Zomer
Tijdens de Summer Of Love was ik veertien – te oud om het niet mee te krijgen, te jong om het mee te beleven. Niet dat er in de binnenlanden van Limburg sprake was van zoiets exotisch als het hippiedom. Bij ons op het dorp liepen welgeteld twee van zulke typen rond, een nota bene samenhokkend stel uit Holland. Hoewel ze al ver in de twintig moeten zijn geweest, raakte ik op een dag met hem aan de praat. Uit hun huis schalde tot ontsteltenis van de omwonenden vaak keiharde muziek en ik liet me in het voorbijgaan toen ontvallen hoe goed ik een bepaalde plaat wel niet vond. Er ontspon zich een gesprek en op een gegeven moment nodigde hij me zelfs binnen, achterom door de keuken naar de kamers en suite, waar de overgordijnen aan de straatkant altijd gesloten bleven.
Het hele dorp sprak er schande van, want zonder inkijk zou er zich achter die ramen vast allerlei onwelvoeglijks afspelen. Maar nee, het was om een beter geluid te krijgen, zo legde hij uit. Wilde ik het horen? De hoge voorkamer bleek zo goed als leeg – op een versleten fauteuil, een stereo-installatie met enorme boxen en een imposante verzameling elpees na. Hij had ze allemaal, de platen die er echt toe deden volgens Hitweek, het ‘vakblad voor twieners’ waarvoor ik iedere week ruim tien kilometer heen en weer naar de stad fietste om het in de stationskiosk voor 38 cent aan te schaffen.
Ja, het was een mooie zomer, die Summer Of Love, meen ik mij te herinneren, al heb ik persoonlijk niets meegemaakt wat mij is bijgebleven. Maar laat het jaartal 1967 vallen en ik hoor steevast de triomfantelijke Marseillaise, zoals die werd geblazen als intro van All You Need Is Love, het mondiale volkslied van The Beatles, dat voor het eerst werd opgevoerd tijdens een wereldwijde televisie-uitzending met in het publiek Mick Jagger, Keith Richards, Marianne Faithfull, Eric Clapton, Keith Moon en tal van andere beroemde hippies in boeddhazit – en dat ik daar destijds met kloppend hart naar heb gekeken.
Wat mij vreemd genoeg bovenal levendig voor de geest staat: op zonovergoten zondagmiddagen in de tuin zitten luisteren naar de Fabulous Fifty, de nephitlijst van zeezender Radio 227. Zo hoorde ik op 4 juni op de transistor onder meer A Whiter Shade Of Pale van Procol Harum, Waterloo Sunset van The Kinks, Take Her Home van de Ro-d-Ys, When I Was Young van Eric Burdon & The Animals, Carrie Anne van The Hollies, Pictures Of Lily van The Who, Don’t Sleep In The Subway van Petula Clark, Then I Kissed Her van The Beach Boys, Paper Sun van Traffic, The Happening van The Supremes, Sweet Soul Music van Arthur Conley, Strange Brew van Cream, My Back Pages van The Byrds, The Wind Cries Mary van de Jimi Hendrix Experience, See Emily Play van Pink Foyd en, last but not least, het vergeten Windy van de Assocation, mijn stiekeme favoriet.
Alleen al bij het lezen van die titels weet ik weer dat ik mij eerder en later in mijn leven nooit zozeer ergens op heb verheugd als juist in die dagen. Want niets was al geweest, alles moest nog komen.