Waan

Mei 2014

Harry Rodger Webb, geboren 14 oktober 1940 te Lucknow, India. Alias Cliff Richard annex mijn eerste jeugidool. Belijdend katholiek, vandaar tegen seks voor het huwelijk, nimmer getrouwd, want nooit de ware ontmoet, puntje, puntje, puntje, vraagteken. Dat wist ik nog van vroeger. Inmiddels leeft de Rock Hudson van de popmuziek wie weet hoe lang al 'vriendschappelijk' samen met een uitgetreden priester, die en passant het zakelijk beheer voor zijn rekening neemt. Dit heb ik zojuist gegoogeld. Plus deze harde cijfers: 55 jaar in het vak, het recordaantal van 124 hits op zijn naam, goed voor ruim 51 jaar top veertig en een slordige 27 miljoen verkochte singles – en dat betreft dan enkel nog Groot-Brittannië, want om een klein voorbeeld te noemen: wereldwijd staat de teller op zo’n 150 miljoen 45-toerenplaatjes.

Vanwaar dit brokje trivialia opgehoest? Welnu, Sir Cliff stond medio mei met zijn nostalgia show voor pensionado’s in een niet tot de nok toe gevulde Ziggo Dome. Eind vorig jaar moest hij zelfs hoognodig overkomen voor een dagje interviews met de grote landelijke dagbladen teneinde de slome voorverkoop een oppepper te geven. Een krasse knar, aimabel en spraakzaam, de uitverkoren journalisten konden niet anders schrijven – zij het ook wel een heel klein beetje veel verongelijkt. “Bepaald scheutig met complimenten is de geschiedschrijving niet voor me geweest,” noteerde de Volkskrant, terwijl Metro optekende: “Wij slaagden er juist als eersten in een Europese draai aan die muziek te geven, het was echt iets anders dan die Amerikaanse sound.” Zo, dat konden ze allemaal mooi in hun zak steken.

Hoezo gesputter? Touché! Zoek zijn 40 Golden Greats maar op en luister eens naar mijn favoriete tiental: Move It, Travellin’ Light, Please Don’t Tease, Do You Want To Dance, It’ll Be Me, Bachelor Boy, Lucky Lips, Don’t Talk To Him, On The Beach, I Could Easily Fall (In Love With You). Geef dan ruiterlijk toe: wat een perfecte popliedjes eigenlijk en wat deed producer Norrie Paramor ze toch knisperig klinken, hoe scherp en tegelijk soepel speelden The Shadows wel niet en, eerlijk zeggen, kon die brave jongen zwierig zingen of niet?

“Vóór Cliff was niets in Engeland het aanhoren waard,” liet John Lennon zich ooit ontvallen. En Nick Lowe, evenmin de eerste de beste, voelt zich kennelijk niet te goed om Travellin’ Light nog eens dunnetjes over te doen, zo bleek deze maart in de Leeuwenberghkerk in Utrecht. “Daar gaan we toch zeker naar toe,” had ze zonder vraagteken gevraagd – als ze me niet alweer twintig maanden terug was omgevallen. Want meteen al vanaf Jesus Of Cool behoorde hij tot haar weinige muzikale helden, bij hem hoefde ze zich namelijk geen seconde te vervelen, die maakte tenminste nog pakkende popliedjes, die kon als geen ander rijmen en dichten zonder zijn hemd te lichten, die wist met de tong in een wang het relationele geploeter van de man met de vrouw zo harmonieus te bezingen – en eenmaal in de vijftig was hij bovendien helemaal haar type.

Mij zijn van die hoeveel door ons bijgewoonde optredens van hem er drie bijgebleven: dertig jaar terug in De Vrije Vloer in Utrecht met His Cowboy Outfit ten tijde van zijn Nederlandse toptienhit Half A Boy And Half A Man, tien jaar daarna in het van de winter tot Aziatische supermarkt getransformeerde Nighttown in Rotterdam met The Impossible Birds featuring Commander Cody & His Lost Planet Airmen-gitarist Bill Kirchen, en nog weer dertien jaar later in zijn dooie eentje op een zondagmiddag in de Paradiso in Amsterdam, inmiddels definitief flierefluiter af en every inch a gentleman. Gaan of niet gaan, dat was dus de vraag. Want alles wat jullie altijd samen plachten te ondernemen, kun je voortaan maar beter laten, zo had ik binnen de kortste keren begrepen. Uiteindelijk besloot ik het alsnog te doen – namens haar.

Hoe hard ik het ook wil, ik droom nooit over haar – nou ja, soms maakt ze een opmerking buiten beeld en af en toe meen ik haar ergens in de verte te ontwaren. Maar die maandagavond begin maart bij Nick Lowe in die ontzielde kerk, ik zweer het: als ik niet opzij keek, voelde ik haar naast mij zitten.