Emmylou Harris & Daniel Lanois - Die twee
Het blijkt weer het oude liedje. Ze voelt zich niet helemaal lekker, dus helaas, de afspraak is uitgesteld tot na het concert. Pas na lang soebatten, wil ze alsnog later op de middag een half uurtje praten. En net als de vorige keren smelt alle opgekropte irritatie gelijk sneeuw voor de zon wanneer ze eindelijk haar opwachting maakt. Dezelfde zwakke handdruk als twintig jaar geleden en zo te zien geen gram aangekomen. Dat ze inmiddels hard tegen de vijftig loopt, valt eigenlijk alleen aan het zilvergrijze haar af te lezen. Een minzame verontschuldiging voor het wachten, gevolgd door een schor kuchje, maar verder klinkt haar stem zo helder als bronwater. Ook vandaag bestelt ze iets kleins te eten, een vissoepje ditmaal, dat ze schijnbaar zonder trek voor de helft zal oplepelen. Ze heeft iets aandoenlijks over zich, Emmylou Harris, en tegelijkertijd lijkt ze onaantastbaar.
Ter zake. Laten we om te beginnen de toestand van de countrymuziek onder de loep nemen. Ze trekt haar mondhoeken omlaag en schudt lichtjes het hoofd. Praktisch alles wat tegenwoordig uit Nashville komt, klinkt gehomogeniseerd. Er is haast geen ruimte meer voor diversiteit. Het lijkt een kromme situatie, want je zou toch denken: hoe afwijkender een artiest, des te sterker valt zo iemand op. Maar sinds het gigantische succes van Garth Brooks concentreren de platenfirma’s zich op het kweken van de ene na de andere epigoon, van wie ze ook ettelijke miljoenen albums hopen te verkopen. En de radiostations fungeren als slippendragers, waarbij men zich beperkt zich tot het draaien van nieuw werk van de jongste lichting. “De aanwas is zo overstelpend, dat iedereen boven de veertig niet eens meer aan bod komt.”
Een decennium geleden gold ze nog als de fakkeldraagster van de moderne countrymuziek. Na de dood van haar mentor Gram Parsons, de aartsvader van de countryrock, zette ze zich vanaf het midden van de jaren zeventig met hart en ziel in om diens artistieke ideeën in Nashville tot gemeengoed te maken. Ze ontpopte zich als een peetmoeder, te meer daar haar groep The Hot Band een kweekvijver van talent bleek. Sommige van haar vroegere begeleiders, zoals Rodney Crowell en Ricky Skaggs, droegen als solist het nodige bij aan de artistieke opleving van het genre. Anderen maakten carrière als producer en zelfs directeur, zodat ze mede verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor de huidige verloedering.
Emmylou Harris lijkt zich bij de gang van zaken te hebben neergelegd. Een akoestisch live-album, At The Ryman, waarmee ze als het ware de geschiedenis van de countrymuziek in haar eigen woorden beschrijft, vond geen gehoor bij het grote publiek. Hetzelfde lot trof de al uitmuntende opvolger Cowgirl’s Prayer met het beklemmende Lovin’ You Again, een van haar droevigste vertolkingen ooit. Wat had ze nog te verliezen? Hulde aan die ene man binnen haar platenfirma, die haar vroeg met welke producer ze nu graag eens een album zou willen maken. Daniel Lanois, had ze prompt geantwoord. Op diens debuut Acadie raakte ze immers niet uitgeluisterd en Oh Mercy van Bob Dylan had hij zo prachtig gedaan. “Sonisch vind ik hem ronduit uniek. Vooral dat onheilszwangere geluid spreekt me aan. En hij gebruikt zulke ongewone ritmes, zonder dat hij het melodische aspect verwaarloost. Zijn werk ademt ook, het klinkt atmosferisch en tegelijk organisch.”
Natuurlijk wist ze niet zeker of de combinatie van hun tweeën wel goed uit zou pakken. “Aan de andere kant: als je in zee gaat met iemand wiens muziek je recht in het hart treft, dan moet er op z’n minst iets intrigerends uit voortkomen.” De eerste ontmoeting vond een jaar geleden plaats bij hem thuis in New Orleans. Zij liet hem een cassette horen met liedjes die ze op de plaat wilde zetten, hij speelde haar een aantal stukken voor waar hij op dat moment aan werkte. Het bleek aardig te sporen. Weer een maand later begonnen de plaatopnamen van haar twintigste album met muzikanten uit zijn coterie als Malcolm Burn, Daryl Johnson, Tony Hall en U2’s Larry Mullen, Jr., terwijl zij een bijdrage vroeg aan vrienden als Neil Young, Lucinda Williams, Steve Earle en Kate & Anna McGarrigle, van wie ze ieder een liedje had uitgekozen. “Daniel wist zo’n intieme sfeer te scheppen, dat ik me helemaal durfde te laten gaan. Hij heeft heel wat bij me losgemaakt.”
Ze werpt hem een lieflijke glimlach toe als ze hem ziet komen aanlopen. T-shirt van Motörhead aan, ijsmuts diep over het voorhoofd. “Hallo Emmy, hoe gaat het nu?” “Wel goed, Dan. En met jou?” “Ik was in slaap gevallen. Om half zes opstaan, dat breekt je op, hè.” Anders dan zij twijfelde hij geen moment over het welslagen van hun samenwerking. “Een lichte stem, afgezet tegen duistere klanken, dat geeft een mooi contrast,” legt hij uit. “Ik had natuurlijk niet al haar platen gehoord, maar ik kende haar stem. En die stem heeft me altijd ontroerd. Ze bezit alles wat een vocalist groots maakt: talent, bezieling, visie, enzovoorts. Wat zij en praktisch alle andere artiesten met wie hij samenwerkte gemeen hebben, is een zekere verbondenheid met een bepaalde muzikale traditie. Overigens voelt hij persoonlijk weinig affiniteit voor het countrygenre. Alhoewel: in mijn jonge jaren heb ik een tijdlang pedal steel gespeeld.”
Inmiddels bijna halverwege de veertig bestierde Daniel Lanois ooit een studio in Quebec, waar ze lokale en regionale popgroepen produceerden, zoals de inmiddels in de vergetelheid geraakte Martha & The Muffins. Brian Eno klopte er op zekere dag aan en ontdekte in de schuchtere technicus al gauw een geestverwant. “Als een soort artistieke laboranten experimenteerden we met allerlei atmosferische klanken.” De excentrieke Engelsman, die geldt als een van de grondleggers van de ambient, introduceerde hem vervolgens bij U2, waarna hij door Peter Gabriel werd aangetrokken. Een jaar of acht geleden ging de Acadiër zijn voorvaderen achterna en vestigde hij zich in Louisiana. “In het noorden vind je fantastische tekstdichters, maar ze missen er elk gevoel voor ritme. Ik luisterde al geruime tijd veel naar funk, soul en blues en wilde er meer van te weten te komen, iets wat volgens mij alleen kon als ik midden in die cultuur zou leven.”
In het French Quarter van New Orleans bewoont hij een droompand met in de achtertuin een door bananenbomen omringde vijver. Bovenaan de brede trap, waar een statig heiligenbeeld troont, speelde Neil Young zijn mondharmonicapartij in. De huiskamer en de keuken doen beide dienst als opnameruimte. “Muziek maken dient bij voorkeur in een natuurlijke omgeving te gebeuren. En sowieso wil ik iedereen in dezelfde ruimte dicht bij elkaar, zodat er een sfeer van kameraadschap ontstaat. Als je een goed gesprek met iemand wilt voeren, ga je toch ook niet vanuit de verste hoek tegen die persoon zitten schreeuwen?”
Emmylou Harris knikt instemmend. Weet Daniel Lanois veel dat zij aan eind van de jaren tachtig tijdens de sessies voor Will The Circle Be Unbroken, waarvoor de Nitty Gritty Dirt Band de crème de la crème van de countrywereld had uitgenodigd, lijdzaam verzuchtte dat ze op bijna al haar albums het huiskamergevoel vond ontbreken. “Vandaag de dag worden platen in de regel stukje bij beetje opgenomen, omdat er geen noot vals mag klinken. Die obsessieve drang naar perfectie gaat ten koste van de emotionele lading. Maar zing je tezelfdertijd als de muzikanten spelen, dan word je vanzelf meegesleept en geef je je helemaal over. Je moet het hoofd uitschakelen om vrij baan te maken voor het hart.”
Een wonderlijk paar, zoals ze daar op de entresol van dat hoofdstedelijke hotel naast elkaar op de bank zetelen, zij het saillant genoeg wel allebei even innemend, bescheiden en tegelijk zelfbewust. Wrecking Ball verscheen pas een kleine twee maanden terug en mag nu al gelden als een klassieker. “Ik ben zo verrukt, zo trots ook,” verzuchtte ze toen hij nog even op zich liet wachten. “Dat er nogal wat melancholie zit, viel me eerlijk gezegd pas achteraf op. Kennelijk schuilde dat in mij en moest ik er hoognodig van verlost. Uiteindelijk draait het allemaal om hunkering – niet alleen romantische hunkering, ook spirituele hunkering. Het is eigenlijk een album over hoe wij de leegte in onszelf proberen op te vullen.”