Vleugellam

Januari 2015

Of het hemzelf nou nooit was opgevallen hoe vaak hij er wel niet voor kiest om van een liedje een wals te maken, vroeg iemand hem laatst. Verrek, ja, nu je het zegt, reageerde hij haast betrapt. Maar waarom? Geen flauw idee. Ik wel, dacht ik tussen achthonderd anderen in Het Depot pal tegenover het station van Leuven, waar Jeff Tweedy die onwaarschijnlijk zachte novemberavond een concert naar mijn hart gaf. Want wil je melancholie niet larmoyant laten klinken, neem dan een zwierig walsje. Of schrijf een tekst waar iemand anders moeilijk een touw aan vast weet te knopen, dan kom je er net zo goed mee weg. En wat natuurlijk altijd kan: maak er gewoon zó’n meeslepend liedje van dat geen mens let op wat je precies zingt.

I don’t wanna be so understood, luidt het niet mis te verstaan aan het begin van Sukirae, zijn soloplaat uitgevoerd door een duo, zijnde hij op gitaren en toetsen en zijn oudste achter het drumstel. Driekwart van de twintig liedjes plus een trits covers brachten vader en zoon, geholpen door een schoolmaatje van junior, een jeugdvriend van senior en nog een muzikant uit diens netwerk. Die vier stonden in de zevende hemel te spelen, dat spreekt. En Jeff Tweedy zelf? Ach, die leeft sowieso zienderogen op zo gauw hij een gitaar omhangt.

De opener zette gelijk de toon: Nobody dies anymore, but don’t you think it’s never over? Geschreven voor zijn zus na de dood van hun broer, opgenomen vlak voordat bij zijn vrouw lymfeklierkanker aan het licht trad. De prognose is goed, heette het na de chemo, maar ja, de tijdbom zit evengoed in het lijf. Wat zou vreselijker zijn, zo vroeg ik me voor de zoveelste keer af: leven met de angst haar vandaag of morgen te verliezen of doorleven als de angst haar te verliezen van het ene op het andere moment wordt bewaarheid?

Enfin, na pakweg een uur verlieten zijn begeleiders het podium en kregen we een stief uurtje Jeff Tweedy de folkie, met vooral liedjes van zijn vehikel Wilco. I am trying to break your heart, but still I’d be lying if I said it wasn’t easy, zong hij als eerste, de opener van Yankee Hotel Foxtrot die eindigt met de verzekering: I’m the man who loves you. Werd vervolgd met mijn favoriet van Wilco (The Album), alweer zo’n onromantisch liefdesliedje: One wing will never ever fly, dear, neither yours nor mine, I fear, bezweert hij. We once belonged to a bird, we cast a shadow on this world. You were a blessing and I was a curse. I did my best not to make things worse for you. Geen speld tussen te krijgen, ja, zo zat het precies.

Dertien liedjes deed Jeff Tweedy in zijn eentje, daarna nog vier toegiften met zijn vijven, bedrieglijk opwekkend afsluitend met die door Wilco op muziek gezette tekst van oerfolkie Woody Guthrie: I’d give this world just to dream a dream with you on our bed of California stars. Na afloop kon ik mijn opgetogenheid niet op en dat zou weken zo blijven, geloof het of niet. Plus dat ik mij verlicht voelde, want gedeelde smart geldt nu eenmaal niet voor niets als halve smart. Wat popmuziek, die cultuurvorm voor de cultuurlozen, zoal niet vermag, zegt u dat wel, meneer. Tweehonderdvijftig euro kostte dat concert mij al met al, maar tweeëneenhalve maand na dato vind ik het nog steeds goud waard.