In een kleedkamer van het Amsterdamse Concertgebouw zit Stephen Stills achter een vleugel de blues te spelen – met leren handschoenen aan. Als hij er na een tijdje genoeg van heeft, gaat hij languit op de grond liggen, een beetje in zichzelf giechelend. Hij oogt als een levend lijk. Luttele uren later wacht hem de wereldpremière van zijn groep Manassas.