Heldhaftig

Augustus 2008

Het gebeurde voor het eerst bij een optreden van Bruce Springsteen in de tijd van The Rising. Een verschrikkelijk pompeus album, vond ik zo ongeveer als enige, maar ja, oude helden val je niet zo gauw af, dus op naar de Ahoy’, waar ik begin jaren tachtig een onvergetelijk concert van hem en zijn E Street Band had mogen meemaken. De spits werd afgebeten met het titelstuk van die alom bejubelde 9/11-plaat en inderdaad: bij het refrein stond de hele meute al met zwaaiende armen in de lucht mee te brullen.

Met moeite wist ik me te bedwingen het niet gelijk voor gezien te houden. Des te groter dan ook de opgetogenheid toen het allemaal nog goed kwam, want het lomp klinkende nieuwe materiaal werd royaal afgewisseld met natuurgetrouw gespeelde nummers van de onvolprezen trilogie Born To Run, Darkness On The Edge Of Town en The River. Op een gegeven moment nam hij zelfs plaats aan de vleugel voor een nogal onbeholpen en misschien juist daardoor zo indringende soloversie van For You. En terwijl ik een paar maal achtereen moest slikken, schoot het door me heen: jongen, dit is je laatste keer Springsteen, zeker weten.

Die avond was ik me er nog niet van bewust, maar het grote afscheid nemen was begonnen. Zo ben ik inmiddels definitief gestopt om for old time’s sake concerten te bezoeken van oude helden, wier nieuwe werk me al sinds tijden feitelijk volslagen koud laat. Wie weet is dit echt de laatste gelegenheid, dacht ik tot voor kort tegen beter weten in, of anders wel: ik moet hem of haar of ze toch minstens één keer live hebben gezien. Drogredenen zijn het, want gegarandeerd dat de walmende nostalgie me kregel maakt, terwijl ik me ondertussen stierlijk zit te vervelen bij de steeds vaker zo onberispelijk nagespeelde muziek uit vervlogen tijden.

Kris Kristofferson laatst in de Paradiso, ja, dat was onvergetelijk goed: geen spoor van pathetiek of sentimentaliteit, omdat man en muziek nog steeds samenvielen, waarbij hij je en passant wist te verzoenen met de ouderdom – voor zolang het duurde, natuurlijk. Want om met de Britse schrijver Martin Amis te spreken: teneinde de slijtageslag het hoofd te kunnen bieden, heb je de moed van een twintiger nodig. Alleen is het probleem nu juist dat we bijna allemaal met de jaren zo veel aan dapperheid verliezen.

I keep death on my mind like a heavy crown, heet het ergens op de titelloze soloplaat van Conor Oberst, die samen met The Mystic Valley Band van de zomer in de Melkweg zijn neo-traditionele folkrock een werkelijk verheffende bravoure wist mee te geven. Hij durft de genadeloosheid van het bestaan tenminste nog onder ogen te zien, zoals trouwens eerder al bleek uit de albums van zijn vehikel Bright Eyes. En dus heeft hij me iets te vertellen, deze jongeman met een oude ziel – al weet ik eerlijk gezegd niet helemaal precies wat. I’m nowhere bound, just going up and down, up and down.