Fleetwood Mac - Zeven levens

Juli 1990

Het zal toch niet waar zijn? Comfortabel onderuit gezakt op de bank ligt Mick Fleetwood met geloken ogen aandachtig te luisteren. Zo lijkt het tenminste, want als de vrij lange vraag eenmaal gesteld is, klinkt slechts het ternauwernood hoorbare gespin van iemand die op het punt staat onder zeil te gaan. Na een tiental seconden begint hij slaperig te mompelen: “Eigenlijk weet ik niet zo goed wat ik hierop moet antwoorden. Ik was er, geloof ik,even niet helemaal bij.” Om vervolgens rechtop te schieten. “Was ik me daar warempel ingedommeld,” zegt hij op geschrokken toon. “Neem me niet kwalijk. Maar trek het je niet persoonlijk aan. Het is namelijk niet de eerste keer dat dit vanmiddag gebeurt.”

De boomlange drummer van Fleetwood Mac, die inmiddels tegen de vijftig loopt, kampt met oververmoeidheid. Samen met het nieuwe groepslid Billy Burnette doet hij tussen de bedrijven door een dagje Nederland aan om promotie te bedrijven voor het aanstaande concert in het Utrechtste voetbalstadion Galgenwaard. Het optreden zal in het teken staan van Behind The Mask, dat op de hitsingle Save Me na bedroevend weinig memorabele liedjes bevat, al getuigt dit achttiende album wel weer van de onvoorstelbare veerkracht van de Brits-Amerikaanse combinatie, wier carrière sinds de oprichting in 1967 wordt gekenmerkt door beurtelings tegenslag en succes. Zo gaf na het vertrek van Lindsey Buckingham vrijwel niemand nog een stuiver voor de toekomst van Fleetwood Mac. De kapitein van het schip, zoals hij eens door collega Christine McVie werd bestempeld, besloot in 1988 kort na het verschijnen van Tango In The Night en aan de vooravond van de vorige wereldtournee definitief van boord te gaan.

“Het vertrek van Lindsey betekende voor ons een tamelijk vervelend ongerief, laat ik het zo maar formuleren,” zegt de algemeen beschaafd Engels sprekende Fleetwood. “Toch trof die stap ons, mij althans, allesbehalve als een donderslag bij heldere hemel,want hij had er geen geheim van gemaakt dat hij er het liefst mee wilde ophouden. Om de een of andere raadselachtige reden verkeerde Lindsey in de veronderstelling dat wij het eigenlijk ook wel mooi genoeg geweest vonden. Dat hij desondanks zo ontstellend veel energie in Tango In The Night stak, laat zich verklaren in de wetenschap dat hij die plaat zag als onze zwanenzang. Wat ons betrof was niets minder waar, reden waarom ik hem nog met man en macht heb proberen te overreden op zijn besluit terug te komen. Hij bleek echter ongevoelig voor het argument dat hij als het ware verraad zou plegen als hij ons in de steek liet, temeer omdat er een grootschalige tournee op stapel stond. Achteraf gezien getuigde het van grote kracht om die beslissing daadwerkelijk door te voeren, omdat hij wel degelijk wist wat hij ons aandeed. Niettemin, wij zaten met de gebakken peren.”

Dankzij het doortastende optreden van Fleetwood hoefde de wereldtournee niet eens uitgesteld te worden, laat staan geannuleerd. Ondanks de als vanouds geïnspireerde sfeer tijdens de opnamen van Tango In The Night was hij steeds rekening blijven houden met het mogelijke vertrek van Buckingham, wiens aversie tegen het maandenlange touren traumatische vormen begon aan te nemen naarmate de datum van het eerste concert naderde. Vandaar dat de drummer, die zich in de loop van de decennia manifesteerde als de drijvende kracht achter de groep, op het cruciale moment het scenario voor de noodzakelijke reddingsoperatie reeds in zijn achterhoofd klaar had liggen. Tijdens een spoedoverleg stelde hij zangeres/toetseniste Christine McVie, zangeres Stevie Nicks en bassist John McVie voor om Billy Burnette en Rick Vito, allebei gitarist, zanger en liedjesschrijver, aan te trekken. Vito had zijn sporen verdiend als begeleider van onder anderen Jackson Browne en Bob Seger, terwijl hij daarnaast studiowerk had verricht voor Burnette, die op zijn beurt sinds het begin van de jaren tachtig deel uitmaakte van The Zoo, het hobbyproject van Fleetwood.

“Voor de anderen was Rick een volslagen vreemdeling, maar met Billy waren ze door de jaren heen goed bevriend geraakt,” vertelt de even functionele als creatieve drummer. “Ik organiseerde een soort van auditie en na een half uurtje samenspelen hielden we even ruggespraak. We waren allevier van mening dat het muzikaal klikte met die twee, waarbij tijdens die lange wereldtournee zou blijken dat we het op het persoonlijke vlak niet minder goed met elkaar konden vinden. Al met al wegen de voordelen van Lindsey’s vertrek ruimschoots op tegen de nadelen. Niet alleen vissen we nu compositorisch gezien in een grotere vijver, daarnaast verbeterde ook het werkklimaat binnen de groep aanmerkelijk. Want mijn hemel, de laatste jaren met Lindsey stonden we als een veer zo gespannen, bang als we waren dat we iets zouden zeggen of doen waarmee we hem voor het hoofd stootten. Achteraf gezien lijkt het wel alsof die hele gang van zaken in de sterren geschreven stond.”

*******

“Een droom werd werkelijkheid,” reageert Billy Burnette op de vraag wat er door hem heen ging toen hij een vaste aanstelling bij Fleetwood Mac kreeg aangeboden. “Je moet weten dat ik een grote fan van de groep was vanaf de tijd dat Lindsey en Stevie erbij zaten.” Dat hij meteen zo’n prominente rol als liedjesschrijver mocht vervullen, verbaasde hem daarentegen geenszins, ook al had hij wat dat betreft vooraf geen eisen gesteld. Het leek mij nogal voor de hand liggen dat ik voor Behind The Mask de nodige nummers zou aanleveren,” zegt hij. “Per slot van rekening zocht Mick mensen die van alle markten thuis zijn: zingen, spelen en schrijven. Afgezien daarvan ben ik in de grond een liedjesschrijver. Zo is er in het verleden materiaal van mij op de plaat gezet door onder anderen Roy Orbison, The Everly Brothers en Ray Charles, toevalligerwijs allemaal idolen uit mijn jeugd.”

Burnette mocht dan voor zijn toetreding tot Fleetwood Mac zo goed als geen publieke bekendheid genieten, de inmiddels zevendertigjarige Amerikaan is in feite al een oude rot, die bovendien uit een legendarische muzikale familie stamt. Zijn vader Dorsey vormde namelijk samen met diens broer Johnny en Paul Burlison het Johnny Burnette Trio, dat halverwege de jaren vijftig rockabilly-geschiedenis schreef. Aan het begin van het vorige decennium trad Billy in hun voetsporen door zelf een album in die stijl op te nemen. Zijn eerste plaat maakte hij al als kind van zeven, nota bene terzijde gestaan door de begeleidingsgroep van de beschaafde rocker Ricky Nelson met in de gelederen de onvolprezen gitarist James Burton. Verder deed hij zich gelden als country ’n’ western-artiest, hetgeen hem in vijf jaar geleden in die sector zowaar een nominatie opleverde in de categorie beste nieuwe zanger. “Je kunt rustig stellen dat ik mijn hele leven lang al met muziek bezig ben,” concludeert hij op bescheiden toon. “Ik kan niets anders en ik wil ook niets anders.”

Als lid van Fleetwood Mac opereert Burnette op het hoogst mogelijke niveau, is het volgens menigeen niet in artistiek dan toch in ieder geval in commercieel opzicht. “Voor mijn eigen albums moest ik telkens genoegen nemen met een vrij mager budget, dus werkte ik altijd tegen de klok,” vertelt hij. “Deze groep verkeert in de benijdenswaardige omstandigheid dat ze niets hoeft te overhaasten, vandaar dat voor Behind The Mask liefst vijf deadlines konden worden overschreden. Ze besteden enorm veel aandacht aan productionele details, getuige bijvoorbeeld een bepaald nummer op het album dat ruim honderd sporen telt. Het verwijt als zou men zich druk maken om pietluttigheden die toch niemand opmerkt, vind ik echt nergens op slaan. Al die details hoor je uiteraard niet de eerste keer, maar telkens als je de plaat opnieuw beluistert, ontdek je, zeker via de koptelefoon, steeds weer iets nieuws. Zodoende blijft de muziek spannend en aldus beschouwd is driekwart jaar werk aan een album eigenlijk niet eens een overbodige luxe.”

*******

Ofschoon Fleetwood Mac tijdens het opnemen van een plaat niet op een maandje meer of minder hoeft te kijken, is de groep ondanks het fenomenale succes paradoxaal genoeg nooit creatief verlamd geraakt door faalangst. Zo werd het titelloze album uit 1975, het eerste in de bezetting met Lindsey Buckingham en Stevie Nicks, artistiek overtroffen door de absolute klapper Rumours, waarvan sinds 1977 inmiddels wereldwijd zo’n zestien miljoen exemplaren over de toonbank gingen. Twee jaar later al verscheen de opvolger Tusk, dat niet minder dan twintig nummers telt, waarin Buckingham het sonische experiment bovendien niet schuwde. “We hebben nooit de druk gevoeld dat we onszelf commercieel moesten overtreffen of zelfs maar evenaren,” aldus Mick Fleetwood. “Het zakelijke aspect van Rumours was natuurlijk astronomisch, dus in dat licht was het uitbrengen van een dubbelalbum het meest onverstandige wat we konden doen, want daarvan zouden er gegarandeerd bij lange niet zoveel worden verkocht. Maar als we ons hadden laten dicteren door managers en directeuren, zoud en we artistiek verdoemd zijn geweest.”

Ware het niet uit liefde voor de muziek, dan bestond Fleetwood Mac waarschijnlijk al lang niet meer. Want welke andere popgroep zag tot driemaal toe haar sleutelfiguur vertrekken en weigerde desondanks het bijltje erbij neer te leggen? Met name in de eerste helft van de jaren zeventig, nadat men had besloten voortaan vanuit Californië te opereren, leek het wel een komen en gaan van zangers en gitaristen. “Nou, dat vind ik wel erg boud gesteld,” reageert Fleetwood. “Er waren weliswaar diverse personeelswisselingen, maar met alle respect voor de betrokkenen, die mensen maakten toch niet echt deel uit van Fleetwood Mac. Waarmee ik overigens niet wil ontkennen dat het in de periode met Bob Welch nogal rommelde binnen de gelederen, deels door toedoen van onze toenmalige manager trouwens. Desondanks wisten we ons in de Verenigde Staten redelijk te redden, al heerste in Europa de indruk dat we op sterven na dood waren. Een album als Penguin bijvoorbeeld genoot een behoorlijke populariteit onder de Amerikaanse strijdkrachten in Vietnam, terwijl de verkoop bepaald niet overhield. Op het moment dat Lindsey en Stevie zich bij de groep aansloten, voelde ik echter meteen dat alles weer helemaal goed zat.”

De strubbelingen waren voor Fleetwood Mac begonnen met het doordraaien van Peter Green. Aangetrokken als opvolger van Eric Clapton in John Mayall’s Bluesbreakers verwierf hij binnen korte tijd voldoende reputatie en zelfvertrouwen om samen met Fleetwood een eigen groep te stichten, die werd gecompleteerd door John McVie en Jeremy Spencer, een begenadigd epigoon van de zwarte bottleneckspecialist Elmore James. Green op zijn beurt stond als gitarist op het titelloze debuutalbum uit 1968 nog sterk onder invloed van bluesmeester B.B. King, maar al snel ontpopte hij zich als een briljant liedjesschrijver met een volstrekt eigen stijl. Naast een prachtige bewerking van Need Your Love So Bad, de klassieke slijper van Little Willie John, leverde hij een reeks monumentale singles af: de gouwe ouwen Albatross en Oh Well plus de minder bekende Man Of The World, The Green Manalishi en, niet te vergeten, Black Magic Woman, dat Santana zich kort daarop zou toeëigenen. En toen viel Green plotsklaps ten prooi aan de waanzin.

“Peter was een van die mensen die nooit van hun leven acid hadden moeten nemen,” verklaart Fleetwood. “Daarbij voelde hij schuldig over het vele geld dat hij plotseling verdiende. Op een gegeven moment stelde hij voor om alle winst aan liefdadigheidsinstellingen te schenken, iets waar John en ik absoluut niet mee konden instemmen, hetgeen voor Peter een reden was om zich uit de groep terug te trekken. Maar anders dan Lindsey liet hij ons niet in de steek, in die zin dat hij keurig alle verplichtingen nakwam. En toen Jeremy middenin een Amerikaanse tournee met de noorderzon vertrok, vloog hij zelfs over om ons uit de brand te helpen. Zelden of nooit heb ik zo’n onbaatzuchtig mens als Peter meegemaakt.”

Dat Green zo goed als verschoond was van egoïsme, blijkt evenzeer uit het feit dat hij consequent weigerde om als enige voorman te fungeren. Van meet af aan gunde hij zijn beduidend minder getalenteerde collega’s ook een plaats in de schijnwerpers. “Peter schiep daarmee een precedent voor het verdere verloop van onze carrière,” aldus Fleetwood. “De muziek mag dan wel drastisch veranderd zijn, de formule is al die jaren hetzelfde gebleven: het repertoire wordt geschreven en gezongen door meerdere mensen. Zodoende ben je als groep niet afhankelijk van één persoon, die immers in een creatieve impasse kan belanden of zelfs van de ene op de andere dag kan besluiten om op te stappen. Die taakverdeling zou weleens bij uitstek kunnen verklaren waarom Fleetwood Mac tot op de dag van vandaag bestaat.”