Guy Clark - Leven en leren

November 1991

“Fairfield Inn, goedemiddag, bedankt voor het bellen, waarmee kan ik u van dienst zijn?” klinkt het in één adem uit de mond van de telefoniste, wier stemgeluid evenzeer onwillekeurig doet denken aan de receptioniste op het politiebureau van Twin Peaks. Ons telefoontje betreft een transatlantisch vraaggesprek met Guy Clark, die pas een uurtje geleden blijkt te zijn gearriveerd in dit bescheidenhotel in Johnson City, een middelgrote stad in Tennessee, waar hij die novemberavond een dubbelconcert zal geven met Townes Van Zandt. De twee boezemvrienden trekken sinds jaar en dag met een akoestische gitaar de wereld rond om voor een habbekrats hun melancholieke luisterliedjes ten gehore te brengen. Hoewel de beide Texanen nooit publieke erkenning hebben gekregen, valt hun invloed en inspiratie op jongere collega’s nauwelijks te overschatten.

Guy Clark leverde met zijn onvolprezen debuut Old No. 1 halverwege de jaren zeventig een onbetwiste standaardplaat af, waarvoor gerust de kwalificatie ultiem mag gelden, zeker binnen de categorie singer-songwriters. De sobere muziek laat zich omschrijven als een natuurlijke kruising van folk en country, die haar oorspronkelijkheid ontleent aan de sonore praatzang en het hoekige gitaarspel. Niet minder bijzonder zijn de verhalende teksten, waarin dolen en drinken een even weemoedige rol spelen als liefdesperikelen en jeugdherinneringen. Na de verdienstelijke opvolger Texas Cookin’ vervlakte die karakteristieke stijl tot min of meer orthodoxe countryrock, maar aan de vooravond van de jaren negentig maakte de onlangs vijftig geworden troubadour met Old Friends eindelijk weer een ouderwets goede plaat.

Voor menig aankomend singer-songwriter dient u als lichtend voorbeeld, maar door wie bent u zelf eigenlijk muzikaal gevormd?

“Ik kan me niet herinneren dat ik ooit bepaalde rolmodellen heb gehad. In mijn jeugd luisterde ik naar traditionele folk en blues en dergelijke - allerlei soorten muziek uit de verschillende culturen die Texas zoal rijk is.”

Rond het midden van de jaren zestig werkte u als art director bij een televisiestation in Houston. Hield u zich toen ook al serieus met muziek bezig?

“Ik heb altijd muziek gemaakt, maar ik ben pas in de vroege jaren zeventig begonnen met liedjes schrijven. Het kwam gewoonweg niet eerder in mij op dat ik dat net als Townes en Jerry Jeff misschien ook wel zou kunnen.”

Over Jerry Jeff Walker gesproken: hij was de eerste die liedjes van u op de plaat zette. Hoe kwam u met hem in contact?

“We kennen elkaar al sinds de vroege jaren zestig toen we geregeld samen in bars optraden. Hetzelfde geldt trouwens voor Townes.”

Een van die liedjes die Jerry Jeff Walker opnam, was L.A. Freeway, waarin u niet al te zeer te spreken bent over het leven daar. U hebt daar een tijdlang gewoond, nietwaar?

“Klopt. In 1971 verhuisde ik naar Los Angeles in de hoop dat ik er een plaatsje in de muziekindustrie kon veroveren. Ik kon er echter niet aarden, daarom nam ik na een klein jaar de wijk naar Nashville, ook al vanwege het muzikale klimaat daar, waarin ik aanzienlijk beter kon gedijen.”

U schrijft voornamelijk verhalende teksten, waarin u veel met beelden werkt. Hebt u die invalshoek bewust gekozen?

“Nee, niet echt. Ik heb altijd van dat soort liedjes gehouden, dus toen ik zelf begon met schrijven, kwam dat er min of meer automatisch uit rollen. Ik maak kleine films, maar dan in de vorm van muziek.”

Gaat het bij de hoofdpersonen in uw liedjes om bestaande figuren of ontspruiten ze aan uw fantasie?

“Ik voer zelden of nooit een fictief personage op. Ik beschrijf doorgaans mensen die ik ooit eens heb ontmoet of ik die me herinner van vroeger als kind.”

De oude man in Desperados Waiting For A Train bijvoorbeeld?

“Die woonde vanaf mijn geboorte in het hotel van mijn oma. Hij was een soort opa voor mij.”

Na uw eerste twee albums maakte u een drietal platen die beduidend geproduceerder klonken. Waarom koos u voor die aanpak?

“Vanuit de gedachte dat ik eens iets nieuws moest proberen. Een kwestie van leven en leren: fouten maken en het de volgende keer beter doen.”

Hoe kijkt u nu op die albums terug?

“Eerlijk gezegd betekenen ze niet veel voor mij. Eigenlijk geef ik er zo goed als niets om.”

Vandaar dat u voor Old Friends weer teruggreep op uw oude vertrouwde stijl?

“Die nieuwe plaat is zelfs nog soberder van opzet. Hoe schaarser de muziek, des te beter bevalt het mij.”

Waarom liet dat album overigens vijf jaar op zich wachten?

“Ik kon zo gauw geen tien liedjes schrijven die ik goed genoeg vond om op te nemen.”

Bent u zo kritisch of bent u een langzame schrijver?

“Soms komt het erg snel, dan weer duurt het jaren. Maar steevast moet ik er het nodige aan sleutelen voordat een tekst naar mijn gevoel perfect is.”

Gooit u ook liedjes weg?

“Dat komt wel eens voor, maar hoeveel dat er zijn geweest, zou ik niet weten. Ik heb nooit de moeite genomen ze te tellen.”

Voor Old Friends hebt u een aantal nummers samen met anderen geschreven. Hoe gaat zoiets in zijn werk?

“Nou gewoon, precies hetzelfde als in je eentje, met dit verschil dat je het met zijn tweeën doet.”

Dan moet je elkaar wel perfect aanvoelen, neem ik aan.

“Dat hoeft niet eens per se. Per slot van rekening gaat het om zoiets simpels als het schrijven van een liedje, ik bedoel, je bent niet bezig met een ingewikkelde hersenoperatie.”

Maar het creatieve proces is toch een magisch gebeuren?

“Kan best wezen, maar je moet de zaken wel in hun ware verhoudingen blijven zien. Als een chirurg een fout maakt kan dat een mensenleven kosten, terwijl er geen man overboord is als het mij niet lukt een liedje tot een goed einde te brengen.”

U kunt ook akoestische gitaren bouwen. Dat lijkt me niet makkelijk te leren.

“Ach, dat valt wel mee. Je pakt een gitaar, je haalt het instrument helemaal uit elkaar en dan weet je hoe het precies in elkaar steekt. Zo doodeenvoudig is het.”

Hoe kwam u er eigenlijk toe om gitaren te gaan bouwen?

“Het leek me gewoon leuk om te doen. Als ik vermoed dat ik ergens geen plezier aan zal beleven, begin ik er niet eens aan. Ik doe alleen maar dingen die ik leuk vind.”

Dat kunnen u er niet veel nazeggen. U moet een gelukkig mens zijn.

“Zo af en toe.”