Gé Reinders - Dag en nacht
Zijn drijfveer om muziek te maken? Wat een vraag! “Geliebt werden wollen, natuurlijk! Je veux d’l’amour!” Want hij mag het dan in eerste instantie puur voor de lol doen, het privé-genot wordt per luisteraar met een factor x vergroot. Al vraagt hij zich soms wel eens af waarom hij in hemelsnaam zo ontzettend véél moet componeren. Naar schatting vier à vijfhonderd liedjes heeft hij liggen en sommige zal geen mens, zelfs zijn vrouw niet, ooit te horen krijgen.
Zelden iemand ontmoet die zijn vak met zo’n mateloos plezier zegt te beoefenen als Gé Reinders. Uit zijn mond geen klaagzangen over hoeveel bloed, zweet en tranen het creatieve proces hem kost. Hij moet het afkloppen, maar de gevreesde writer’s block is hem tot op heden bespaard gebleven en dat terwijl hij zich toch al pakweg een kwart eeuw met popmuziek bezighoudt. “Ik verkeer in de luxe dat ik te veel ideeën heb en te weinig tijd om ze allemaal uit te voeren.”
Het liefst zou hij een populair liedjesschrijver zijn, die er daarnaast nog een carrière als singer-songwriter op na kan houden. Een plaatsje verwerven bij een van die grote Amerikaanse muziekuitgeverijen valt echter bepaald niet mee, zo heeft de ervaring hem geleerd. Vorig jaar had hij de eer in Canada te mogen spelen op de Country Music Week en daar wemelde het werkelijk van allerlei belangrijke figuren. Nu hebben de brutalen zogezegd de halve wereld, dus hij had de ene na de andere hoge piet aangesproken. Met zijn binnenzak vol visitekaartjes was hij thuis in Roermond teruggekeerd - onverrichter zake.
Over zijn composities geen kwaad woord van nota bene de directeur van een van de machtigste uitgeverijen in Nashville. Maar met tachtig schrijvers in dienst en een catalogus van vijftigduizend liedjes namen ze pas iemand nieuw aan als deze zich eerst commercieel had bewezen, dat begreep hij zeker wel. Vandaar dat hij zich gelukkig prijst dat niemand minder dan Rita Coolidge een neoklassiek countryduet met hem wilde zingen voor zijn recente album Blood, sterker, ze gaat het naar alle waarschijnlijkheid binnenkort ook zélf op de plaat zetten. Een klein wapenfeit, zij het voor hem persoonlijk van grote betekenis. “Het bewijst dat ik op de goede weg ben.”
In Nederland kennen ze hem zo langzamerhand al. Laatst nog na die aardbeving belden ze van Achter Het Nieuws of hij er niet even een liedje over kon maken. Geen enkel probleem, want werken in opdracht is hij inmiddels wel gewend. Zo leverde hij een jaar of zes terug aan de regionale omroep om de twee of drie weken een liedje in het Limburgs dialect, waarbij hij telkens kon kiezen uit een handvol min of meer actuele onderwerpen. Van de paar dozijn die hij er toen voor Radio Muskiet uit zijn mouw heeft geschud, kwam onder meer dat over die heroïnehoertjes in Heerlen in een Engelse vertaling op zijn vorige album Homecoming terecht. Al vertellende schiet hij in de lach. “Nou we het er toch over hebben: liedjes op bestelling schrijven, dat is in zekere zin eigenlijk ook een vorm van prostitutie. Ik denk alleen dat ik er meer lol aan beleef dan willekeurig welke hoer.”
Naar goed Limburgs gebruik vindt het gesprek plaats in de keuken, die uitzicht geeft op zijn wrerkruimte in de achtertuin. Geen opgeknapt schuurtje, zoals men wellicht zou verwachten, maar een kraakheldere mini-studio, waarin diverse gitaren en toetsenborden, computers en een achtsporenrecorder efficiënt geïnstalleerd staan. Hier maakt hij moederziel alleen zo veel mogelijk uren, want liedjes schrijven ervaart hij nu eenmaal als het allerleukste van zijn vak. Ernst Jansz, met wie hij bij tijd en wijle samen optreedt, vindt het daarentegen juist verschrikkelijk werk. “Dat snap ik nou niet.”
Het fraai gerestaureerde pand ligt op een steenworp afstand van de Maasbrug in het oude gedeelte van de zuidelijke bisschopsstad. Gé Reinders, bijna veertig, woont er al praktisch zijn hele leven. Muzikaal opgegroeid met de blanke rhythm ’n’ blues van Them en The Animals raakte hij vervolgens verslingerd aan de countryrock van met name The Flying Burrito Brothers en Dillard & Clark. En Bob Dylan niet te vergeten, want zijn eerste serieuze groep droeg natuurlijk niet voor niets diens officiële familienaam.
Met Zimmerman speelde hij naar voorbeeld van Brinsley Schwarz vanaf 1973 in regionale jeugdhonken zogeheten pubrock, een aanstekelijke mengeling van pop, country en soul. Na deze vingeroefeningen begon hij eind jaren zeventig Girls Walk By, een zevenkoppige formatie die zich beïnvloed toonde door zowel Little Feat en The Band als Van Morrison en Bob Marley. “We maakten een soort potpourri van alles wat iedereen in de groep leuk vond - good time music.” Hun groeiende reputatie verspreidde zich tot ver over de provinciegrenzen, hetgeen resulteerde in een uitnodiging voor het Belgische festival Jazz Bilzen. Maar het meest trots lijkt hij toch op dat contract met de hoofdstedelijke Paradiso. “Zes optredens in een halfjaar. Te gek was dat.”
Wanneer Girls Walk By in 1982 na drie albums ophoudt te bestaan, heeft hij inmiddels een deeltijdbaan als muziekleraar in het voortgezet onderwijs. Op eigen initiatief ontwikkelt hij een lessenpakket over het functioneren van de platenstudio, dat onder de titel De Weg Naar Het Oor op de markt wordt gebracht in de vorm van een boek met twee cassettes. De laatste jaren werkt hij met moeilijk opvoedbare kinderen uit internaten. Zó moeilijk opvoedbaar dat elke klas slechts zeven leerlingen telt. “En dan nóg moet je goed opletten dat ze mekaar niet de koppen inslaan.”
Hij tracht ze het een en ander bij te brengen over de beginselen van de popmuziek, maar het leeuwendeel van de tijd besteedt hij toch aan het ouderwetse zingen. Op die manier probeert hij ze een zeker gevoel van eigenwaarde te geven, waarna er zoiets kan ontstaan als een elementaire vorm van communicatie. “Dat ze contactgestoord zijn, ligt namelijk vooral aan het feit dat ze bang zijn dat ze voor niets en niemendal deugen. Ook als iemand een stoel door de ruiten gooit, doet hij dat omdat hij stikt van de angst.”
Met het album Blood legde Gé Reinders onlangs de meesterproef als singer-songwriter af. Inventief gearrangeerd en voorbeeldig uitgevoerd is het een veelzijdige collectie trefzekere liedjes geworden. Aan vernieuwing laat hij zich kennelijk niets gelegen liggen, hij gelooft heilig in de Amerikaanse poptraditie van melodieuze composities met een kop en een staart. Soms klinkt zijn muziek zelfs dermate vertrouwd in de oren dat er sprake lijkt van een vorm van reïncarnatie. Zelf blijkt hij als geen ander het gevaar van onbewust plagiaat onder ogen te zien. Bij wijze van remedie loopt hij daarom een pas geschreven liedje de hele dag door te zingen, waarbij het wel eens wil gebeuren dat zijn vrouw binnenkomt en het van hem overneemt met een zinsnede uit een nummer van iemand anders. “Dan denk ik: verrek, daar heb je het weer.”
Zingen, dat doet hij ontzettend veel tijdens het componeren. En dutten, als hij ook na lang zoeken niet de juiste woorden vindt voor wat hij wil zeggen. Hij hoeft echter maar een poosje op de bank te liggen doezelen en pats, daar valt hem die prachtige zin vaak vanzelf in. “Hoe meer je probeert je best te doen om niet je best te doen, des te beter wordt het meestal.” Zo schiet hij geregeld in het holst van de nacht wakker met een briljant idee en op zo’n moment moet hij gewoon het bed uit om beneden te gaan werken. “Het is een soort koorts, die zich niet laat onderdrukken.”
De deur van zijn studiootje in de achtertuin mag hij dan elke dag achter zich dichttrekken, die in zijn hoofd blijft constant op een kier staan. Zit hij bijvoorbeeld gezellig met bezoek te praten, flitst er opeens een flard tekst door zijn hoofd. “Dan ga ik snel naar de wc om even iets in te spreken op een cassetterecorder.” Toch waakt hij ervoor dat zijn vak niet zijn leven gaat dicteren. Het wordt echt te gek als je, zoals Elvis Costello een tijdlang deed, dingen laat escaleren teneinde inspiratie op te doen. “Ik heb genoeg verbeeldingskracht om me van alles en nog wat te kunnen voorstellen.”
Zo nu en dan creëert hij een karakter dat hem bij nader inzien een spiegel blijkt voor te houden. “Ho ho, Reinders, zeg ik dan tegen mezelf, wat zullen we nou krijgen?” Want zelfs al bepaalt hij van tevoren dat de hoofdpersoon van een liedje een fictieve figuur wordt, hij en niemand anders verzint hem tenslotte en dus is hij het tot op zekere hoogte ook altijd zélf. Of hij ooit in een tekst bij monde van een alter ego zijn hart over iets bepaalds heeft gelucht, alleen maar omdat hij er met niemand persoonlijk over durfde te praten? “Nee, zo’n laffe zak ben ik niet.” Al kun je hetgeen je kwijt wilt door middel van muziek wél bekrachtigen, moet hij er meteen aan toevoegen.
Zijn teksten probeert hij een algemene geldigheid mee te geven, maar niemand hoeft hem te vertellen dat hij met die uitspraak een open deur intrapt. Hoe dan ook, platen vol persoonlijke ontboezemingen vindt hij doorgaans vrij saai. Niet dat hij nooit uitgaat van iets van zichzelf, integendeel - waar zou je anders moeten beginnen? Zo heeft hij er zichzelf meer dan eens op betrapt dat er tijdens een huiselijke woordentwist dingen werden gezegd waarvan hij dacht: die moet ik onthouden. “Je bent soms een voyeur van jezelf.”