Adele - Diva in de dop
Met los opgestoken haar, in zwart huispak en op blote voeten opent ze de hotelkamerdeur, een en al geurend naar doucheschuim. Bij het voorstellen voelt haar hand zelfs nog een beetje vochtig aan. Prettig kennis te maken: Adele. Begin twintig pas en nu al een zangeres uit duizenden. Maar nog steeds een volkse Londense kwebbelkous, die ondanks haar sterrenstatus totaal geen kapsones vertoont. En met ogen om in te verdrinken.
Haar onweerstaanbare debuutalbum 19 haalde in Nederland liefst vierdubbelplatina, maar wereldwijd verkocht het al even hartveroverende Rockferry van vermeende concurrente Duffy al gauw ettelijke miljoenen beter. Nu zijn de twee Britse zangeressen vrijwel gelijktijdig met de cruciale opvolger op de markt gekomen, waarbij Aimée Duffy het over een andere boeg heeft gegooid met Endlessly als desastreus gevolg. Adele Adkins koos er juist voor haar veelzijdige smaak te kanaliseren, zodat de beurtelings contemporaine en traditionele liedjes van eigen hand op het naar haar leeftijd vernoemde 21 dichter bij elkaar zijn komen te liggen.
Geen kwaad woord over knallende popnummers als instanthit Rolling In The Deep, ware het niet dat het uiteindelijk toch gaat om de majestueuze ballades. Veelal opgebouwd rond piano en opgeluisterd met fluwelig klinkende strijkers tonen die gedragen nummers over alweer een verloren liefde pas echt haar superieure vocale klasse. Gezegend met een welluidende stem en een imposant volume weet ze een voorbeeldige dictie en frasering te paren aan een emotionele geladenheid met een voor haar jonge jaren onwaarschijnlijke doorleefdheid. Alleen iemand met een hart van steen blijft dan ook onberoerd onder het schrijnende Don’t You Remember, om maar te zwijgen van de ronduit hartverscheurende afsluiter Someone Like You, een ballade met eeuwigheidswaarde.
In de provisorische video bij Rolling In The Deep zien we je op het eerste het beste beeld een sigaret roken.
“Maar natuurlijk! Lekker toch? En zo bijzonder is dat trouwens niet. De afgelopen jaren heb ik diverse grote zangeressen mogen ontmoeten en zonder uitzondering bleken ze te roken. Ik ben er mee begonnen toen ik een jaar of veertien was. Stiekem natuurlijk en maar zo heel af en toe. Nu steek ik er per dag tussen de vijftien en twintig op. Een behoorlijk aantal, ik weet het, vandaar ook dat ik nauwelijks drink. Allebei kan gewoon niet, het moet bij één ondeugd blijven. Overigens rook ik een sigaret zelden of nooit helemaal op. Pakweg vijf trekjes en dan maak ik ’m meestal uit. Toch merk ik het al wel een beetje, hoor. Niet zozeer aan mijn stem als wel aan mijn longen. Ik kan een noot niet meer zo lang vasthouden als op mijn vijftiende. Als ik er niet mee stop, klink ik over twintig jaar totaal anders. Misschien wel zoals Joni Mitchell, die ooit begon als alt en inmiddels is gezakt naar bariton. Maar goed, zij rookte er wel een stuk of zestig per dag.”
Wanneer ontdekte je eigenlijk je stem?
“Ik hou van de meest fantastische zangeressen aller tijden: Etta James, Aretha Franklin, Ella Fitzgerald, Billie Holiday, Peggy Lee, noem ze allemaal maar op. Als je naar hen luistert, weet je niet wat je hoort. Dat is pas het ware werk. Wat ik doe, noem ik geen zingen. Maar dit even terzijde. Kijk, ik zong altijd al wel, maar ik luisterde eigenlijk nooit naar mijn stem. Ik ben het zingen pas serieus gaan nemen op het moment dat ik mijn platencontract ondertekende. Mensen staken geld in mijn stoutste droom, dus ik voelde me verplicht mijn uiterste best te gaan doen. Toen was ik net een paar maanden zestien. Ik had welgeteld drie eigen liedjes en het vierde nummer zou bijna een jaar op zich laten wachten.”
Vond je het niet verschrikkelijk moeilijk om op je zestiende, zeventiende al teksten te moeten schrijven? Op die leeftijd moet je leven immers in zekere zin nog beginnen.
“Nee, het ging me juist makkelijk af. Ik kan namelijk niet zo goed rechtstreeks tegen iemand onder woorden brengen hoe ik me voel, dus zet ik het meestal op papier. Dat doe ik al zo lang ik me kan herinneren. Wanneer ik als meisje van een jaar of vijf weer eens stout was geweest en op mijn donder had gekregen, maakte ik altijd een tekening die ik dan bedremmeld aan mijn moeder gaf. Dat was mijn manier van sorry zeggen. Als me nu iets van het hart moet, gebeurt dat in de vorm van een liedtekst. Ik schrijf nogal flamboyant en pompeus, maar het komt er nu eenmaal zo uit. Het kan me niet schelen ook: van een beroerde situatie weet ik letterlijk iets te maken en het bespaart me bovendien een peperdure therapeut.”
Heb je wel eens het idee gehad dat je voor de muziek in de wieg was gelegd?
“Nee, eigenlijk niet. Volgens mij ben ik er vanzelf ingerold dankzij mijn moeder. Ze heeft echt een geweldige muzieksmaak. Toen ze me kreeg, was ze nog geen twintig, wat voor mij achteraf gezien een geluk was, want als popliefhebber verlies je met de jaren meestal je fanatisme. Zij kon destijds geen genoeg krijgen van Tom Waits, Jeff Buckley, Bob Dylan, 10.000 Maniacs, Bob Marley, The Cranberries en wie al niet meer. Als fan van de Spice Girls, Take That en Britney Spears moest ik daar uiteraard niets van hebben, maar ik zoog het onbewust wel allemaal in me op. Later op The BRIT School lieten ze je naar allerlei soorten muziek luisteren en legden ze uit hoe een en ander in elkaar stak. Zo leerde ik een goede compositie herkennen, zelfs als het absoluut niet mijn smaak is. Daarbij moet het trouwens wel met passie gemaakt zijn, want anders gaat er geen geloofwaardigheid van uit.”
Hetzelfde geldt voor zingen. Je kunt een pracht van een stem hebben, een feilloze techniek en zelfs een geweldige frasering, zonder expressiviteit maak je niets los.
“De voordracht is alles, ja. Daarom staat Etta James bij mij veruit bovenaan. Wat een overtuigingskracht. Verbluffend gewoon. Zelfs als ze ademhaalt, gebeurt er iets met mij. De hele kunst van het zingen is om de emotie achter het liedje telkens weer op te roepen. Bij een nieuw liedje kost dat geen enkele moeite, omdat alles nog zo kersvers is. Someone Like You bijvoorbeeld, waarin ik definitief afscheid neem van mijn ex-vriendje, is erg aangrijpend en pijnlijk om te brengen. Dat hartverscheurende moment herinner ik me dan niet alleen, ik herbeleef het in wezen ook. Maar dat zal beetje bij beetje slijten, weet ik inmiddels uit ervaring. De wond zal langzaam helen tot er op een goede dag alleen nog een litteken over is. Na verloop van tijd grijpt het zingen van een liedje me minder aan dan degene die er naar luistert. Stel je voor dat ik ieder heftig liedje zou herbeleven, dan brak ik twaalf keer per avond mijn hart. Elk optreden zou een lijdensweg zijn.”
Zingen is voor een deel ook een vorm van acteren?
“Ja, met dit verschil dat je altijd jezelf vertolkt. Meestal zing ik vanuit de herinnering aan een bepaalde ervaring, dus het blijft geloofwaardig. Althans, dat mag ik hopen. Het hangt ook heel sterk van mijn stemming af. Plus dat lang niet alle nummers even zwaar op de hand zijn. De ene keer ga ik helemaal op in een liedje met als gevolg dat ik me net zo ellendig en gekweld voel als indertijd, dan weer dwalen mijn gedachten af en is het oppassen geblazen dat ik mijn tekst niet vergeet. Geloof het of niet, maar toen ik pas mijn appartement had gekocht, dacht op een avond tijdens Hometown Glory opeens aan wat ik allemaal nog bij de Ikea wilde gaan kopen.”
Make You Feel My Love van Bob Dylan is in jouw versie een smeekbede. Zou je het ook andersom kunnen brengen?
“Je bedoelt ‘Ik ben er voor je’ in plaats van ‘Was je maar hier’? Oh ja, zeker kan dat. Sterker nog, ik heb het wel eens gedaan. Het was ergens in Amerika en ik moest aan een bepaald iemand denken. Toen werd het opeens een heel verheffend liedje. Het ligt er helemaal aan welke persoon of situatie je bij het zingen in gedachten hebt. Verder helpt het als je voldoende levenservaring hebt opgedaan, al is dat ergens ook weer betrekkelijk. Mensen begrijpen vaak niet hoe zo’n jong iemand als ik zo doorleefd kan zingen. Wat een onzin. Zelfs als meisje van elf kan je hart best in duizend stukken breken.”
Je staat zowel in rockclubs als op jazzfestivals. Dat zijn twee geheel verschillende werelden, die moeilijk te rijmen lijken.
“Die afwisseling houdt me juist scherp. Niet veel zangeressen en zeker niet van mijn leeftijd hebben het geluk er zo’n gevarieerde carrière op na te houden. Als ze mij vragen, kom ik opdagen, waar dan ook. En ik voel me heus niet misplaatst op zo’n jazzfestival, eerder integendeel. Je staat daar namelijk niet zozeer voor een schare fans te zingen, maar vooral voor een publiek van muziekliefhebbers. En onder muziekliefhebbers voel ik me sowieso altijd thuis. Voor hen gaat het niet om wat nu toevallig populair of relevant is. Wat dat betreft was het ook een voorrecht om zo vroeg in mijn carrière met Rick Rubin te mogen opnemen. Bij hem draait het om niets anders dan de muziek. We werkten daar in Malibu in een volstrekt isolement. Behalve de muzikanten en de technici mag er niemand een voet in de studio zetten. Synthesizers en samples zijn taboe. Het was allemaal zo old school. Het leek wel of we in 1950 zaten, al had het voor hetzelfde geld 2020 kunnen zijn.”
Je repertoire valt onder te verdelen in moderne popliedjes en klassieke ballades. Niet dat ze elkaar bijten, maar toch.
“Ik weet gewoon nog niet wie ik wil zijn. Op 21 zijn mijn invloeden zo mogelijk nog breder dan op 19. De laatste jaren heb ik veel naar traditionele Amerikaanse muziek geluisterd: niet alleen gospel en blues, maar ook rockabilly, country en bluegrass. Daarnaast ben ik verslingerd geraakt aan hiphop. Je kunt horen dat ik mijn Etta James en Carole King ken, maar er klinkt net zo goed Beyoncé in door. Vroeg of laat zal ik vast wel een balans vinden tussen al die verschillende stijlen waar ik van hou, maar tot die dag blijft het een mengeling van modern en oud. Anders zou ik mezelf en iedereen anders voor de gek houden.”
Niet om het een of ander, maar volgens mij ben je geboren met een oude ziel.
“Soms denk ik dat ook wel eens, ja. In mijn teksten zit een zekere levenswijsheid en ik heb werkelijk geen flauw idee waar die vandaan komt. In het alledaagse leven als mijn gewone ik ben ik namelijk tamelijk onvolwassen. Wanneer ik schrijf heb ik opeens een veel beter en breder vocabulaire. Ik begrijp mijn teksten van het eerste tot het laatste woord, maar als ik op dezelfde manier zou praten, zou ik niet kunnen zeggen wat ik nou eigenlijk bedoel. Mijn moeder schiet vaak in de lach als ik haar een nieuw liedje laat horen: ‘Dat ben jij toch helemaal niet.’ Misschien komt het doordat ik me het soort muziek waarmee ik ben opgegroeid zo eigen heb weten te maken. Of wie weet huist er in mijn lichaam een oud, wijs en triest alter ego, dat zo gauw ik me met muziek bezig ga houden bezit van mij neemt. Best wel een bizarre gedachte eigenlijk.”