Hallo Venray - Geloof in eigen zaak
En de prijs voor de cover van het jaar gaat met nog een kleine zeven maanden voor de boeg naar… Hallo Venray voor Controversy van Prince. Want iets kleins maken en dat groots doen klinken, mag gerust uit de kunst heten. Plus dat het origineel zich in deze ondoorgrondelijke versie alleen laat terug herkennen aan de verknipte tekst, waarin opgenomen het Onzevader. En verder zal geen mens de Haagse indierockers zo gauw associëren met His Royal Badness. “Prince, daar ben ik altijd wel fan van geweest. Controversy was mijn eerste plaat van hem en ik vind het ook een van zijn gaafste nummers. We hebben trouwens Horses van Will Oldham als voorbeeld genomen om het op onze manier te gaan spelen,” zegt voorman Henk Koorn. “Al had ik zo mijn twijfels of het wel bij de rest van de plaat zou passen, het is tenslotte een alleenstaand ding.”
Het album in kwestie heet Show en het bracht Hallo Venray na ruim anderhalf decennium eindelijk weer terug op de radar. Zo’n anderhalf jaar terug verscheen de groep voor het eerst deze eeuw al even op het scherm bij de heruitgave van The More I Laugh, The Hornier Due Gets!, de legendarische ‘navelplaat’, die zich volgens een gevatte recensent van toen, begin jaren negentig, liet beluisteren als ‘Neil Young meets The Velvet Underground meets The Beatles’. Hallo Venray leek voorbestemd Bettie Serveert internationaal achterna te gaan, dus werd het kwartet gekoppeld aan een door de wol geverfd Brits producersduo. Spijtig genoeg pakte A Million Planes To Fly bij lange na niet helemaal uit zoals bedoeld en tegen de tijd van het geweldige Merry-Go-Round bleek het momentum voorbij. Om met Henk Koorn te spreken: “Zo werden we vanzelf weer die typische bubbling under band.”
Vijf albums verschenen er sindsdien, inclusief de geweldige Neil Young-coverplaat Roll Another Number – het vaarwel van gitarist Toon Moerland en de entree van gewezen Fatal Flowers-drummer Henk Jonkers als vervanger van Dim Veldhuisen achter de standvastige oerbassist Peter Konings. Dat de underground voor Hallo Venray de biotoop leek, blijkt overigens een misvatting. Het trio worstelde juist om bovengronds te komen, maar de ene keer hield het label het plotsklaps voor gezien, dan weer de boeker, terwijl het verkapte ego-document Vegetables & Fruit halverwege de jaren nul jammerlijk tussen wal en schip viel. “Nu met Show zit eindelijk alles weer eens mee,” constateert de aanvoerder van Hallo Venray niet zonder opluchting. “Misschien hebben we het zelf wel afgedwongen, dat zou best kunnen, al kan het ook net zo goed de tijd zijn – ik zou het niet weten.”
Carrière najagen en ambitie nastreven laten zich in de wilde wereld van de rock ’n’ roll binnen de kortste keren licht met elkaar verwarren, zij het kennelijk niet door Henk Koorn. “Mainstream of underground, het maakt me niet zo gek veel uit waar ik in opereer, zo lang ik maar doe wat hout snijdt voor mezelf. Wat we in het allereerste begin, in de late jaren tachtig, met Hallo Venray hadden, dat je in een keldertje in een kraakpand voor een handvol mensen staat te spelen met geloof in de zaak, dat is heel moeilijk vast te houden als er op een gegeven moment allerlei mensen bij komen die zich allemaal met je muziek gaan bemoeien – terwijl dat geloof, dat is juist je enige drijfveer als artiest.”
Al dat scharrelen en schnabbelen hebben de vijftigplusser er schijnbaar niet minder welgemoed op gemaakt. “De afgelopen vijftien jaar was Hallo Venray nou niet bepaald goed draaiende, eigenlijk totaal niet. Dat we desondanks nog altijd samen zijn, wil toch wel wat zeggen, zeker ook omdat de broekriem steeds strakker moest worden aangehaald. Dit jaar hebben we mazzel: met vijftig, zestig optredens en een aantal leuke festivals kunnen we van de band leven. Dat ik dit nog mag meemaken. Voor komend jaar moet ik weer allerlei klusjes zien binnen te halen om ervoor te zorgen dat ik het net red. Maar goed, zo wordt het voor jezelf telkens wel weer iets duidelijker dat je een muzikant in hart en nieren bent.”
Zes jaar na het gesjeesde Leather On My Soul, een dubbelalbum met een dozijn nummers in een elektrische en akoestische vertolking, laat Show horen hoe menens Hallo Venray nog altijd klinkt. “Mei vorig jaar hebben we anderhalve week op Vlieland zitten opnemen. Veertien uur per dag spelen, net zo lang doorgaan tot het goed zit. Het kan nu eenmaal niet constant feest zijn, je krijgt het niet altijd cadeau - het is stomweg hard werken, er veel uren in steken,” vertelt Henk Koorn. “We kwamen thuis met pakweg tien verschillende uitvoeringen van zeg twintig nummers, een hele hoop gigabytes in ieder geval. Eerst hebben we de tijd genomen om de beste versies te selecteren, al bleek dat soms gissen, want ja: wat is goed? Vervolgens gingen Henk in Amsterdam en ik hier in Den Haag er als mallen mee aan de slag om het boven een bepaald niveau uit te tillen.”
Ergens in de nazomer meldden de twee zich met een veertiental keurig afgewerkte liedjes bij Frans Hagenaars in diens nieuwe studio in Amsterdam-Noord, alwaar het bloed begon te kruipen waar het niet gaan kan. “Hij was boven druk aan het mixen, terwijl wij beneden nog allerlei dingetjes zaten te veranderen en in te dubben, omdat we het na lang bezinken toch nog niet helemaal goed vonden. Zo ging het tot op het allerlaatste moment door. Behoorlijk heftig eigenlijk, al was het zeker geen uitputtend gebeuren.” Of ze het dit keer ambitieuzer hebben aangepakt dan andere keren? “Nee, dat kan ik niet zeggen, ik zou het eerder nauwkeuriger willen noemen.” En hoe kwam dat dan? “Omdat het kon. Er was niemand die het niet best vond.”
Show laat zich kenschetsen als een verkapt conceptalbum, gebaseerd op het cijfer zeven, het getal van de eeuwigheid. Zeven liedjes spelen zich overdag af, zeven in de avond en nacht, samen bestrijken ze zeven etmalen. Ze staan op chronologische volgorde, waarbij de opener en de afsluiter in de ochtend plaatsgrijpen, wat het beluisteren van de plaat tot een cirkelgang maakt – net zoals elke nacht overgaat in een dag en er op elke zondag telkens een maandag volgt enzovoort en zo verder. “Voor het eerst had ik een concept nodig, een context om de nummers in te plaatsen,” legt Henk Koorn uit. “Ik zat met diverse teksten waar ik maar geen einde aan kon breien. Toen ik er eens goed naar ging kijken, zag ik opeens die verschillende tijden en zo kwam ik vanzelf op het idee van het leven als een soort loop, een ding wat maar blijft ronddraaien.”
Wat het totaal hoger doet uitvallen dan de som der delen, daar hoeft hij werkelijk geen seconde over na te denken. “Op het moment dat ik Show voor het eerst in zijn geheel hoorde, viel de tekst voor mij weg. Dat is een gunstig teken, denk ik.” En dat terwijl hij schier eindeloos heeft zitten zwoegen op de bevindingen van een lichtelijk verdwaasde man die bevreemd gadeslaat wat er zoal om hem heen gebeurt. Valt die persoon soms toevallig samen met zijn schepper? “Het is allemaal vanuit mezelf geschreven, dus ik zou bijna zeggen: ja. Je kijkt naar de wereld en je hebt daar iets over te melden – of niet, dat kan natuurlijk ook. Het gaat vaak om observaties zonder daar een oordeel aan vast te knopen. Het mag ook niet al te expliciet zijn, anders kan het niet op de verbeelding werken. Ik vind iets goed als het me prikkelt, dat kan door humor, door zwaarheid, door absurditeit of door weet ik wat – als er maar iets bloot komt te liggen.”
What I remember is all I want to see, heet het in Favorite Uncles. “Ja, zo is het toch?” reageert Henk Koorn. “Van wat je allemaal hebt beleefd en gedaan, sla je maar een beperkt gedeelte in je hoofd op. Je vult je eigen verleden in – eigenlijk maak je er maar wat van. Bizar, maar zo werkt het nu eenmaal. Net zoals negatieve herinneringen bij mij uiteindelijk positief worden.” Hoezo? “Levenslessen.” Een glimlach van oor tot oor. “Omdat er destijds dát is voorgevallen, heb ik toen dít gedaan en dat heeft goed uitgepakt. Of iets dergelijks, weetjewel.”
Bob Dylan Lyrics schreef Henk Koorn nadat hij bij het verlaten van de supermarkt een doorgedraaid iemand stennis zag schoppen. “Oorspronkelijk stond het nummer in halftempo, maar Henk stelde voor om het te verdubbelen, waarbij we van drie akkoorden teruggingen naar één akkoord, want zo gaat dat dan bij ons, en toen kwam ik opeens tekst tekort. Vandaar dat ik in het laatste gedeelte, het stuk na de akkoordenwisseling, feitelijk de oerversie van het nummer, door mijn hoofd laat gaan dat sommigen zo’n situatie theoriseren, anderen in een impuls ingrijpen en ikzelf op de fiets terug naar huis moet denken aan teksten van Bob Dylan. Zo reageren wij allemaal op onze eigen manier op iets dat we meemaken. Waarmee ik bedoel te zeggen: wij mensen doen maar wat.”