkaar te zetten dat je een mooi klinkend geheel krijgt. Neil Young kan dat bijzonder goed. Bovendien kun je zijn teksten makkelijk volgen, daar houd ik wel van. Ze hebben een bepaald soort helderheid, zelfs als het de mystieke kant opgaat. En ik voel ik me aangesproken door zijn absurdistische vorm van humor. Wat hij nou precies wil zeggen, heb ik me nooit afgevraagd. Ik heb het idee dat ik hem sowieso wel begrijp. Ik hoef mezelf er ook niet per se in te herkennen om er iets mee te kunnen. Het communiceert gewoon met mij.”

Hallo Venray brak alweer bijna een kwart eeuw geleden door met The More I Laugh, The Hornier Due Gets, culminerend in een spectaculair optreden op het destijds nog eendaagse Pinkpop, waar Henk Koorn in netkousen plus degelijke slip op een pogostick over de immense bühne stuiterde. Die klassieke ‘navelplaat’ echode onmiskenbaar Neil Young, wat op de kop af twintig jaar terug een uitnodiging opleverde voor een van de eerste Marlboro Flashbacks, een lange reeks korte tournees langs kleine podia van Nederlandse popmuzikanten met een hommage aan hun rolmodellen. Drie jaar later zou Hallo Venray een reprise geven ten behoeve van een live-album onder de titel Roll Another Number, een van de rits nummers uit Time Fades Away, On The Beach en Tonight’s The Night, bijgenaamd The Ditch Trilogy. Zo verscheurd als op deze uneasy listening trits, verschenen in de donkere periode tussen de publieksfavorieten Harvest en Zuma in, heeft Neil Young nimmer geklonken. “On The Beach heb ik trouwens pas naderhand ontdekt,” herinnert Henk Koorn zich. “Op een gegeven moment kwam ik in een kraakpand te wonen en daar vond ik ergens in huis een doos vol exemplaren van die plaat.”

Over Neil Young mag hij dan in de tegenwoordige tijd spreken, Henk Koorn volgt zijn jeugdheld al sinds de vroege jaren tachtig niet meer. Zelfs Freedom, de return to form aan het eind van dat decennium vol albums waar geen peil op viel te trekken, geloofde hij wel. “Wat ik ervan meekreeg, klonk opeens zo anders. Het had op mij in ieder geval niet meer de impact van vroeger. Met de jaren zeventig hield het voor mij eigenlijk op. Ik was begin twintig en in de muziek gebeurden er allerlei andere interessante dingen. Ik ben wel nog een paar keer naar een optreden van hem geweest, dus de belangstelling was kennelijk niet helemaal verdwenen. Zo schiet me nu die keer in Ahoy’ Rotterdam te binnen toen hij Mr. Soul door de vocoder zong en een fluitconcert over zich heen kreeg, terwijl ik het juist supergaaf vond dat hij een nieuwe draai aan zijn muziek durfde te geven. Ik weet nog dat ik bij mezelf dacht: oké, nou begrijp ik het, ik moet het zelf ook elders gaan zoeken.”