Duisternis
Kijkradio. Thuis wachtend op de loodgieter of tandenpoetsend op een hotelkamer val je er al zappend soms in ‒ ik althans. En gek genoeg blijkt het op een bepaalde manier nog fascinerend ook. Zo zat ik eens op een dode ochtend mijn ogen uit te kijken op Jeroen van Inkel. Wat een druk baasje. Onafgebroken in de weer met het scherp zetten van cd’s en jingles, het afscheuren van faxen, het plegen van telefoontjes, het ginnegappen met een collega en wat al niet meer. Verder kondigde hij zo om de tien minuten een plaatje af of aan, gaf verkeersinformatie door of las het weerbericht voor en, zoals dat tegenwoordig bij de radio gaat, zo nu en dan kletste hij wat weg met een beller. Frappant was vooral dat alles wat hij achter de microfoon deed eigenlijk zo’n beetje tussen de bedrijven door leek te gebeuren. Dat hij ook nog tijd vond om, al was het maar een half oor, te luisteren naar wat hij zoal draaide ‒ geen denken aan.
Hoe anders ging het er aan toe die ene keer bij Radio Donna. Daar zag ik een zekere Alexandra Potvin aan het werk. Zo’n fris Vlaams type, gezegend met een sensueel omfloerst stemgeluid. Gloedvol praatte ze naar de nieuwste single van Faith Hill toe, een schmierende ballade, waar ze al lipzingend helemaal in opging. Even later ging ik zelf plat voor Shackles (Praise You), die inmiddels gewezen hit van Mary Mary. Arrenbie, maar dan doordrenkt met gospel. En daar bleef het van de zomer niet bij, want ook de voormalige triphoppers van Morcheeba hadden kennelijk de geest gekregen. Wat begint als een schaamteloze pastiche van Texas ontvouwt zich tot een verheffende meezinger. Bij het horen van de openingszin You and me were meant to be walking free in harmony, mooi onschuldig gezongen door Skye Edwards, spits je gelijk al de oren. Dan valt met een onverwachte funky lick de muziek in, vervolgens krijg je voor het eerst dat pakkende refrein, daarna komen er smeuïge blazers bij en tussendoor word je nog vergast op een puntige gitaarsolo ook. Maar wat Rome Wasn’t Built In One Day helemaal af maakt, is de vrouwelijke achtergrondzang, die haast ongemerkt aanzwelt tot een pseudogospelkoor. Werkelijk uit de kunst.
Enfin, dit alles speelde van de zomer. Inmiddels zitten we weer midden in de donkere maanden, het regent al wekenlang schijnbaar elke dag en ook anderszins heeft de kladderadatsch genadeloos toegeslagen. Zo kan het gebeuren dat ik dit herfsttij al ik weet niet hoe vaak I See A Darkness heb gedraaid ‒ niet het origineel van Bonnie ‘Prince’ Billy, maar de versie van Johnny Cash, waarop hij trouwens wel meezingt. You know I have a drive to live, I won’t let go. But can you see its opposition comes rising up sometimes? That its dreadful imposition comes blacking in my mind? zingt hij met die grafdelversstem van hem. Naar verluidt had het niet veel gescheeld of hij was niet meer onder ons geweest, de man in het zwart. Aan zijn verzwakte en soms lispelige zang kun je inderdaad horen hoe gesloopt hij wel niet moet zijn. En dan toch het duister in durven kijken. Kom daar eens om bij die artistiekelingen van Radiohead.